ECLI:NL:RBGEL:2014:1641

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 maart 2014
Publicatiedatum
12 maart 2014
Zaaknummer
05/720153-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en bedreiging met een mes in Nijmegen

Op 12 maart 2014 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en bedreiging met een mes. De zaak vond plaats in Arnhem, met zittingen op 28 juni 2013 en 26 februari 2014. De verdachte werd verweten dat hij op 17 maart 2013 in Nijmegen een ander met een mes had gestoken, met de intentie om deze persoon te doden of ernstig letsel toe te brengen. Daarnaast werd hem verweten dat hij de benadeelde had bedreigd door een mes op korte afstand voor hem te houden en daarbij dreigende woorden te uiten.

Tijdens de zitting heeft de verdediging vrijspraak bepleit, omdat de verklaringen van getuigen inconsistent zouden zijn. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaringen van de getuigen in onderlinge samenhang consistent waren en dat de verdachte inderdaad een stekende beweging had gemaakt met het mes, waardoor de benadeelde in zijn arm was geraakt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag, maar achtte de poging tot zware mishandeling wel bewezen, omdat de verdachte bewust de kans op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel had aanvaard.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 287 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De benadeelde partij, die zich had gevoegd in het strafproces voor schadevergoeding, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de rechtbank oordeelde dat de schade onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720153-13
Data zittingen : 28 juni 2013 en 26 februari 2014
Datum uitspraak : 12 maart 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :[verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. P.H.W.M. Roelofs, advocaat te Nijmegen.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Aan verdachte is verweten dat hij een ander met een mes heeft gestoken en daardoor heeft getracht deze persoon te doden dan wel ernstig letsel toe te brengen. Ten tweede wordt verdachte verweten dat hij dezelfde persoon heeft bedreigd door een mes op korte afstand voor hem te houden en daarbij de woorden heeft geuit: “Ik maak je dood”/”I will kill you”.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 26 februari 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. P.H.W.M. Roelofs, advocaat te Nijmegen.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd:
 [benadeelde].
De officier van justitie heeft de veroordeling van verdachte gevorderd voor het toebrengen van ernstig letsel.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [2]
Ten aanzien van feit 1:
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, nu de verklaringen van de getuigen [getuige] en [benadeelde] inconsistent en onbetrouwbaar zijn en het onvoldoende duidelijk is of het verdachte is geweest die door een steekbeweging [benadeelde] in zijn arm heeft geraakt. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat er geen sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet.
De rechtbank overweegt dat verdachte heeft verklaard dat hij een mes heeft gepakt. [benadeelde] en [getuige] hebben bij de politie en bij de rechter-commissaris consistent verklaard over de omstandigheid dat alleen verdachte een mes in zijn hand heeft gehad en dat verdachte daarmee een stekende beweging heeft gemaakt waardoor [benadeelde] is geraakt. Deze verklaringen in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank op essentiële onderdelen consistent en zij acht bewezen dat verdachte een stekende beweging heeft gemaakt en [benadeelde] daarbij in zijn arm heeft geraakt.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat door het handelen van verdachte een aanmerkelijke kans is ontstaan op het intreden van de dood van [benadeelde]. De rechtbank zal verdachte dus van het onder 1 primair tenlastegelegde feit vrijspreken.
Wel acht de rechtbank op grond van de voornoemde verklaringen het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit bewezen. Nu verdachte een mes heeft gepakt en daarmee gedurende een worsteling dan wel vechtpartij een stekende beweging heeft gemaakt, is de rechtbank van oordeel dat verdachte daarmee bewust de aanmerkelijke kans op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. Nu de steekwond aan de arm van [benadeelde] naar het oordeel van de rechtbank geen zwaar lichamelijk letsel oplevert, zal de rechtbank bewezen achten dat het gaat om een poging tot zware mishandeling.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
op 17 maart 2013 te Nijmegen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk eenmaal, met een mes, in het lichaam van die [benadeelde] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten aanzien van feit 2:
De verdediging heeft zich op het standpunt dat niet kan worden bewezen dat verdachte de woorden “I will kill you” heeft gebruikt.
Gelet op de verklaring van verdachte dat hij deze woorden niet heeft gebruikt en de verklaring van getuige [getuige] d.d. 22 maart 2013 dat zij zich niets van een letterlijke bedreiging kan herinneren, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het toevoegen van de woorden “Ik maak je dood/I will kill you”.
Op grond van de verklaring van [benadeelde], de verklaring van getuige [getuige] en de verklaring van verdachte dat hij een mes heeft gepakt en dat hij zou hebben gezegd “Wil je vechten?”, acht de rechtbank bewezen dat verdachte een mes heeft gepakt en dit vervolgens op een korte afstand en op een dreigende wijze heeft vastgehouden.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
op 17 maart 2013 te Nijmegen [benadeelde] heeft bedreigd met zware mishandeling, hierin
bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend op korte afstand van die [benadeelde] een mes heeft gepakt en vervolgens dit mes op een voor die [benadeelde] duidelijk zichtbare dreigende wijze heeft vastgehouden.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Poging tot zware mishandeling
Ten aanzien van feit 2:
Bedreiging met zware mishandeling.
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een behandelverplichting bij Kairos of een soortgelijke instelling, een behandelverplichting bij IrisZorg of een soortgelijke instelling, begeleiding of training door organisaties voor maatschappelijke ontwikkeling en vorming op de gebieden wonen, werk of financiën, een korte leefstijltraining en een locatieverbod voor de [adres].
Ten aanzien van het beslag vordert de officier van justitie dat de kleding wordt teruggegeven aan de beslagene en de messen worden onttrokken aan het verkeer.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte reeds een behoorlijke periode in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarbij de schade door het tenlastegelegde beperkt is gebleven. Ten slotte is verdachte bereid aan een eventuele begeleiding dan wel behandeling mee te werken. De verdediging heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot het beslag.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 28 mei 2013; en
 een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 7 mei 2013, betreffende verdachte;
 een aanvulling op de voorlichtingsrapportage d.d. 7 mei 2013 van Reclassering Nederland d.d. 26 juni 2013;
 een psychologische rapportage van mr. drs. [psycholoog], psycholoog, gedateerd 25 juni 2013.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot het toebrengen van ernstig letsel door met een mes een stekende beweging te maken in het lichaam van [benadeelde]. Door deze stekende beweging is bij [benadeelde] een steekwond aan zijn arm ontstaan. Nu verdachte deze stekende beweging in een worsteling dan wel tijdens een vechtpartij heeft gemaakt, had er nog veel ernstiger letsel kunnen ontstaan. Dit rekent de rechtbank verdachte daarom ook aan.
De rechtbank houdt er ook rekening mee dat [benadeelde] onnodig veel geweld jegens verdachte heeft gebruikt, waardoor hij letsel en pijn bij verdachte heeft toegebracht.
Vervolgens acht de rechtbank van belang dat verdachte hulp heeft gezocht bij Inter-lokaal. Deze instelling biedt verdachte huisvestiging en hulp bij het regelen van dagelijkse zaken. Deze omstandigheid in onderlinge samenhang met de constatering van de psycholoog dat er geen verband is geconstateerd tussen de gediagnosticeerde psychische problematiek en de feiten, zal de rechtbank geen bijzondere voorwaarden aan de straf verbinden.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf passend is, waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk zal zijn aan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten 107 dagen. De rechtbank zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf op leggen voor de duur van 287 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte reeds heeft vastgezeten.
Voor het beslag:
De na te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn voorwerpen met behulp waarvan een of meer van de feiten zijn begaan. Zij behoren toe aan een derde, namelijk [getuige]. De rechtbank zal deze voorwerpen verbeurd verklaren.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat de na te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, moeten worden teruggegeven aan de rechthebbenden.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit. Ter terechtzitting heeft de raadsman van de benadeelde partij de vordering aangepast tot een bedrag van € 15.910,37, met het subsidiair verzoek om het oorspronkelijk gevorderde bedrag ter hoogte van € 12.606,17 toe te wijzen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, aangezien vrijspraak is bepleit. Subsidiair is de verdediging van mening dat de vordering ten behoeve van de kosten voor het consult kan worden toegewezen en voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu deze vordering onvoldoende is onderbouwd. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat [benadeelde] veel geweld heeft gebruikt richting verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de kosten met betrekking tot het loon en de inkomstenterugval is de rechtbank van oordeel dat deze kosten onvoldoende zijn onderbouwd. Voorts acht de rechtbank aannemelijk geworden dat [benadeelde] in aanzienlijke mate onnodig geweld heeft gebruikt jegens verdachte waardoor ook aan verdachte pijn en letsel is toegebracht. Gelet op deze omstandigheid is de rechtbank van oordeel dat zij niet op eenvoudige wijze kan vaststellen op welke manier de schade dient te worden verdeeld. Naar het oordeel van de rechtbank vergt behandeling van de civiele vordering een nader onderzoek naar de grondslag daarvan en het daartegen ingebrachte verweer. Een dergelijke behandeling betekent echter een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24, 27, 33, 33a, 45, 285, 302 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 287 (tweehonderd zevenentachtig) dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 180 (honderdtachtig) dagen niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voor het beslag:
Verklaart verbeurdde inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
2 messen, PL081A-2013025086-297437.
Beveelt de teruggavevan de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, aan de rechthebbende, te weten:
  • 2 sokken, goednummer: PL081A-2013025086-297446;
  • 1 shirt, goednummer: PL081A-2013025086-297447;
  • 1 broek, goednummer: PL081A-2013025086-297448;
  • 1 broek, goednummer: PL081Z-2013025086-297441;
  • 1 shirt, goednummer: PL081Z-2013025086-297442;
  • 1 jas, goednummer: PL081Z-2013025086-297443.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. M.G.J. Post (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. R.M. Maanicus, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.T.P.J. Damen, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 maart 2014.
BIJLAGE Ι:
1.
hij op of omstreeks 17 maart 2013 te Nijmegen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [benadeelde] van het leven te beroven, opzettelijk met een mes, althans een soortgelijk scherp voorwerp, meermalen, althans eenmaal tegen/op/in en/of in de richting
van het lichaam en/of het gezicht van die [benadeelde] heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 17 maart 2013 te Nijmegen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een soortgelijk voorwerp, tegen/op/in
het lichaam en/of het gezicht van die [benadeelde] heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 17 maart 2013 te Nijmegen [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend op (zeer) korte afstand van die [benadeelde] een mes, althans een soortgelijk scherp voorwerp, heeft gepakt en/of (vervolgens) dit mes op een voor die [benadeelde] duidelijk zichtbare dreigende wijze heeft vastgehouden/getoond en/of (daarbij) voornoemde [benadeelde] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Ik maak je dood/I will kill you", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
BIJLAGE ІІ:
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
Het bewijs is terug te vinden in:
  • het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Zuid, district stad Nijmegen, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL081N 2013025838, gesloten op 20 april 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld;
  • Het NFI-rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek d.d. 29 mei 2013 met bijlage;
  • Het NFI-rapport onderzoek naar de aanwezigheid van dactyloscopische sporen d.d. 20 juni 2013
  • Het NFI-rapport aanvullend onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek d.d. 25 juni 2013;
  • Een verklaring van de heer [betrokkene 1], gevoegd aan een brief van de raadsman d.d. 26 juni 2013;
  • Het proces-verbaal getuigenverhoor [benadeelde], d.d. 9 december 2013;
  • Het proces-verbaal getuigenverhoor [getuige], d.d. 28 januari 2014.
De bewijsmiddelen zijn, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ten aanzien van feit 1:
De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 28 juni 2013:
Ik rende naar de keuken en pakte een voorwerp van het aanrecht. Dit was blijkbaar een mes. (…) Als [benadeelde] een snijwond heeft, moet dit in de worsteling zijn gebeurd.
Het proces-verbaal getuigenverhoor [benadeelde] d.d. 9 december 2013, p. 2:
[verdachte] lag eerst op de bank, voordat hij op stond. (…) Uit de keuken pakte hij een mes. (…) Ik probeerde het mes weg te halen, maar dat lukte niet. Ik weet niet op welk moment het is gebeurd, maar plotseling besefte ik dat ik was geraakt met het mes. (…)Het klopt dat ik een wond had aan mijn onderarm. Ik heb het mes niet aangeraakt.
Het proces-verbaal getuigenverhoor [getuige] d.d. 28 januari 2014, p. 1 en 2:
[verdachte] schoot langs [benadeelde] naar de keuken en pakte daar een mes (…) Ik heb [verdachte] van achter vastgepakt om het mes omhoog te houden, maar hij was te sterk. Toen maakte hij een steekbeweging naar [benadeelde] .
Het proces-verbaal aangifte [benadeelde], p. 22:
[verdachte] pakte een mes uit de keukenlade. (…)Hij had het mes in zijn rechterhand. Ik begon te bloeden aan mijn rechter onderarm. (…) Hij miste mijn buik/borst nog maar net. (…) Toen ik het mes wilde afpakken zag ik dat [verdachte] een stekende beweging maakte in de richting van mijn buik/borst, maar omdat ik dit afweerde raakte hij mijn onderarm.
Een geneeskundige verklaring d.d. 8 april 2013, p. 29:
[benadeelde] (…) steekwond aan de rechtse onderarm.
Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige], p. 34-35:
Ik zag dat [verdachte] uit de keukenla een mes pakte. (…) In de tijd dat [verdachte] en [benadeelde] op de grond vielen zag ik wel dat [verdachte] een stekende beweging maakte richting [benadeelde]. (…) Nadat [benadeelde] van [verdachte] is afgestapt, zag ik dat [benadeelde] aan zijn bovenarm was gestoken. (…) Ik weet 100 procent zeker dat [benadeelde] geen mes in zijn handen heeft gehad.
Ten aanzien van feit 2:
De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 28 juni 2013:
Op 17 maart 2013 wist ik niet dat [benadeelde] ook in de woning van [betrokkene 2] aanwezig was. (…) Ik rende naar de keuken en pakte een voorwerp van het aanrecht. Dit was blijkbaar een mes. (…)
Het enige wat ik heb gezegd is of hij wilde vechten (…).
Het proces-verbaal getuigenverhoor [benadeelde] d.d. 9 december 2013, p. 2:
[verdachte] lag eerst op de bank, voordat hij op stond. (…) Uit de keuken pakte hij een mes. (…) De afstand tussen ons was ongeveer twee meter.
Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige], p. 40:
Ik zag dat [verdachte] een mes pakte uit de keukenla. Op het moment dat [verdachte] zei “Wil je vechten” bevonden [verdachte], [benadeelde] en ik ons in de woonkamer van mijn woning in Nijmegen. [verdachte] begon [benadeelde] met een mes te bedreigen.

Voetnoten

1.In bijlage Ι is de tenlastelegging opgenomen.
2.In bijlage ΙІ zijn de bewijsmiddelen opgenomen.