In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Gelderland op 19 februari 2014, staat de curator, mr. Carla Adelheid Maria Nijhuis, centraal in haar vordering tegen [gedaagde], die als indirect bestuurder van de failliete vennootschappen Beijer Logistics B.V., Tessem B.V. en BLT B.V. wordt beschuldigd van kennelijk onbehoorlijk bestuur. De curator stelt dat [gedaagde] zijn taken als bestuurder niet naar behoren heeft vervuld, wat heeft bijgedragen aan de faillissementen van de betrokken vennootschappen. De rechtbank onderzoekt de feiten en omstandigheden rondom de faillissementen, waaronder de overdracht van klanten en opdrachten aan een concurrent, en de terughaalacties van leasemaatschappijen die de bedrijfsvoering van Beijer Logistics ernstig hebben verstoord.
De rechtbank concludeert dat [gedaagde] zijn taak als bestuurder kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld, wat een belangrijke oorzaak is van het faillissement van Beijer Logistics. De curator vordert ook een verklaring voor recht dat [gedaagde] zijn taak als bestuurder van Tessem en BLT kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld, maar de rechtbank oordeelt dat de curator niet voldoende heeft aangetoond dat dit ook een belangrijke oorzaak van de faillissementen is geweest. De rechtbank wijst de vorderingen van de curator voor Tessem en BLT af, maar kent wel een voorschot toe op de vordering van Beijer Logistics.
De zaak illustreert de verantwoordelijkheden van bestuurders in faillissementssituaties en de gevolgen van onbehoorlijk bestuur. De rechtbank benadrukt dat een redelijk denkend bestuurder in vergelijkbare omstandigheden anders zou hebben gehandeld, en dat het nalaten van [gedaagde] om adequaat te reageren op de signalen van naderend faillissement heeft geleid tot de verslechterde situatie van de vennootschappen.