Op 12 maart 2014 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 37-jarige man uit Tiel, die werd beschuldigd van ontucht met zijn minderjarige stiefdochter en bedreiging van zijn ex-vrouw en haar vader. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met als voorwaarde dat hij zich laat behandelen. De zaak kwam voor de rechtbank na een zitting op 26 februari 2014, waar de verdachte bijgestaan werd door zijn raadsleden, mr. G.J. van Oosten en mr. B.E.J. Torny.
De tenlastelegging omvatte twee parketnummers: 05/820189-13, waarin de verdachte wordt beschuldigd van ontucht met zijn stiefdochter door haar te betasten aan de borsten en de vagina, en 05/730428-12, waarin hij zijn ex-vrouw en haar vader heeft bedreigd met de dood. De rechtbank achtte de ontucht bewezen, waarbij de verdachte zelf ook een deel van de beschuldigingen erkende, maar de periode waarin deze handelingen zouden hebben plaatsgevonden betwistte. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers en de verdachte zelf voldoende bewijs boden voor de bewezenverklaring van de ontuchtige handelingen.
Wat betreft de bedreiging, oordeelde de rechtbank dat de verdachte met zijn woorden een redelijke vrees voor de slachtoffers had gecreëerd, wat leidde tot de conclusie dat ook deze beschuldiging bewezen was. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn rol als vader en zijn eigen onderneming. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot de eerder genoemde straffen, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling.