ECLI:NL:RBGEL:2014:1550

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 januari 2014
Publicatiedatum
10 maart 2014
Zaaknummer
255834
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake ontruiming van gekraakt pand door gedaagden

In deze zaak vorderden eiseressen, K.K.V.D. B.V. en een andere besloten vennootschap, ontruiming van een pand dat door gedaagden was gekraakt. De verzekeraar van eiseressen had de verzekering beëindigd omdat het pand was gekraakt, wat een onaanvaardbaar risico voor eiseressen met zich meebracht. Eiseressen stelden dat zij klachten ontvingen van omwonenden over overlast door de krakers. De voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagden zonder recht of titel het pand in gebruik hadden genomen, wat inbreuk maakte op het eigendomsrecht van eiseressen. De rechter wees de vordering tot ontruiming toe, met de bepaling dat gedaagden binnen veertien dagen na betekening van het vonnis het pand moesten ontruimen en de sleutels moesten overhandigen aan eiseressen. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor het geval gedaagden niet aan de ontruimingsverplichting voldeden. De proceskosten werden aan gedaagden opgelegd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/255834 / KG ZA 13-682
Vonnis in kort geding van 23 januari 2014
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
K.K.V.D. B.V.,
gevestigd te Maasbommel,
2.
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseressen,
advocaat mr. K.G.J. Heesakkers te Nijmegen,
tegen

1.[gedaagde],

wonende/feitelijk verblijvende te [plaats],
advocaat mr. I. Appel te Amsterdam,
2.
HEN DIE VERBLIJVEN IN DE ONROERENDE ZAAK OF EEN GEDEELTE DAARVAN, BESTAANDE UIT EEN BEDRIJFSPAND MET OMLIGGENDE TERREINEN AAN [adres], KADASTRAAL BEKEND [kadastrale sectie],
gedaagden,
Gedaagden zullen worden aangeduid als [gedaagde] en de overige, anonieme, gedaagden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de faxbrief van mr. Appel van 7 januari 2014 waarin hij zich stelt voor [gedaagde] en waarbij hij de producties 1 tot en met 3 overlegt
  • de faxbrief van mr. Heesakkers van 8 januari 2014 met daarbij producties 8 tot en met 11
  • de faxbrief van mr. Heesakkers van 8 januari 2014 met daarbij productie 12
  • de faxbrief van mr. Appel van 8 januari 2014 met daarbij productie 4
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van eiseressen
  • de pleitnota van [gedaagde]
  • de overige, tijdens de mondelinge behandeling overgelegde stukken: de tekst van het uittreksel van het exploot van de dagvaarding, stukken met betrekking tot de toevoeging van [gedaagde] en een kopie van de identiteitskaart van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
Na de mondelinge behandeling heeft mr. Heesakkers bij brieven van 9 en 17 januari 2014, zoals ter zitting aangekondigd, alsnog kopieën van de pagina in De Gelderlander toegestuurd waarop het uittreksel van het exploot van de dagvaarding is gepubliceerd.

2.De verstekverlening tegen de niet verschenen gedaagden

2.1.
Eiseressen hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat het pand aan [adres], naast [gedaagde], door verscheidene andere personen anders dan krachtens een persoonlijk of zakelijk recht wordt bewoond en/of gebruikt, en dat zij in redelijkheid de identiteit van deze bewoners niet hebben kunnen achterhalen. Eiseressen hebben dus de in artikel 45 lid 4 juncto artikel 61 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) omschreven wijze van dagvaarden mogen toepassen. Bij de uitvoering daarvan zijn vervolgens de wettelijk vereiste formaliteiten in acht genomen. Nu geen van de overige, anonieme gedaagden zich ter zitting bekend heeft gemaakt, moet worden geconstateerd dat zij niet zijn verschenen. Gelet hierop wordt verstek verleend tegen de gedaagden, met uitzondering van [gedaagde] voor wie zich immers mr. Appel als advocaat heeft gesteld.

3.De feiten

3.1.
Eiseressen zijn eigenaressen van de onroerende zaak staande en gelegen aan [adres], kadastraal bekend [kadastrale sectie] (hierna ook: het pand).
3.2.
Het pand staat sinds 20 augustus 2012 leeg.
3.3.
Bij brief van 21 oktober 2013 hebben gedaagden aan eiseressen meegedeeld dat zij het pand hebben gekraakt. Eveneens bij brief van 21 oktober 2013 hebben gedaagden aan eiseressen meegedeeld, kort gezegd, dat zij met betrekking tot het pand een gebruiksovereenkomst wensen te sluiten en eiseressen uitgenodigd daarover met hen in contact te treden.
3.4.
Bij brief van 14 november 2013 heeft Makelaars- en Assurantiekantoor van Erp B.V. aan [naam], bestuurder van eiseres sub 1, bevestigd dat het pand niet meer is verzekerd en dat Nationale Nederlanden de dekking heeft beëindigd omdat het pand is gekraakt. Verder staat in de brief vermeld dat, ook als er een gebruikersovereenkomst zou worden gesloten met de krakers, Nationale Nederlanden niet bereid is de dekking te hervatten, omdat de bewoners dezelfde personen zijn als de krakers.
3.5.
Bij e-mail van 3 december 2013 is namens Nationale Nederlanden aan [naam] meegedeeld dat de verzekering van het pand op grond van de polisvoorwaarden PG3, artikel 24 (risicowijziging) lid b en artikel 25 (voortzetting na risicowijziging) lid b is beëindigd.
3.6.
In het dossier bevinden zich enkele brieven van buurtbewoners, die kort gezegd inhouden dat deze bewoners overlast ervaren van de krakers en zich door toedoen van de krakers onveilig voelen in hun eigen woonomgeving.

4.Het geschil

4.1.
Eiseressen vorderen, samengevat, dat de voorzieningenrechter gedaagden veroordeelt om binnen twee dagen na de betekening van het vonnis het pand aan [adres] te ontruimen en te verlaten en met afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking te stellen aan eiseressen en vervolgens ontruimd te houden, één en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat gedaagden daarmee in gebreke blijven. Daarnaast vorderen eiseressen te bepalen dat het vonnis tot één jaar na de dag waarop het wordt uitgesproken dan wel bekrachtigd ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging daar bevindt of daar binnentreedt, telkens wanneer zich dat voordoet. Ten slotte vorderen zij veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
4.2.
Eiseressen leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat gedaagden een strafbaar feit plegen en jegens hen onrechtmatig handelen door zonder enig recht of titel in het pand te verblijven en aldus inbreuk maken op het eigendomsrecht van eiseressen. Eiseressen voeren aan dat hun verzekeraar de opstalverzekering heeft beëindigd omdat het pand is gekraakt, hetgeen voor hen een groot en onaanvaardbaar financieel risico met zich meebrengt. Zij stellen er groot belang bij te hebben te voorkomen dat schade aan hun pand en omliggende panden ontstaat en hun pand deugdelijk te kunnen verzekeren. Verder voeren eiseressen aan dat zij diverse mogelijkheden met betrekking tot het pand onderzoeken, zoals verkoop, verhuur en wijziging van het bestemmingsplan. Ten slotte krijgen eiseressen klachten van buurtbewoners over overlast door gedaagden.
4.3.
[gedaagde] voert verweer en betwist onder meer het spoedeisend belang. Daarnaast betwist zij dat gedaagden overlast veroorzaken en dat het pand onverzekerbaar is.
4.4.
De voorzieningenrechter gaat hierna nader in op de stellingen van partijen, voor zover van belang.

5.De beoordeling

5.1.
Vast staat dat gedaagden het pand op of omstreeks 21 oktober 2013 zonder recht of titel in gebruik hebben genomen. Daarmee maken zij inbreuk op het eigendomsrecht van eiseressen. Voorop staat dat het eigendomsrecht ingevolge artikel 5:1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) het meest omvattende recht is dat een persoon op een zaak kan hebben. Het staat de eigenaar met uitsluiting van een ieder vrij om van de zaak gebruik te maken zoals het hem goeddunkt, mits dit gebruik niet strijdt met rechten van anderen en de op wettelijke voorschriften en regels van ongeschreven recht gegronde beperkingen daarbij in acht worden genomen. Eiseressen kunnen dan ook niet worden gedwongen met gedaagden te onderhandelen over een mogelijke gebruiksovereenkomst. Artikel 5:2 BW geeft de eigenaar van een zaak de bevoegdheid om zijn eigendom op te eisen van iedereen die haar zonder recht onder zich houdt. Dit betekent dat de eigenaar zijn eigendomsrecht kan handhaven tegenover iedereen die er inbreuk op maakt, zodat de vordering tot ontruiming in kort geding in beginsel toewijsbaar is, behoudens misbruik van bevoegdheid en mits er voldoende spoedeisend belang is.
5.2.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter hebben eiseressen voldoende aannemelijk gemaakt dat zij er alle belang bij hebben dat zij zo spoedig mogelijk de vrije beschikking krijgen over hun pand. Eiseressen hebben allereerst aangevoerd dat hun verzekeraar de opstalverzekering heeft beëindigd omdat het pand is gekraakt en dat hij ook niet bereid is de verzekering – al dan niet onder gewijzigde voorwaarden, zoals het sluiten van een gebruiksovereenkomst – te hervatten. Ter onderbouwing van deze stelling hebben zij onder meer een e-mail van de assurantietussenpersoon in het geding gebracht, waarin deze met zoveel woorden schrijft dat de verzekering is beëindigd omdat het pand is gekraakt (zie onder 3.4). Volgens [gedaagde] volgt uit de polisvoorwaarden dat zich al voorafgaand aan het kraken een omstandigheid had voorgedaan die tot de beëindiging van de verzekering heeft geleid, namelijk de leegstand van het pand. Uit de bovengenoemde e-mail blijkt echter het tegendeel. Eiseressen hebben bovendien naar voren gebracht dat het pand als leegstaand was verzekerd. [gedaagde] heeft dit laatste niet, althans onvoldoende weersproken. Gelet hierop gaat haar verweer, dat niet het kraken maar de leegstand heeft geleid tot beëindiging van de verzekering, niet op. Het feit dat het pand niet is verzekerd brengt een onaanvaardbaar groot risico voor eiseressen met zich mee.
5.3.
Verder hebben eiseressen naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat zij diverse klachten van omwonenden hebben gekregen, die overlast ondervinden van gedaagden. Eiseressen hebben daartoe een aantal brieven van buurtbewoners overgelegd. Daartegenover heeft [gedaagde] haar betwisting van de overlast onvoldoende onderbouwd.
5.4.
Deze feiten en omstandigheden in aanmerking nemend is de voorzieningenrechter voorshands dan ook van oordeel dat het belang van eiseressen bij de gevorderde ontruiming zwaarder moet wegen dan het belang van [gedaagde] en de overige, anonieme, gedaagden bij een voortgezet gebruik van het pand. Dit oordeel houdt tevens in dat van misbruik van bevoegdheid aan de zijde van eiseressen geen sprake is.
5.5.
Hetgeen partijen meer of anders hebben aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel, zodat het buiten bespreking blijft.
5.6. Ingevolge artikel 557a lid 2 Rv kan de rechter bepalen dat het bevel tot ontruiming niet ten uitvoer kan worden gelegd totdat, na het verkrijgen van inlichtingen van het College van Burgemeester en Wethouders, is beslist over de termijn waarop die ontruiming zal plaatsvinden, tenzij zulks onverenigbaar zou zijn met het belang van degene die de ontruiming heeft gevorderd. Gelet op de omstandigheden acht de voorzieningenrechter het vragen van inlichtingen conform het bepaalde in artikel 557 a lid 2 Rv echter onverenigbaar met het spoedeisend belang van eiseressen, zodat dit zal worden nagelaten.
5.7.
Ingevolge artikel 557a lid 3 Rv kan de rechter desgevorderd bepalen dat een vonnis, waarbij aan anderen dan aan gebruikers of gewezen gebruikers krachtens een persoonlijk of zakelijk recht de ontruiming wordt bevolen van een gebouwde onroerende zaak of gedeelte daarvan, tot een jaar na de dag waarop het vonnis wordt uitgesproken dan wel bekrachtigd, ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die ten tijde van de tenuitvoerlegging zich daar bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer zich dat voordoet. Hiervoor bestaat aanleiding. Eiseressen hebben er immers belang bij dat het vonnis ook ten uitvoer kan worden gelegd tegen personen die zich wellicht nu nog niet, maar op het moment van de ontruiming wel in het pand bevinden.
5.8. Uit het voorgaande volgt dat de gevorderde voorzieningen zullen worden toegewezen, met dien verstande dat de termijn waarop de ontruiming moet plaatsvinden zal worden bepaald op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
5.9.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als in het dictum omschreven.
5.10.
Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van KKDV worden begroot op:
- dagvaarding €  76,71
- griffierecht 608,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal €  1.500,71
5.11.
Voor zover eiseressen naast de dagvaardingskosten ook de kosten van de advertentie in De Gelderlander ‘pro memori’ vorderen, geldt dat deze kosten niet toewijsbaar zijn nu eiseressen daarvoor geen concreet en onderbouwd bedrag hebben opgevoerd.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
verleent verstek tegen de gedaagden van wie eiseressen de identiteit niet hebben kunnen achterhalen,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] en de overige, anonieme, gedaagden om binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis de onroerende zaak, plaatselijk bekend [adres], kadastraal bekend [kadastrale sectie], met al het hunne en al de hunnen te ontruimen en te verlaten en met afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking te stellen aan eiseressen en vervolgens ontruimd te houden,
6.3.
bepaalt dat deze veroordeling binnen de in artikel 557a lid 3 Rv genoemde termijn van één jaar ook ten uitvoer zal kunnen worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging daar bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer dat zich voordoet,
6.4.
veroordeelt [gedaagde] en de overige, anonieme, gedaagden om aan eiseressen een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 6.2 uitgesproken hoofdveroordeling voldoen, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
6.5.
veroordeelt [gedaagde] en de overige krakers hoofdelijk in de proceskosten, zodat indien en voor zover één van hen betaalt de anderen zullen zijn bevrijd, aan de zijde van eiseressen tot op heden begroot op € 1.500,71,
6.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2014.
Coll.: JC