ECLI:NL:RBGEL:2014:1551

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 januari 2014
Publicatiedatum
10 maart 2014
Zaaknummer
248286
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van eigendom van een strook grond tussen buren

In deze zaak vorderde eiseres, [eiser], dat voor recht wordt verklaard dat zij eigenaar is geworden van een strook grond die zij al meer dan twintig jaar in bezit heeft. De strook grond ligt naast haar perceel, dat kadastraal bekend is als gemeente Velp, sectie B, nummer 746. De gedaagde, Rail Side BV, is kadastraal eigenaar van het naastgelegen perceel, sectie B, nummer 833. Eiseres heeft de strook in gebruik genomen zonder toestemming van Rail Side en heeft deze bij haar perceel getrokken met een hek. Rail Side betwist de eigendom van de strook door eiseres en heeft een vordering tot ontruiming ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres zich beroept op verjaring op basis van artikel 3:306 BW, dat bepaalt dat een rechtsvordering na twintig jaar verjaart. Eiseres heeft foto’s overgelegd als bewijs van haar bezit van de strook sinds 1979. De rechtbank oordeelt dat eiseres de bewijslast heeft om aan te tonen dat haar bezit onafgebroken is geweest en dat zij de strook daadwerkelijk in bezit heeft. De rechtbank heeft Rail Side niet gevolgd in haar verweer dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij de strook in bezit heeft.

De rechtbank heeft eiseres opgedragen te bewijzen dat de vordering van Rail Side tot revindicatie van de strook is verjaard. Dit bewijs kan worden geleverd door getuigen of andere bewijsstukken. De rechtbank heeft verder bepaald dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op een later te bepalen datum in het gerechtsgebouw te Arnhem. De beslissing is openbaar uitgesproken op 29 januari 2014.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/248286 / HA ZA 13-537
Vonnis van 29 januari 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A. de Rooij te Zoetermeer,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RAIL SIDE BV,
gevestigd te Hendrik-Ido-Ambacht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R.A.D. Blaauw te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Rail Side genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 25 september 2013
  • het proces-verbaal van descente en van comparitie van 6 december 2013.
  • de akte houdende producties tevens conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte houdende voorwaardelijke vermeerdering van eis in conventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van het perceel plaatselijk bekend als [adres], kadastraal bekend gemeente Velp (Rheden), sectie B, nummer 746. Rail Side is kadastraal eigenaar van een naastgelegen perceel, eveneens gelegen aan [adres], kadstraal bekend gemeente Velp, sectie B, nummer 833.
2.2.
[eiser] heeft een strook van het hiervoor genoemde perceel van Rail Side in gebruik (hierna: de strook), althans heeft [eiser] die strook bij zijn perceel getrokken met een hek. Rail Side heeft daarvoor geen toestemming gegeven.
2.3.
Bij brief van 18 oktober 2011 heeft Waalstede Vastgoed B.V. namens Rails Side, [eiser] benaderd over een mogelijke verkoop van de strook aan [eiser]. In een e-mail van 20 oktober 2011 heeft Waalstede Vastgoed de strook geschat op 225 m2 en aangeboden voor € 15,00/m2, derhalve voor € 3.375,00, kosten koper. In reactie daarop heeft [eiser] gesteld door verjaring eigenaar van de strook te zijn geworden en heeft zij Rail Side verzocht om mee te werken aan de kadastrale inschrijving daarvan. Rail Side heeft daarop laten weten de eigendomsverkrijging te betwisten en niet met de gevraagde inschrijving akkoord te gaan, maar dat zij bereid was tot verkoop van haar gehele (kadastrale) perceel. Daarbij gaat het 595 m2 voor een vraagprijs € 1.350,00. Partijen hebben hierover geen overeenstemming bereikt.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser] vordert  samengevat – dat voor recht wordt verklaard dat [eiser] eigenaar is geworden van de strook en voorwaardelijk, voor het geval haar in dit verband gedane beroep op verjaring van een revindicatievordering van Rail Side niet zou slagen, Rail Side haar op grond van artikel 5:54 BW tegen schadeloosstelling een erfdienstbaarheid verleent tot handhaving van haar schuur die voor een klein gedeelte op de strook is gebouwd of dat Rail Side het in deze zin bebouwde gedeelte van de strook in eigendom aan [eiser] overdraagt.
3.2.
[eiser] legt aan haar eerste vordering ten grondslag dat zij meer dan twintig jaar bezitter is van de strook en Rail Side de strook niet meer kan revindiceren, dit ingevolge artikel 3:306 BW.
3.3.
Het verweer van Rail Side is dat [eiser] niet heeft aangetoond dat zij de strook in bezit heeft en niet is aangetoond dat dit bezit, in verband met het bepaalde in artikel 3:306 BW, ook twintig jaar onafgebroken is geweest. Uit de door [eiser] overgelegde en in dit verband van belang zijnde foto’s van, naar [eiser] stelt, 1979 en 1989, zou dit bezit niet blijken.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Rail Side vordert dat [eiser] haar perceel binnen 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis zal ontruimen en ontruimd te houden op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat zij daarmee in gebreke blijft.
3.6.
[eiser] voert tegen deze vordering een verweer dat overeenkomt met haar stellingen in conventie, namelijk dat Rail Side geen recht meer heeft tot revindicatie van de strook. Verder voert zij het verweer dat de vordering niet volledig kan worden toegewezen omdat een klein deel van haar schuur (een baksteenlengte) op de strook is gebouwd, in welk verband zij haar vordering in conventie voorwaardelijk heeft vermeerderd als hiervoor onder 3.1. is vermeld.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
De conventionele en de reconventionele vorderingen betreffende dezelfde feiten en rechtsvragen zodat deze vorderingen zich voor een gezamenlijke behandeling lenen.
4.2.
[eiser] beroept zich voor haar eerste vordering op het bepaalde in artikel 3:105 BW. Daarin is bepaald dat hij die een goed bezit op het tijdstip waarop de verjaring van de rechtsvordering wordt voltooid, dat goed verkrijgt, ook al was zijn bezit niet te goeder trouw. Ingevolge artikel 3:306 BW verjaart een rechtsvordering na verloop van twintig jaar tenzij de wet anders bepaald, waarvan in dit geval niet is gebleken. In dat laatste kader is van belang dat [eiser] zich niet op een door haar uitgeoefend bezit te goeder trouw beroept waardoor de daarvoor staande korte verjaringstermijn van tien jaar, als volgend uit artikel 3:99 BW, niet aan de orde is.
4.3.
Rail Side betwist ten eerste dat sprake is van een thans bestaand bezit door [eiser]. De rechtbank volgt Rail Side niet in dit verweer. [eiser] heeft de strook zodanig omheind dat het onderdeel is geworden van het op zijn perceel gelegen weiland waardoor zij, naar de verkeersopvattingen beoordeeld, als houder daarvan kan worden aangemerkt. Ingevolge artikel 3:109 BW wordt zij vermoed houder voor zichzelf te zijn, en daarmee dus bezitter.
4.4.
Dan is de volgende vraag of er sprake is van een verjaring als bepaald in artikel 3:306 BW. [eiser] stelt dat zij de strook in ieder geval sinds 1979 in bezit heeft, dus meer dan twintig jaar. In dit verband heeft zij foto’s uit dat jaar overgelegd waarop een afrastering met palen is te zien. Ook heeft zij foto’s overgelegd uit 1989 waarop een afrastering is te zien. Uit de foto’s kan echter niet worden opgemaakt dat de afrastering niet alleen het perceel van [eiser] maar ook de strook betreft en/of de afrastering ook doorlopend is in die zin dat de strook daarmee is afgesloten. [eiser], op wie ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv de bewijslast rust van de door haar gestelde verjaring, zal het bewijs van deze verjaring worden opgedragen.
4.5.
Met het voorgaande is voorbij gegaan aan het nog door Rail Side gevoerde verweer dat niet duidelijk is of de vermelde foto’s dateren van respectievelijk 1979 en 1989 zijn. Wat van de relevantie daarvan nu nog zij, aan de achterzijde van één van de foto’s is “Kodak 1979” vermeld. Bovendien is op de foto’s nog niet de meergenoemde schuur te zien zodat de foto’s in ieder geval van voor de bouw daarvan, in 1989, dateren.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
draagt [eiser] op te bewijzen dat de vordering van Rail Side tot revindicatie van de strook is verjaard.
5.2.
bepaalt dat [eiser], indien zij
getuigenwil laten horen,
binnen twee wekenna de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank  ter attentie van de roladministratie van de sector civiel - de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden maart tot en met mei 2014 moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.3.
bepaalt dat [eiser], indien zij het bewijs niet door getuigen wil leveren maar door overlegging van
bewijsstukkenen / of door een ander bewijsmiddel, zij dit
binnen twee wekenna de datum van deze uitspraak schriftelijk aan de rechtbank   ter attentie van de roladministratie van de sector civiel - en aan de wederpartij moet opgeven,
5.4.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. J.R. Veerman in het gerechtsgebouw te Arnhem aan Walburgstraat 2 - 4,
5.5.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan,
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2014.