ECLI:NL:RBGEL:2014:1634

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 februari 2014
Publicatiedatum
12 maart 2014
Zaaknummer
250644
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentiële vordering tot betaling van voorschot op schadevergoeding na verkeersongeval

In deze zaak vordert eiser, [eiser], op basis van artikel 223 Rv dat Greenval Insurance Company Limited wordt veroordeeld tot betaling van een voorschot op de door hem geleden schade. De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, heeft op 19 februari 2014 uitspraak gedaan in het incident. Eiser was betrokken bij een verkeersongeval op 10 november 2009, waarbij hij werd aangereden door een leaseauto van Arval B.V., die op dat moment verzekerd was door Greenval. Eiser, die voor het ongeval als magazijnmedewerker werkte, is inmiddels volledig arbeidsongeschikt. Greenval heeft eerder aansprakelijkheid erkend en een bedrag van € 16.500,00 aan eiser bevoorschot.

Eiser vordert nu een aanvullend voorschot van € 50.000,00, omdat hij in afwachting van de bodemprocedure behoefte heeft aan financiële ondersteuning. Greenval heeft verweer gevoerd en betwist het causale verband tussen het ongeval en de gevorderde schade. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gevorderde voorziening niet voldoet aan de maatstaf voor toewijzing, omdat het causale verband tussen het ongeval en de gevorderde schade op verschillende punten wordt betwist. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende aannemelijkheid is dat het gevorderde bedrag in de hoofdzaak zondermeer toewijsbaar zal zijn.

Daarom heeft de rechtbank de incidentele vordering afgewezen en eiser veroordeeld in de proceskosten van het incident, die aan de zijde van Greenval zijn begroot op € 894,00. De hoofdzaak is doorgehaald, wat betekent dat deze niet verder wordt behandeld op dat moment.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/250644 / HA ZA 13-627
Vonnis in incident van 19 februari 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. J. van Andel,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
GREENVAL INSURANCE COMPANY LIMITED,
gevestigd te Dublin (Ierland),
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. B.L.G. Moolhuijsen.
Partijen zullen hierna [eiser] en Greenval genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 27 november 2013,
  • de aanvullende producties van [eiser],
  • de akte houdende wijziging van eis c.q. verzoek om voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv van [eiser],
  • de antwoordakte wijziging van eis en conclusie van antwoord in het incident van Greenval,
  • het verkorte proces-verbaal van de comparitie van partijen van 23 januari 2014 waarin is vastgelegd dat op verzoek van partijen de hoofdzaak heden zal worden doorgehaald.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De feiten (voor zover van belang voor de beoordeling van de incidentele vordering)
2.1.
[eiser] is op 10 november 2009 betrokken geweest bij een verkeersongeval op het kruispunt Randweg – Prinses Beatrixweg te Geldermalsen. [eiser], rijdend in zijn auto, werd aangereden door een leaseauto die in eigendom toebehoort aan Arval B.V. Greenval was ten tijde het ongeval de verzekeraar van Arval B.V.
2.2.
[eiser] was voor het ongeval werkzaam als magazijnmedewerker bij Albert Heijn B.V. Hij verrichte daar in verband met reeds aanwezige lichamelijke klachten aangepast werk. Thans is [eiser] volledig arbeidsongeschikt.
2.3.
Greenval heeft op 15 februari 2010 aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend. In totaal heeft Greenval aan [eiser] € 16.500,00 bevoorschot.

3.De vordering in het incident

3.1.
[eiser] vordert op de voet van artikel 223 Rv Greenval te veroordelen tot betaling van een voorschot op de door hem geleden schade van € 50.000,00, althans een bedrag van € 25.000,00, althans een zodanig (hoger of lager) bedrag als de rechtbank zal bepalen, met veroordeling van Greenval in de kosten van het incident.
3.2.
[eiser] legt aan zijn incidentele vordering ten grondslag dat hij in afwachting van de bodemprocedure (waarin hij een schadevergoeding vordert van € 292.245,00) behoefte heeft aan een nader voorshot, nu de bodemprocedure waarschijnlijk lang gaat duren en hij door het ongeval te maken heeft met een grote inkomensterugval.
3.3.
Greenval heeft verweer gevoerd.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
[eiser] heeft voldoende processueel belang bij de incidentele vordering. De gevraagde voorlopige voorziening hangt immers samen met de hoofdvordering en is gericht op een voorziening die in beginsel voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kan worden gegeven. Derhalve moet worden beoordeeld of een afweging van de materiële belangen van partijen de gevorderde ordemaatregel rechtvaardigt. Bij een voorziening in de vorm van betaling van een geldsom is dat in verband met het restitutierisico meestal alleen het geval indien de vordering tot het beloop van het gevorderde voorschot reeds voldoende vaststaat dan wel op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde voorziening niet aan de hiervoor genoemde maatstaf voldoet. Uit het gevoerde partijdebat volgt dat het causale verband tussen het ongeval en de gevorderde schade op diverse punten gemotiveerd wordt betwist. Zo heeft Greenval gewezen op pre-existente klachten van [eiser] en is volgens Greenval sprake van predispositie. Daarnaast zijn [eiser] na het ongeval nog een tweetal incidenten overkomen die mogelijk het causaal verband hebben doorbroken, aldus Greenval. Greenval heeft daarnaast gemotiveerd bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de gevorderde schadeposten en heeft ten slotte gewezen op de voorschotten die reeds zijn voldaan. Met het oog op het voorgaande zijn partijen ter comparitie overeengekomen dat zij gezamenlijk een deskundige zullen aanzoeken voor het vaststellen van de gevolgen van het ongeval. Gelet op het voorgaande is het thans onvoldoende aannemelijk dat het provisioneel gevorderde bedrag in de hoofdzaak zondermeer toewijsbaar zal zijn. Daarop stuit de incidentele vordering af.
4.3.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van het incident, aan de zijde van Greenval tot op heden begroot op € 894,00,
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.4.
de zaak wordt heden doorgehaald.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2014.
Cc: AB