ECLI:NL:RBGEL:2014:1452

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 maart 2014
Publicatiedatum
5 maart 2014
Zaaknummer
AWB-13_7452
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van een last onder dwangsom wegens het plaatsen van een stacaravan buiten het bouwblok

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 11 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, de eigenaar van een perceel, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld. Eiser had een stacaravan geplaatst op zijn perceel, maar deze was deels buiten het geldende bouwblok gesitueerd. De gemeente legde eiser een last onder dwangsom op, waarbij hij de stacaravan voor 1 mei 2013 diende te verwijderen, op straffe van een dwangsom van € 7.500,-. Eiser betwistte de rechtmatigheid van deze last en stelde dat de stacaravan vergunningvrij was, omdat deze zou vallen onder de uitzonderingen van het Besluit omgevingsrecht (Bor). De rechtbank oordeelde echter dat de stacaravan niet als vergunningvrij kon worden aangemerkt, omdat deze buiten het bouwblok was geplaatst en de gronden een agrarische bestemming hadden. De rechtbank volgde de argumenten van de gemeente en oordeelde dat de stacaravan niet functioneel ten dienste stond van het hoofdgebouw, dat in dit geval het bedrijfspand was. Eiser had ook aangevoerd dat de stacaravan voor privédoeleinden werd gebruikt, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet toegestaan was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 13/7452

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveldte Barneveld, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 maart 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser aangeschreven de op het perceel,[kadastrale aanduiding]geplaatste stacaravan voor 1 mei 2013 te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van verbeurte van een eenmalige dwangsom van € 7.500,-.
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 17 oktober 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 februari 2014. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde J. Huizing.

Overwegingen

1.
Eiser is eigenaar en bewoner van het perceel [adres]. Op het perceel is een stacaravan geplaatst. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat dit een omgevingsvergunningplichtig bouwwerk betreft waarvan het gebruik ten dienste staat van de op het perceel aanwezige dienstwoning. Daarnaast heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de stacaravan is geplaatst buiten het ter plaatse geldende bouwblok. Nu vergunning niet is verleend en zich geen legaliseringsmogelijkheden voordoen, heeft verweerder eiser aangeschreven de stacaravan te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van verbeurte van een eenmalige dwangsom van € 7.500,-.
2.
Eiser kan zich hier niet mee verenigen en heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat de caravan buiten het bouwblok is geplaatst. Voorts heeft hij betoogd dat de caravan wordt gebruikt ten behoeve van het op het perceel gevestigde bedrijf van eiser als rook- of wachtruimte voor ingehuurd personeel, alsmede als schuilgelegenheid bij het geven van trainingen. Hij betwist echter niet dat de stacaravan ook voor privédoeleinden wordt gebruikt. Zijn dochter zit er wel eens met vrienden. Verweerder heeft zich naar zijn mening ten onrechte op het standpunt gesteld dat het bijbehorend bouwwerk niet ten dienste mag staan aan de op het perceel aanwezige bedrijfswoning en (dus) niet voor privédoeleinden mag worden gebruikt. In dit kader heeft eiser een beroep gedaan op het bepaalde in artikel 9 (lees: paragraaf 9) in de toelichting bij bijlage II van het Bor. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en ambtenaren van de naburige gemeente Nijkerk bevestigen zijn standpunt, aldus eiser.
De rechtbank overweegt het volgende.
3.
Ter plaatse van het perceel [adres] gold ten tijde in geding de wijziging ‘Zeumerseweg’ van het bestemmingsplan Buitengebied 2000. Het betreffende perceel heeft in dit bestemmingsplan de bestemming ‘niet agrarische bedrijven’ in de categorie ‘valbeveiligingsbedrijf’ met de nadere aanduiding dat buitenopslag niet is toegestaan. De gronden buiten het bouwblok hebben een agrarische bestemming.
4.
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) – voor zover van belang – is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
het bouwen van een bouwwerk;
(…)
het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (…).
Op grond van artikel 2, derde lid, aanhef en onder b, van bijlage II bij het Bor is een omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de wet niet vereist, indien deze activiteiten betrekking hebben op een op de grond staand bijbehorend bouwwerk in achtererfgebied, mits – voor zover van belang – wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. voor zover op een afstand van niet meer dan 2,5 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw, niet hoger dan:
1°. 4 m,
2°. 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, en
3°. het hoofdgebouw,
b. voor zover op een afstand van meer dan 2,5 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw:
1°. niet hoger dan 3 m,
2°. de oppervlakte van vergunningvrije bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 1 m van een naburig erf niet meer dan 10 m2,
3°. als gevolg van het bijbehorende bouwwerk de totale oppervlakte van vergunningvrije bijbehorende bouwwerken op een afstand van meer dan 2,5 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw niet meer dan 30 m2, en
4°. functioneel ondergeschikt aan het hoofdgebouw,
Op grond van artikel 1, van bijlage II van het Bor wordt onder achtererfgebied verstaan: erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.
Onder erf wordt verstaan: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
5.
De rechtbank is van oordeel dat uit de van de zijde van verweerder overgelegde kaarten afdoende blijkt dat de stacaravan (gedeeltelijk) buiten het bouwblok is geplaatst, zowel in het ten tijde van geding geldende bestemmingsplan als het thans geldende bestemmingsplan Buitengebied 2012. Aan de door eiser overgelegde luchtfoto’s met daarop ingetekend de grenzen van het bouwblok kan niet de betekenis toekomen die eiser er aan hecht. Zoals eiser ter zitting heeft gesteld heeft hij het kaartje zelf gemaakt, waarbij hij ervan is uitgegaan dat het bouwblok de grenzen volgt van de bestaande bebouwing. Deze veronderstelling is echter onjuist. De op de plankaart behorende bij het bestemmingsplan “Buitengebied 2000, wijziging Zeumerseweg” ingetekende bebouwing, die ogenschijnlijk geheel in het bouwvlak valt, heeft niet meer dan een indicatieve betekenis. Uit de van de zijde van verweerder overgelegde, door terzake deskundigen gemaakte, tekening met daarop situering van het bouwblok ten opzichte van de bestaande bebouwing, blijkt dat een gedeelte van de bestaande bebouwing onder de werking van dit bestemmingsplan was gelegen buiten dit bouwblok. Dit is in het nieuwe bestemmingsplan hersteld, doch daarbij is de grens van het bouwvlak ter hoogte van de stacaravan bewust niet gelegd op de lijn die ontstaat indien de zijgevel van de bestaande bebouwing denkbeeldig wordt doorgetrokken. Dat thans over de grootte van het bouwblok, zoals vastgesteld in het bestemmingsplan Buitengebied 2012, bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt geprocedeerd, doet hier niet aan af. Maatgevend is dat de stacaravan ook onder het nieuwe bestemmingsplan niet geheel binnen het bouwblok is gelegen.
6.
Nu de stacaravan deels op gronden buiten het bouwblok is gevestigd en deze gronden een agrarische bestemming hebben is de rechtbank met verweerder van oordeel dat geen sprake is van een erf als bedoeld in artikel 1 van bijlage II van het Bor. Gelet op de systematiek van het ter plaatse geldende bestemmingsplan, waarbij een regeling is gegeven die het perceel onderverdeelt in een bouwblok met daarbuiten een perceelgedeelte met een bestemming die niet is gerelateerd aan het hoofdgebouw (in dit geval een agrarische bestemming), kan het laatstgenoemde perceelgedeelte immers niet worden aangemerkt als ”erf”. Aldus is evenmin sprake van ligging van de stacaravan in het achtererfgebied. Gelet op het bepaalde in artikel 2, van bijlage II van het Bor is reeds hierom van een vergunningvrij bijbehorend bouwwerk geen sprake. Het betoog faalt.
7.
Vast staat dat een vergunning voor het plaatsen van de stacaravan is gevraagd noch verleend. Daarmee heeft eiser gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 2.1, aanhef en onder a en c, van de Wabo, zodat verweerder bevoegd was hiertegen op te treden. Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die verweerder hadden moeten nopen tot afzien van handhavend optreden.
8.
Ter voorlichting van eiser, en om eventuele toekomstige geschillen omtrent de verwijdering van de stacaravan te voorkomen indien eiser deze binnen het bouwblok plaatst, overweegt de rechtbank nog het volgende.
8.
Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat een gebruik van de stacaravan voor privédoeleinden niet aan het vergunningvrij oprichten ervan in de weg staat.
9.
Op grond van artikel 6 , aanhef en onder b, van bijlage II van het Bor wordt, indien het hoofdgebouw geen woning is maar op het perceel wel een of meer op de grond staande woningen aanwezig zijn, een op het perceel aanwezige woning voor de toepassing van artikel 2, onderdeel 3, onder a, tevens als hoofdgebouw aangemerkt.
In de in paragraaf 9 opgenomen artikelsgewijze toelichting bij bijlage II van het Bor is onder het begrip ‘hoofdgebouw’ het volgende opgenomen:
‘Dienstwoningen binnen een agrarische bestemming of andere (bedrijfs)bestemmingen staan ten dienste van de bedrijfsvoering en zijn niet noodzakelijk voor de verwezenlijking van de bedrijfsbestemming. De woning kan in dit opzicht overigens ook, gezien de bestemming, niet als belangrijkste gebouw worden aangemerkt. Het gebouw waar in hoofdzaak of in grootste mate de bedrijfsvoering overeenkomstig de bestemming wordt gerealiseerd, dient in dergelijke situaties als hoofdgebouw te worden aangemerkt. Ook dan echter is het wel mogelijk dat binnen de randvoorwaarden van artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1, van deze bijlage, een bijbehorend bouwwerk wordt gebouwd dat feitelijk ziet op de dienstwoning. Een gebruik van een bijbehorend bouwwerk dat functioneel ten dienste staat van de betreffende dienstwoning, dient ook geacht te worden in functioneel opzicht te horen bij het bedrijfsgebouw. In dergelijke situaties kunnen bijbehorende bouwwerken dus ten dienste staan van zowel de bedrijfsvoering als de bij de bedrijfsvoering behorende dienstwoning.
Met het oog op de toepassing van artikel 2, onderdeel 3, onder a, in een situatie als hiervoor beschreven is in artikel 6, onderdeel b, in een aparte regeling voorzien. Op grond hiervan wordt voor de toepassing van artikel 2, onderdeel 3, onder a, de dienstwoning tevens als hoofdgebouw aangemerkt. Hierdoor kan een bijbehorend bouwwerk in zo’n situatie ook binnen 2,5 m afstand van de oorspronkelijke woning worden gebouwd.’
10.
Niet in geschil is dat de stacaravan buiten de afstand van 2,5 meter van de dienstwoning is geplaatst. Hierdoor is het bepaalde in artikel 6, aanhef en onder b, van bijlage II van het Bor in onderhavige situatie niet van toepassing en dient het gebruik in functioneel opzicht derhalve ten dienste te staan van het op het perceel gevestigde bedrijf. In tegenstelling tot hetgeen eiser heeft betoogd is het niet toegestaan de stacaravan te gebruiken ten dienste van de woning. Het betoog faalt.
11.
Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.H.Y. Snoeren-Bos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.