Op 12 maart 2014 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en bedreiging met een mes. De zaak vond plaats in Arnhem, met zittingen op 28 juni 2013 en 26 februari 2014. De verdachte werd verweten dat hij op 17 maart 2013 in Nijmegen een ander met een mes had gestoken, met de intentie om deze persoon te doden of ernstig letsel toe te brengen. Daarnaast werd hem verweten dat hij de benadeelde had bedreigd door een mes op korte afstand voor hem te houden en daarbij dreigende woorden te uiten.
Tijdens de zitting heeft de verdediging vrijspraak bepleit, omdat de verklaringen van getuigen inconsistent zouden zijn. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaringen van de getuigen in onderlinge samenhang consistent waren en dat de verdachte inderdaad een stekende beweging had gemaakt met het mes, waardoor de benadeelde in zijn arm was geraakt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag, maar achtte de poging tot zware mishandeling wel bewezen, omdat de verdachte bewust de kans op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel had aanvaard.
De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 287 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De benadeelde partij, die zich had gevoegd in het strafproces voor schadevergoeding, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de rechtbank oordeelde dat de schade onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten bij het bepalen van de straf.