Dorigo c.s. voeren ter onderbouwing van de primaire vordering aan dat [gedaagde sub 3] als bestuurder van [gedaagde] en HVB in privé aansprakelijk is jegens Dorigo c.s. uit hoofde van onrechtmatige daad, op grond waarvan zij de door Dorigo c.s. geleden schade moet vergoeden. Zij heeft namelijk in 2008 met de door Dorigo Holding ter beschikking gestelde gelden, die door [gedaagde] waren doorgeleend aan HVB, de rekening-courantschuld van HVB aan haarzelf in privé afgelost voor een bedrag van € 145.640,-. Daarmee is het door Dorigo Holding aan [gedaagde] geleende bedrag niet, zoals afgesproken, gebruikt ter financiering van het groeiscenario van HVB, maar in het voordeel van [gedaagde sub 3]. Hierdoor bleven voor [handelsnaam] onvoldoende gelden over om de geprognotiseerde groei te realiseren en heeft de belastingadviseur van[gedaagden] in 2009 geadviseerd [handelsnaam] te liquideren.
[gedaagde sub 3] heeft Dorigo c.s. voor het aangaan van de participatieovereenkomst onjuist en onvolledig voorgelicht. Achteraf bleek Dorigo c.s. dat het geprognotiseerde groeiscenario van HVB niet was gebaseerd op de werkelijke waarde en financiële positie van HVB.
[gedaagde sub 3] moet dit geweten hebben. [gedaagde sub 3] wist of had moeten weten dat [gedaagde] en/of HVB de participatieovereenkomst niet zou kunnen nakomen en de door Dorigo c.s. geleende gelden niet zou kunnen terugbetalen, omdat de prognose van de groei van HVB was gebaseerd op cijfers die niet overeenkwamen met de werkelijkheid.
Subsidiair voeren Dorigo c.s. aan dat sprake is van bedrog, meer subsidiair dwaling en nog meer subsidiair beogen Dorigo c.s. ontbinding van de Participatieovereenkomst wegens niet nakoming van die overeenkomst, dan wel hebben zij de overeenkomst bij brief van 1 december 2011 rechtsgeldig opgezegd en hebben zij uit dien hoofde recht op terugbetaling van de uitgeleende gelden.
Dorigo c.s. voeren daartoe gelijkluidende feitelijke grondslagen aan, te weten dat zij door [gedaagden] bewust onjuist en onvolledig zijn voorgelicht over de werkelijke waarde van de onderneming [handelsnaam] en de groeipotenties. De waardering van de goodwill van HVB van € 475.000,- is gebaseerd op het door [gedaagden] ingeschakelde kantoor Hutchison & Partners, welke waardering is geschied in overleg met de belastingadviseur van [gedaagden] In de jaarrekening van 2007, die Dorigo pas in 2009 onder ogen kreeg, is echter geen waarde toegekend aan de deelneming in HVB. De waarde van de aandelen van [gedaagde] in HVB blijkt zelfs negatief te zijn, waardoor na de inbreng van HVB een vordering van HVB op [gedaagde] is ontstaan die eind 2007 € 120.319,- bedroeg. Hieruit blijkt dat HVB helemaal geen goodwill had, althans was de waarde van HVB lager dan Dorigo c.s. op grond van de verstrekte informatie bij het aangaan van de overeenkomst mochten verwachten.
Daarmee is volgens Dorigo c.s. de grond gegeven voor vernietiging van de overeenkomst op grond van bedrog of dwaling, dan wel ontbinding van de overeenkomst wegens niet nakoming.