ECLI:NL:RBGEL:2014:1612

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 februari 2014
Publicatiedatum
11 maart 2014
Zaaknummer
249495
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake telefonieovereenkomsten tussen KPN en gedaagde

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 26 februari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen KPN BV, eiseres in conventie, en een gedaagde, die in verzet is gegaan tegen de vordering van KPN. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde de telefonieovereenkomsten met KPN heeft gesloten, ondanks zijn betwisting hiervan. De rechtbank oordeelt dat KPN de hoofdsom opnieuw moet berekenen aan de hand van de beschikbare specificaties, aangezien de gedaagde heeft aangevoerd dat er geen duidelijke specificaties van de verbruikskosten zijn overgelegd. KPN heeft weliswaar enkele specificaties overgelegd, maar deze zijn niet volledig. De rechtbank benadrukt dat het aan KPN is om de vordering te onderbouwen met de juiste gegevens.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van KPN tot betaling van ontbindingsvergoedingen afgewezen, omdat KPN niet voldoende heeft onderbouwd waaruit de schade bestaat die zij heeft geleden door de ontbinding van de overeenkomsten. De rechtbank heeft ook de vordering van de gedaagde tot schadevergoeding afgewezen, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij schade heeft geleden als gevolg van de acties van KPN. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere beoordeling en heeft KPN de gelegenheid gegeven om de hoofdsom opnieuw te berekenen.

De uitspraak is openbaar gedaan door mr. B.J. Engberts, waarbij de rechtbank in conventie en reconventie iedere verdere beslissing aanhoudt en de zaak naar de rolzitting van 9 april 2014 verwijst voor het nemen van een akte aan de zijde van KPN.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/249495 / HA ZA 13-581
Vonnis van 26 februari 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KPN BV,
gevestigd te Den Haag,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. K. Durlik te Veghel,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
eiser in het verzet,
advocaat mr. J.H.J. Joosten te Arnhem.
Partijen zullen hierna KPN en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 18 december 2013;
  • de akte van KPN met producties 15-18
  • de akte van [gedaagde]
  • de antwoord akte van KPN
  • de akte uitlaten van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank blijft bij hetgeen in het tussenvonnis is overwogen en beslist met dien verstande dat daarin ten onrechte is vermeld dat de door [gedaagde] overgelegde kopie van zijn paspoort een reeds verlopen paspoort betreft. Dit is niet juist, blijkens die kopie is dit paspoort geldig tot oktober 2015.
2.2.
In het tussenvonnis van 18 december 2013 heeft de rechtbank KPN bevolen de in dat vonnis genoemde bescheiden te overleggen alsook om een overzicht over te leggen van alle ooit door [gedaagde] en/of op naam van zijn ondernemingen afgesloten contracten met KPN. KPN heeft deze bescheiden en dit overzicht overgelegd bij akte (producties 15-18). De rechtbank heeft [gedaagde] bevolen om duidelijk te maken welke mobiele telefonieovereenkomsten hij met KPN heeft gesloten en aan de rechtbank over te leggen informatie betreffende aan hem toebedeelde 090x-nummers. [gedaagde] heeft bij akte aangegeven niet over enige informatie dienaangaande te beschikken.
2.3.
[gedaagde] heeft betwist dat hij de in de dagvaarding van KPN genoemde telefonieovereenkomsten heeft gesloten. Hij heeft er daartoe op gewezen dat de handtekeningen op de overgelegde schriftelijke overeenkomsten niet zouden overeenstemmen met zijn handtekening. Anderzijds heeft [gedaagde] erkend dat hij in elk geval twee telefonieovereenkomsten met KPN heeft gesloten (één zakelijk abonnement en een privé-abonnement) en dat het zou kunnen zijn dat dit een of meer van de door KPN in deze procedure overgelegde overeenkomsten betreft. Het had dan op zijn weg gelegen aan te geven welke overeenkomsten dit betreffen. Dit geldt te meer nu hij geacht mag worden de administratie betreffende dat zakelijke abonnement te hebben bewaard. Daar komt bij dat [gedaagde] in het geheel niet heeft gereageerd op de door KPN bij akte overgelegde producties 15, 16 en 17. Op deze producties staat telkens – onder meer – een kopie van het paspoort van [gedaagde]. Dit betreft hetzelfde paspoort als waarvan [gedaagde] een kopie heeft overgelegd. Aangenomen moet dus worden dat [gedaagde] dit paspoort steeds in het bezit heeft gehad. Op producties 15 en 16 staat tevens een kopie van zijn bankpas en het bewijs van een pinbetaling van 1 cent. De datum van de pinbetaling bij de productie 15 komt overeen met de datum van één van de overgelegde overeenkomsten. Op productie 16 staat voorts een kopie van (een deel van) de eerder overgelegde telefonieovereenkomst betreffende telefoonnummer [telefoonnummer]. Dit alles vormt duidelijk bewijs dat [gedaagde] deze overeenkomst(en) zelf heeft afgesloten. Uit zijn stilzwijgen leidt de rechtbank af dat hij dat erkent.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat [gedaagde] zijn verweer onvoldoende heeft onderbouwd. De rechtbank wijst er daarbij op dat, voor wat betreft de handtekeningen op de overgelegde overeenkomsten, geen sprake van “stellig ontkennen” (in de zin van art. 159 lid 2 Rv) van de aanwezigheid van zijn handtekeningen op de overgelegde overeenkomsten. Uit het verweer van [gedaagde] volgt immers dat een aantal van de handtekeningen wel door hem gezet kan zijn, maar hij geeft niet aan welke dat zijn en voorts reageert hij niet op het overgelegde bewijs door KPN.
De conclusie is dat voldoende is komen vast te staan dat [gedaagde] de door KPN in haar dagvaarding genoemde telefonieovereenkomsten met haar (KPN) heeft gesloten.
2.4.
Ten aanzien van de gevorderde hoofdsom (abonnementskosten, eenmalige kosten en belkosten) ad € 11.331,46 wordt het volgende overwogen. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij niets is verschuldigd omdat er geen specificaties van de verbruikskosten zijn overgelegd.
De rechtbank is met [gedaagde] van oordeel dat het op de weg van KPN ligt om haar vordering voor wat betreft de belkosten (gebruikskosten) te specificeren.
KPN heeft wel specificaties heeft overgelegd, maar die zijn niet volledig. Het betreft vier 06-nummers. Verder is een overzicht van gesprekskosten per telefonieovereenkomst overgelegd.
KPN heeft aangevoerd dat zij niet meer over alle belspecificaties beschikt. [gedaagde] heeft, aldus KPN, voor het eerst op of omstreeks 28 maart 2012 over de hoogte van de gesprekskosten geklaagd, terwijl de onderhavige overeenkomsten reeds in de periode van december 2010 tot begin oktober 2011 waren geëindigd. KPN heeft voorts aangevoerd dat zij de belspecificaties in verband met privacywetgeving niet langer dan 6 maanden mag bewaren.
De rechtbank is van oordeel dat het voorgaande niet afdoet aan de verplichting van KPN om specificaties van de berekende belkosten in het geding te brengen. Voor zover KPN niet reeds gehouden was deze met de facturen mee te zenden geldt dat zij, toen de abonnementen na korte tijd wegens geconstateerd ‘misbruik’ werden beëindigd, een uitdraai van de desbetreffende belkosten aan [gedaagde] had kunnen zenden en dus ook een kopie daarvan in het geding had kunnen brengen.
KPN zal in de gelegenheid worden gesteld om de te vorderen hoofdsom aan de hand van de wel beschikbare specificaties opnieuw te berekenen, waarna [gedaagde] bij akte kan reageren.
2.5.
Ten aanzien van de hoogte van de verbruikskosten overweegt de rechtbank als volgt. Uit de door KPN overgelegde verklaring van Telepay B.V. blijkt dat met vier telefoonnummers van [gedaagde] ([telefoonnummer], [telefoonnummer], [telefoonnummer] en [telefoonnummer]) is gebeld naar [telefoonnummer]. Dit blijkt ook uit de door KPN overgelegde specificaties. Hieruit blijkt voorts dat met telefoonnummers van [gedaagde] zeer langdurig het [telefoonnummer] nummer is gebeld. Doordat deze nummers aan hem waren toebedeeld kon [gedaagde] daarvan profiteren. Blijkens de overgelegde creditfacturen (van Target Media, producties 11-14) heeft [gedaagde] daarvan ook geprofiteerd. Een en ander bevestigt de door KPN geregistreerde hoge verbruiks- of belkosten.
2.6.
KPN vordert primair wettelijke handelsrente over de hoofdsom. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan niet worden vastgesteld dat alle met [gedaagde] gesloten, in dit geding betrokken overeenkomsten als handelsovereenkomst in de zin van art. 6:119a BW kunnen worden aangemerkt. Daarom zal de ‘gewone’ wettelijke vertragingsrente worden toegewezen.
2.7.
KPN vordert tevens betaling van zo te noemen ontbindingsvergoedingen ad
€ 12.657,36. KPN baseert die vergoedingen op art. 2:7 lid 6 en 7 van haar algemene voorwaarden van 2009 en 2011. Zij stelt dat die algemene voorwaarden op de overeenkomsten met [gedaagde] van toepassing zijn en dat deze ook aan [gedaagde] ter hand zijn gesteld. Dit blijkt, aldus KPN uit de tekst van de overeenkomsten. [gedaagde] betwist dit laatste en roept – zo begrijpt de rechtbank – de vernietigbaarheid van die algemene voorwaarden in omdat die voorwaarden niet voorafgaand aan of bij het sluiten van de overeenkomsten aan hem ter hand zijn gesteld (art. 6:233 en 234 BW). Dit beroep slaagt. Ter comparitie heeft KPN verklaart dat de algemene voorwaarden ingesloten zitten bij de sim-kaart. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, moet het ervoor worden gehouden dat die simkaart na het sluiten van de overeenkomst aan de klant – in casu [gedaagde] – ter hand wordt gesteld. Ten overvloede wordt overwogen dat veel van de overgelegde kopieën van de overeenkomsten zeer slecht leesbaar zijn. Daarop is veelal niet te lezen wat daar staat en dus is daarop ook niet te lezen wat er staat over het ter hand stellen van de algemene voorwaarden. Op de overeenkomst van 20 juni 2011 is niets vermeld over algemene voorwaarden.
2.8.
De vordering tot betaling van € 12.657,36 zou kunnen worden gebaseerd art. 6:277 BW. Op grond van deze bepaling heeft KPN recht op schadevergoeding wegens de ontbinding van de overeenkomsten. KPN heeft haar vordering echter niet zodanig onderbouwd dat deze op die wetsbepaling zou kunnen worden gebaseerd. KPN heeft namelijk niet (voldoende duidelijk) gesteld, laat staan onderbouwd, waaruit haar schade wegens de ontbinding van de telefonieovereenkomsten met [gedaagde] bestaat.
2.9.
Iedere verdere beslissing in conventie wordt nu aangehouden.

3.De verdere beoordeling in reconventie

3.1.
[gedaagde] vordert dat de rechtbank KPN veroordeelt tot vergoeding van de door [gedaagde] geleden schade, ter begroting waarvan hij verwijzing naar de schadestaatprocedure vordert. [gedaagde] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij schade heeft geleden als gevolg van de door KPN jegens hem gepleegde wanprestatie, althans de door KPN gepleegde onrechtmatige daad, bestaande uit het afsluiten van [gedaagde]’ telefoonnummers en het bewegen van de leveranciers om geen betalingen meer te doen aan [gedaagde].
3.2.
Voor verwijzing naar de schadestaatprocedure is nodig dat ten minste aannemelijk is dat (enige) schade is geleden. [gedaagde] heeft dat niet aannemelijk gemaakt. Zijn vordering is in het geheel niet onderbouwd en wordt daarom afgewezen.
3.3.
In verband met de aanhouding van de beslissing in conventie wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

4.De beslissing

De rechtbank
in conventie
4.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van 9 april 2014 voor het nemen van een akte aan de zijde van KPN als bedoeld in r.ov. 2.4.;
in conventie en in reconventie
4.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Engberts en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2014.