ECLI:NL:RBGEL:2014:1628

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 maart 2014
Publicatiedatum
12 maart 2014
Zaaknummer
06/850893-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepkwekerij in Groenlo: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

Op 22 juni 2012 werd in een pand in Groenlo een hennepkwekerij aangetroffen. De medeverdachte bekende betrokkenheid bij het telen van hennep en werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een werkstraf van 120 uur. De rechtbank legde hem ook de verplichting op om € 21.050,00 aan de Staat te betalen, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel. De broers, die als verdachten werden aangemerkt, gaven geen verklaringen over hun rol in de kwekerij. Op basis van de verklaringen van de medeverdachten werden zij veroordeeld voor het medeplegen van het telen van hennep. De rechtbank legde hen beiden een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op, naast een werkstraf van 240 uur. Het wederrechtelijk voordeel van beide broers werd geschat op € 509.517,44, gelijk verdeeld, wat resulteerde in een betalingsverplichting van € 254.785,72 aan de Staat.

De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, deed uitspraak op 12 maart 2014 in de zaak met parketnummer 06/850893-12. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk telen van hennep en het wegnemen van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor het telen van hennep overtuigend was, terwijl de verdachte voor het tweede feit werd vrijgesproken. De rechtbank overwoog dat de verdachte en zijn medeverdachten een professioneel ingerichte kwekerij runden, wat leidde tot aanzienlijke financiële voordelen. De rechtbank hield rekening met het blanco strafblad van de verdachte en het tijdsverloop in de zaak bij het bepalen van de straf. Uiteindelijk werd een werkstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, met een proeftijd van twee jaar.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850893-12
Uitspraak d.d.: 12 maart 2014
tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres 1].
Raadsvrouw: mr. D. Greven, advocaat te Enschede.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
27 november 2013 en 26 februari 2014.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 november 2011 tot en met 22 juni 2012 te Groenlo, gemeente Oost Gelre, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2]) een
hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1008 hennepplanten en/of 1,3 kg henneptoppen, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid
van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 1008 hennepplanten en/of 1,3 kg henneptoppen, althans meer dan 200 hennepplanten);
art 11 lid 3 en lid 5 Opiumwet
art 3 ahf/ond D Opiumwet
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 november 2011 tot en met 22 juni 2012 te Groenlo, gemeente Oost Gelre tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Naar aanleiding van een melding over de mogelijke aanwezigheid van een hennepkwekerij is op 22 juni 2012 onderzoek gedaan op het perceel [adres 2] in Groenlo, waarbij inderdaad een hennepkwekerij is aangetroffen.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het als feit 1 ten laste gelegde. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen verder opgesomd en toegelicht. Van feit 2 moet verdachte worden vrijgesproken, aldus de officier van justitie.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het in de tenlastelegging bij feit 1 genoemde aantal planten niet kan worden bewezen. Er kunnen maximaal 854 planten zijn aangetroffen, aldus de raadsvrouw.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor feit 2. De benodigde stroom werd verkregen door middel van een aggregaat. De geconstateerde schroeiplek bij de meter is veroorzaakt door overbelasting van machines van de vetsmelterij die eerder in het pand gevestigd was. Dat heeft ook te gelden voor de omstandigheid dat de telwerkcijfers niet meer in een lijn staan. Enkel de aangetroffen niet-originele ijkzegels zijn onvoldoende om tot bewezenverklaring te komen.
Beoordeling door de rechtbank
Op 22 juni 2012 is onderzoek verricht in het bedrijfspand aan het [adres 2] in Groenlo. [2] In het pand was een scheidingswand aanwezig en de kwekerij bevond zich in het achterste gedeelte. De kwekerij bestond uit een drietal ruimtes, nader aangeduid als A, B en C. In ruimte A, 4,5 meter bij 9 meter groot, bevonden zich 233 hennepplanten met een hoogte van ongeveer veertig tot vijftig centimeter. In ruimte B, 8 meter bij 5 meter groot, bevonden zich 310 hennepplanten, met een hoogte van ongeveer zeventig tot tachtig centimeter. In ruimte C, 9 meter bij 6 meter, bevonden zich 465 hennepplanten, van ongeveer honderd tot honderdtwintig centimeter hoog. Van één van de twee kweekbakken in deze ruimte was een gedeelte, ongeveer 200 planten, reeds geoogst. De henneptoppen lagen te drogen op een drietal droogrekken en het totaal gewicht van de aangetroffen henneptoppen bleek 1,3 kilogram te zijn.
Verbalisant heeft aanwijzingen gevonden voor eerdere oogsten [3] . Dit bleek onder meer uit houten planken waarmee de kweekbakken waren afgetimmerd, de zwarte koolstoffilters en het stof op de armaturen. Daarnaast werden in een kamer direct naast de kwekerij acht ‘groene afvalcontainers’ aangetroffen, die allemaal gevuld waren met hennepresten.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben de inhoud van enkele sealbags onderzocht [4] . De inhoud is getest met de cannabistest op de aanwezigheden van thc en verbalisanten zagen een positief testresultaat.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben de volgende verklaringen afgelegd over de kwekerij.
[medeverdachte 3] is op 22 juni 2012 in de kwekerij aangetroffen. Hij heeft verklaard [5] dat hij in oktober of november 2011 is benaderd met de vraag of hij henneptoppen wilde knippen. Medio november 2011 is hij daadwerkelijk gaan knippen, samen met [medeverdachte 1]. [medeverdachte 2] en [verdachte] waren verantwoordelijk voor de kwekerij, aldus [medeverdachte 3]. In het begin kreeg [medeverdachte 3] betaald van [medeverdachte 2], later van [verdachte]. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] waren de knippers. [verdachte] hield de kwekerij bij en regelde alles, [medeverdachte 2] had ongeveer dezelfde rol als [verdachte]. [medeverdachte 3] heeft zelf een aantal keer de planten verzorgd en ze water gegeven. Hij deed dit in opdracht van [verdachte]. Ook het opnieuw inplanten deed hij, samen met [medeverdachte 1], in opdracht van [verdachte]. Verder heeft [medeverdachte 3] verklaard [6] gedurende een half jaar iets van vijf oogsten te hebben meegemaakt.
[medeverdachte 1] was op 22 juni 2012 eveneens in de kwekerij aanwezig. Hij heeft verklaard [7] dat [verdachte] en [medeverdachte 2] hem twee of drie jaar geleden gezamenlijk hebben verzocht om een hennepkwekerij te starten en hem hebben gevraagd of hij wilde meewerken met het knippen van de planten. [verdachte] heeft de kwekerij ingericht, hij is de technische man [8] . [medeverdachte 2] heeft geholpen met de inrichting. [medeverdachte 1] was vanaf het begin bij de kwekerij betrokken [9] . Hij knipte ongeveer een keer in de drie maanden, in eerste instantie samen met [verdachte] en [medeverdachte 2], later met [medeverdachte 3], die ook samen met [verdachte] de planten verzorgde. [medeverdachte 3] ging iedere dag bij de planten kijken. [verdachte] bracht de gedroogde planten weg en regelde nieuwe stekjes. Hij regelde alles omtrent de kwekerij en deelde het geld met [medeverdachte 2], aldus [medeverdachte 1].
In het begin kreeg hij betaald door [verdachte], later door [medeverdachte 3], die het geld van [verdachte] had gekregen.
[medeverdachte 2] heeft verklaard [10] niet te ontkennen iets met de zaak te maken te hebben.
[verdachte] heeft verklaard [11] dat hij en zijn broer betrokken zijn bij deze zaak en er meer van afweten.
Ten aanzien van feit 1 overweegt de rechtbank als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend worden bewezen dat in de periode van 1 november 2011 tot en met 22 juni 2012 een hennepkwekerij gevestigd was in het pand aan het [adres 2] in Groenlo. Volgens het proces-verbaal van bevindingen, zoals dat hierboven is aangehaald, zijn op 22 juni 2012 in totaal 1008 (233 + 310 + 465) planten aangetroffen. Dat van ongeveer 200 planten de toppen waren afgeknipt, maakt dit niet anders. De rechtbank verwijst hierbij ook naar de Ruimlijst hennep waarop is aangegeven dat 233 + 310 + 465 planten zijn geruimd [12] . Het verweer van de raadsvrouw dat maximaal 854 planten kunnen zijn aangetroffen, gaat uit van de redenering dat 1300 gram aangetroffen hennep nooit afkomstig kan zijn van de 200 “net geoogste planten”, maar van slechts 46 planten, zodat het niet anders kan dan dat het aantal van 200 getelde planten onjuist is. Aan dit betoog ligt echter ten grondslag het standpunt dat álle van de 200 net-geknipte planten afkomstige hennep op dat moment daar lag te drogen, maar dit is slechts een veronderstelling. De rechtbank acht dit in ieder geval niet zo aannemelijk dat op basis daarvan gezegd moet worden dat de getwijfeld moet worden aan de juistheid van de telling van de verbalisanten. De rechtbank volgt de raadsvrouw dan ook niet in het betoog dat maar maximaal 854 planten kunnen zijn aangetroffen op 22 juni 2012. Naast het genoemde aantal planten is 1,3 kilo henneptoppen aangetroffen, zoals vermeld in eerdergenoemd proces-verbaal en het proces-verbaal Opiumwet.
De rechtbank overweegt dat verdachte heeft bekend betrokken te zijn geweest bij de hennepkwekerij. Hij heeft zelf geen verklaringen afgelegd over zijn exacte rol binnen het geheel zodat de rechtbank daarvoor is aangewezen op de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3]. Uit die verklaringen komt naar het oordeel van de rechtbank het beeld naar voren van een goed functionerende organisatie en een professioneel ingerichte kwekerij. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] waren verantwoordelijk voor het knippen van de planten en het opnieuw plaatsen van stekjes. [medeverdachte 3] zorgde daarnaast ook wel eens voor de planten. Over verdachte hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] verklaard dat hij en zijn broer de eigenaren van de kwekerij waren. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, zijn broer, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] dat van medeplegen door verdachte kan worden gesproken.
Met betrekking tot feit 2 is de rechtbank van oordeel dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Hierbij is van belang dat door de medewerker van Liander niet kon worden vastgesteld of er met de meter gefraudeerd was ten behoeve van de aangetroffen hennepkwekerij, nu deze ten tijde van het aantreffen middels een aggregaat werd voorzien van stroom.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het als feit 1 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in de periode van 1 november 2011 tot en met 22 juni 2012 te Groenlo, gemeente Oost Gelre, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft geteeld en bewerkt en verwerkt in een pand aan de [adres 2] een hoeveelheid van in totaal ongeveer 1008 hennepplanten en 1,3 kg henneptoppen, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 1008 hennepplanten en 1,3 kg henneptoppen).
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde feit 1 levert op het misdrijf:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft een werkstraf van 240 uur gevorderd en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van 2 jaar.
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat een detentie desastreus zou zijn voor verdachte. Zij meent dat de geëiste werkstraf aan de hoge kant is, gelet op het tijdsverloop in de zaak en het feit dat verdachte niet eerder voor een dergelijk feit met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep, waarmee hij financieel voordeel heeft nagestreefd. Hiermee heeft hij bijgedragen aan het instandhouden van het (soft)drugs circuit. Algemeen is bekend dat dergelijke activiteiten kunnen leiden tot nadelige maatschappelijke gevolgen en overlast. Verdachte en zijn mededaders hebben een grote, professioneel ingerichte kwekerij gerund en hiermee aanzienlijke bedragen verdiend.
In voor verdachte positieve zin weegt de rechtbank het blanco strafblad van verdachte mee. Ook het tijdsverloop en de omstandigheid dat de bewezenverklaarde periode niet heel lang is, wegen in matigende zin mee.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting.
Alles overwegende zal de rechtbank, conform de eis van de officier van justitie, een werkstraf van 240 uur opleggen met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hoopt dat deze voorwaardelijke straf verdachte ervan weerhoudt opnieuw een (dergelijk) strafbaar feit te plegen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 47 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Beslissing
De rechtbank:
 verklaart
niet bewezen, dat verdachte het
onder 2 ten laste gelegdeheeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;

 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
 bepaalt, dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
 veroordeelt de verdachte tot een
werkstrafgedurende
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Aldus gewezen door mrs. S.C.A.M. Janssen, voorzitter, C. Kleinrensink en O.E. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 maart 2014.
Mr. De Jong is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0646 2012062655, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, team Winterswijk, afdeling Recherche, gesloten en ondertekend op 19 juli 2012.
2.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 82
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 83
4.Proces-verbaal Opiumwet, pagina 90a
5.Proces-verbaal van verhoor, pagina 43
6.Proces-verbaal van verhoor, pagina 45
7.Proces-verbaal van verhoor, pagina 71
8.Proces-verbaal van verhoor, pagina 71
9.Proces-verbaal van verhoor, pagina 74
10.Proces-verbaal van verhoor, pagina 154
11.Proces-verbaal van verhoor, pagina 199
12.Ruimlijst hennep, pagina 91