ECLI:NL:RBGEL:2014:1521

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 februari 2014
Publicatiedatum
7 maart 2014
Zaaknummer
ARN 12_4632beslissing
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing geheimhoudingskamer inzake verzoek om beperkte kennisneming van belastingaanslagen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 21 februari 2014 een beslissing genomen in het kader van een verzoek om beperkte kennisneming van stukken door de eiser, [X], in een belastingzaak tegen de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Doetinchem. De eiser had beroep ingesteld tegen diverse belastingaanslagen die aan hem waren opgelegd over de jaren 2001, 2003, 2004 en 2005. Tijdens de procedure heeft de rechtbank op 15 augustus 2013 het onderzoek geschorst om de geheimhoudingskamer in de gelegenheid te stellen kennis te nemen van bepaalde stukken die door verweerder waren overgelegd, waaronder niet-geanonimiseerde verslagen van waarnemingen ter plaatse en andere vertrouwelijke documenten. De rechtbank diende te beoordelen of er gewichtige redenen waren om deze stukken geheim te houden, zoals bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft vastgesteld dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van derden een gewichtige reden vormt voor geheimhouding. De rechtbank heeft de door verweerder aangevoerde redenen voor geheimhouding zwaarder gewogen dan het belang van eiser bij onbeperkte kennisneming van de stukken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de inhoud van de niet-geanonimiseerde verslagen en de gesloten enveloppe persoonsgegevens bevatte die een inbreuk op de privacy van derden zouden vormen indien deze openbaar zouden worden gemaakt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van verweerder om beperkte kennisneming van de inhoud van de gesloten enveloppe en de niet-geanonimiseerde verslagen toegewezen. Deze beslissing is genomen door rechter A.M.F. Geerling, in tegenwoordigheid van griffier mr. drs. J.A. Vriezen. De beslissing is op 21 februari 2014 aangetekend verzonden aan de partijen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team Belastingrecht
Zittingsplaats Arnhem
registratienummers: AWB 12/4632 t/m 12/4638
beslissing van de geheimhoudingskamer als bedoeld in artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 21 februari 2014
inzake
[X], wonende te [Z], eiser,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Doetinchem, verweerder.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
Verweerder heeft aan eiser over de jaren 2001, 2003, 2004 en 2005 diverse belastingaanslagen opgelegd (bij partijen genoegzaam bekend).
1.2
Verweerder heeft op respectievelijk 3 augustus 2012 (2003) en 31 augustus 2012 (2004 en 2005) uitspraak op bezwaar gedaan.
1.3
Eiser heeft daartegen bij brief van 11 september 2012, ontvangen door de rechtbank op 12 september 2012, beroep ingesteld.
1.4
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2013 te Arnhem. Het onderzoek is door de rechtbank geschorst teneinde de geheimhoudingskamer in de gelegenheid te stellen om kennis te nemen van de door verweerder overgelegde “gesloten enveloppe” en de “niet geanonimiseerde verslagen van de waarnemingen ter plaatse”.
De rechtbank heeft terzake overwogen dat de geheimhoudingskamer zal dienen te beslissen of er gewichtige redenen zijn om de overlegging van de betreffende stukken te weigeren dan wel of een beperkte kennisneming van de stukken gerechtvaardigd is.
1.6
Verweerder en eiser hebben hun nadere standpunten naar aanleiding van deze tussenbeslissing neergelegd in de brieven van respectievelijk 11 september 2013 en 1 november 2013.
1.7
Verweerder heeft de ongeschoonde versies van de zich in de “gesloten enveloppe bevindende stukken en de “niet geanonimiseerde verslagen van de waarnemingen ter plaatse” aan de rechtbank overgelegd. Verweerder doet voor deze stukken een beroep op artikel 8:29 van de Awb. Voorts heeft verweerder de resterende drie – nog niet eerder in het geding gebrachte – geschoonde versies van de verslagen van de waarnemingen ter plaatse overgelegd.
1.8 Tussen partijen is in geschil is of sprake is van gewichtige redenen als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb die rechtvaardigen dat verweerder weigert de stukken zoals genoemd in onderdeel 1.7 openbaar te maken.
1.9
Ten behoeve van het nemen van deze tussenbeslissing heeft de rechtbank kennis genomen van het gehele procesdossier.

2.Gronden

2.1
De rechtbank stelt voorop dat verweerder op grond van artikel 8:42, eerste lid, van de Awb is gehouden de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank te zenden. Uit de arresten van de Hoge Raad van 25 april 2008, nrs. 43448 en 43791, BNB 2008/161 en 162, LJN: BA3823 en BB5868, volgt dat dit stukken zijn die bij de besluitvorming van de inspecteur een rol hebben gespeeld dan wel daarbij van enig belang kunnen zijn geweest. De vraag of een stuk een op de zaak betrekking hebbend stuk is, dient op grond van dat stuk in zijn geheel en met inachtneming van het overheersende karakter van dat stuk te worden beantwoord. Een op de zaak betrekking hebbend stuk kan niet deels als een zodanig stuk worden bestempeld. Uit de handelwijze van de rechtbank tijdens het onderzoek ter zitting op 15 augustus 2013 kan worden opgemaakt dan wel afgeleid dat zowel de in de gesloten enveloppe opgenomen informatie als de niet geanonimiseerde verslagen van de waarnemingen te plaatse behoren tot de op de zaak betrekking hebbende stukken.
2.2
De omstandigheid dat stukken behoren tot op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van artikel 8:42 van de Awb brengt niet mee dat die stukken reeds daarom volledig, dat wil zeggen zonder dat daarin delen onleesbaar zijn gemaakt, aan eiser ter kennis moeten worden gebracht. Het bepaalde in artikel 8:29 van de Awb biedt juist de mogelijkheid delen van een op de zaak betrekking hebbend stuk voor eiser geheim te houden of te anonimiseren indien daartoe gewichtige redenen bestaan.
2.3
De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:29 van de Awb kennis genomen van de ongeschoonde versies van de door verweerder overgelegde stukken en heeft deze onderworpen aan een afweging van het belang van eiser bij onbeperkte kennisneming tegenover (mogelijk) zwaarwichtige redenen van verweerder om aan die kennisneming beperkingen te stellen. Slechts indien naar het oordeel van de rechtbank de door verweerder aangevoerde redenen aanzienlijk zwaarder wegen dan het belang van eiser, is sprake van een gerechtvaardigd belang van verweerder bij geheimhouding.
2.4
De rechtbank zal per op de zaak betrekking hebbend stuk beoordelen of verweerder terecht heeft geweigerd (delen van) de stukken aan eiser te openbaren.
Ten aanzien van de niet geanonimiseerde verslagen van de waarnemingen ter plaatse
2.5
Verweerder heeft de negen niet geanonimiseerde verslagen van waarnemingen ter plaatse overgelegd aan de rechtbank. De rechtbank heeft kennisgenomen van deze verslagen. Verweerder heeft zich ten aanzien van de verslagen - zo begrijpt de rechtbank - met een beroep op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van derden op het standpunt gesteld dat uitsluitend de rechtbank daarvan kennis mag nemen.
2.6
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van derden een gewichtige reden vormt en dat het publiek worden van de inhoud van de niet geanonimiseerde verslagen hierop een inbreuk maakt.
2.7
De door eiser aangevoerde belangen zijn van onvoldoende gewicht om op te wegen tegen het belang van anderen bij geheimhouding van de op hen betrekking hebbende gegevens in de verslagen. Verweerder beroept zich dan ook terecht op geheimhouding voor eiser. Hierbij is van belang dat de rechtbank heeft vastgesteld dat de voor de belastingheffing van eiser relevante gegevens voortvloeiende uit de verweerder uitgevoerde waarnemingen ter plaatse zich beperken tot – het reeds tot de gedingstukken behorende – overzicht (bijlage 137 bij het verweerschrift) d.d. 22 augustus 2011, opgesteld door de heer [A], waarin de verklaringen van de kamerhuursters met betrekking tot de betaalde huur per kamer zijn opgenomen.
2.8
Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat de door verweerder aangevoerde redenen aanzienlijk zwaarder wegen dan het belang van eiser bij onbeperkte kennisneming van de niet geanonimiseerde verslagen van de waarnemingen ter plaatse. De rechtbank acht dan ook gerechtvaardigd dat uitsluitend zij kennis mag nemen van de ongeschoonde inhoud van deze verslagen.
Ten aanzien van de inhoud van de gesloten enveloppe
2.9
Verweerder heeft een gesloten enveloppe met inhoud overgelegd aan de rechtbank. De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud. Verweerder heeft zich ook ten aanzien van deze gegevens met een beroep op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van derden op het standpunt gesteld dat uitsluitend de rechtbank daarvan kennis mag nemen.
2.1
De rechtbank heeft vastgesteld dat de inhoud van de enveloppe bestaat uit persoonsgegevens, renseigneringen, aangiften, kenteken-informatie van een aantal beheerders. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het publiek worden van voornoemde gegevens een inbreuk maakt op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van derden.
2.11 Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat de door verweerder aangevoerde redenen aanzienlijk zwaarder wegen dan het belang van eiser bij onbeperkte kennisneming van de inhoud van de gesloten enveloppe. De rechtbank acht dan ook gerechtvaardigd dat uitsluitend zij kennis mag nemen van de ongeschoonde inhoud van de enveloppe.

3.Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek van verweerder om beperkte kennisneming van de inhoud van de gesloten enveloppe en de negen niet geanonimiseerde verslagen van waarnemingen ter plaatse toe.
Deze beslissing is genomen door mr. A.M.F. Geerling, rechter, in tegenwoordigheid van mr. drs. J.A. Vriezen, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 21 februari 2014
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing kan niet eerder beroep worden ingesteld dan tegelijk met het hoger beroep tegen de einduitspraak.