ECLI:NL:RBGEL:2014:1440

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 januari 2014
Publicatiedatum
5 maart 2014
Zaaknummer
136864 ES RK 13-242
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en ouderlijk gezag na ontbinding van het huwelijk

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 31 januari 2014 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die op 24 augustus 2001 te Lochem met elkaar gehuwd waren. De partijen zijn ouders van twee minderjarige kinderen. De vrouw verzocht de rechtbank om het eenhoofdig gezag over de kinderen te verkrijgen, terwijl de man zich verzet tegen dit verzoek en het gezamenlijk gezag wenst te behouden. De rechtbank overweegt dat het ouderschapsplan dat door de partijen is opgesteld, niet voldoet aan de wettelijke eisen, omdat het een onaanvaardbaar risico met zich meebrengt dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. De rechtbank stelt vast dat de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een onaanvaardbaar risico bestaat voor de kinderen en dat het gezamenlijk gezag niet in het belang van de kinderen is. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw om het eenhoofdig gezag toe te kennen af en spreekt de echtscheiding uit. De behandeling van de overige verzoeken wordt aangehouden tot een latere zitting.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team familierecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: 136864 ES RK 13-242
beschikking van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 31 januari 2014
in de zaak tussen:

[verzoekster],

wonende te [plaats],
verzoekster, hierna te noemen de vrouw,
advocaat: eerst mr. E. Gürcan te Lochem,
thans mr. S.J.M. Masselink te Almelo,
en

[verweerder],

wonende te [plaats],
verweerder, hierna te noemen de man,
advocaat: mr. J.M. Ringerwöle-de Jong te Zwolle.

Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 5 maart 2013;
  • het exploot van betekening van 15 maart 2013;
  • het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, ingekomen op 22 mei 2013;
  • het verweerschrift tegen het zelfstandig verzoek, tevens aanvullend verzoek c.q. wijziging verzoek, met bijlagen ingekomen op 17 juni 2013;
  • het verweerschrift tegen het aanvullend verzoek c.q. wijziging verzoek met bijlagen, ingekomen op 8 augustus 2013;
  • het journaalbericht met bijlagen van mr. Masselink van 12 november 2013;
  • het journaalbericht met bijlagen van mr. Ringerwöle-de Jong van 18 november 2013;
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 november 2013.

De feiten

De vrouw en de man, die de Nederlandse nationaliteit bezitten, zijn op[2001] te [plaats] met elkaar gehuwd in de wettelijke gemeenschap van goederen.
Zij zijn ouders van de navolgende minderjarige kinderen:
  • [kind A], geboren op [2003] te [plaats] en
  • [kind B], geboren op[2007] te [plaats].

Het verzoek

De vrouw verzoekt dat de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
tussen partijen de echtscheiding zal uitspreken;
de inhoud van het door de vrouw opgestelde concept-ouderschapsplan in de te gegeven beschikking zal opnemen en daaraan zal hechten;
de verdeling van de huwelijkgemeenschap tussen partijen zal vaststellen zoals geformuleerd in het verzoekschrift onder punt 6 en 7.
De vrouw stelt, naast hetgeen hiervoor als vaststaand is weergegeven, dat het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht, dat het verzoek omtrent het ouderschapsplan in het belang is van de kinderen en dat zij belang heeft bij een verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.

Het verweer tevens zelfstandig verzoek

De man verzoekt dat de rechtbank het verzochte met betrekking tot het ouderschapsplan zal afwijzen.
De man verzoekt voorts dat de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • zal bepalen dat de vrouw haar financieel relevante gegevens overlegt in de procedure zodat er een draagkrachtvergelijking kan worden gemaakt;
  • zal bepalen dat er tussen de kinderen en de man een omgangsregeling wordt vastgesteld, al dan niet met hulp van BJZ of Lindenhout of een andere instantie, van de eerste vier maanden een dag per veertien dagen en daarna een weekend per veertien dagen;
  • zal bepalen dat partijen afzien van pensioenverevening;
  • zal bepalen dat de vrouw met de kinderen niet op grotere afstand dan 50 kilometer van het adres van de man zal verhuizen, als onderdeel van de omgangsregeling en het ouderschapsplan.
Het verweer op het zelfstandig verzoek tevens aanvullend verzoek c.q. wijziging verzoek
De vrouw verzoekt dat de rechtbank
  • de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen zal vaststellen zoals geformuleerd in het inleidend verzoekschrift onder punt 6 en 7, alsmede in onderhavig verweerschrift onder punt 11 tot en met 17;
  • de man met ingang van maart 2012 dan wel de datum van indiening van het inleidend verzoekschrift dan wel de door de rechtbank te wijzen beschikking zal veroordelen tot betaling van een bijdrage van ten behoeve van de kinderen van € 300,-- per kind per maand, althans een bijdrage als de rechtbank juist acht, bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen en vermeerderd met de wettelijke indexering en iedere uitkering die hij krachtens wettelijke regelingen onder zich heeft, onder bepaling dat, indien de man niet of niet tijdig de onderhoudsbijdragen aan de vrouw voldoet, de kosten van de ten uitvoerlegging van deze beschikking voor rekening van de man dienen te worden gebracht;
  • zal bepalen dat de vrouw met het eenhoofdig gezag zal worden belast;
  • zal bepalen dat er geen omgang met de kinderen zal plaatsvinden alvorens de Raad voor de Kinderbescherming een advies heeft uitgebracht over de wijze van invulling en begeleiding van de omgang;
  • de verzoeken van de man met betrekking tot de echtscheiding en de pensioenverevening toe zal wijzen;
  • de man in zijn overige verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren, althans hem deze te ontzeggen als zijnde ongegrond, althans een beslissing te nemen als de rechtbank juist acht.
De vrouw trekt haar verzoek ten aanzien van het ouderschapsplan in.

Het verweer tegen het aanvullend verzoek c.q. wijziging verzoek

De man verzoekt de rechtbank om de verzoeken van de vrouw ten aanzien van de verdeling, de onderhoudsbijdrage ten behoeve van de kinderen met ingang van maart 2012, het eenhoofdig gezag en de omgangsregeling af te wijzen. De man is wel bereid de gevraagde onderhoudsbijdrage te betalen met ingang van datum indiening inleidend verzoekschrift.

De beoordeling

(echtscheiding)

De rechtbank overweegt dat het niet ter vrije bepaling aan partijen staat om in het ouderschapsplan op te nemen dat de vrouw alleen zal worden belast met het gezag over de minderjarige kinderen. Daarnaast is de in het ouderschapsplan opgenomen zorgregeling onvoldoende concreet, nu partijen zijn overeengekomen dat de minderjarigen op dit moment geen contact zullen hebben met de man. Deze uitgangspunten zijn in strijd met de bedoeling van een ouderschapsplan en de belangen van de kinderen, aldus voldoet het ouderschapsplan niet aan het bepaalde in artikel 815, derde lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Niettemin verklaart de rechtbank de vrouw ontvankelijk in haar verzoek, nu is gebleken dat er een gebrek aan vertrouwen is tussen partijen om in onderling overleg tot een zorgregeling te komen, alsmede dat er onvoldoende basis is om een deskundige in te schakelen teneinde alsnog tot een ouderschapsplan te komen dat voldoet aan de eisen van de wet. De rechtbank zal derhalve met toepassing van artikel 815, zesde lid, Rv beslissen op de voorliggende verzoeken.
Nu de man niet betwist erkent dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, is het verzoek tot echtscheiding voor toewijzing vatbaar.

(het ouderschapsplan)

Ten aanzien van het verzoek om het ouderschapsplan aan te hechten overweegt de rechtbank als volgt.
In het door beide partijen ondertekende ouderschapsplan is, zoals hiervoor reeds gemeld, opgenomen dat de vrouw het eenhoofdig gezag over de minderjarigen krijgt. De rechtbank laat in het midden of sprake is van een rechtsgeldige totstandkoming van de overeenkomst tussen partijen betreffende het ouderlijk gezag, althans of de afspraak tussen partijen op dit punt in aanmerking komt voor vernietiging op de door de man gestelde gronden. Ook indien ervan wordt uitgegaan dat sprake is van een rechtsgeldige, niet voor vernietiging vatbare afspraak, dient de rechtbank naar aanleiding van het verzoek van de vrouw te beoordelen – nu het niet ter vrije bepaling van partijen is of het ouderlijk gezag na echtscheiding gezamenlijk wordt uitgeoefend dan wel of een van hen met het gezag wordt belast – of is voldaan aan de criteria van artikel 1:251a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
Ingevolge artikel 1:251a, eerste lid, BW kan de rechter na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of één van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Ter zitting heeft de vrouw toegelicht dat het eenhoofdig gezag een gezamenlijk besluit is van partijen. Zij is van mening dat het eenhoofdig gezag in het belang van de kinderen is. Zij merkt dat er nu rust is bij de kinderen. Wanneer partijen met elkaar moeten overleggen over aangelegenheden betreffende de kinderen, dan dreigen de kinderen klem of verloren te raken. De vrouw zal zich blijven inzetten om het contact tussen de kinderen en de man te herstellen.
De man heeft ter zitting toegelicht dat het eenhoofdig gezag niet in het belang van de kinderen is. De man is akkoord gegaan met het ouderschapsplan, omdat hij de strijd wil staken in het belang van de kinderen en hen daar niet verder in wil betrekken. Voorkomen moet worden dat de kinderen in de toekomst mogelijk klem of verloren raken tussen de ouders. De man cijfert zichzelf weg in het belang van de kinderen.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt. Uitgangspunt van de wetgever is dat de ouders in het geval van ontbinding van het huwelijk door echtscheiding het gezag gezamenlijk blijven uitoefenen, tenzij er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders bij het (blijven) uitoefenen van gezamenlijk gezag en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of wijziging anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en beslissingen van enig belang over hun kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans daartoe in staat mogen worden geacht, op een wijze die niet belastend is voor de kinderen en die hun veiligheid niet in gevaar brengt. Een en ander vereist een minimaal vermogen tot positieve communicatie tussen de ouders. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een onaanvaardbaar risico dat de minderjarigen klem of verloren zullen raken tussen hun ouders, of dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is. Het enkel ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt niet zonder meer mee dat het in het belang van de kinderen is dat het ouderlijk gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Immers in een dergelijke situatie kan dat betekenen dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven of de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. De vrouw heeft ter zitting, desgevraagd, aangegeven dat de man haar de afgelopen periode niet heeft geblokkeerd bij het nemen van beslissingen welke in het belang van de minderjarigen noodzakelijk waren, zodat hierin naar het oordeel van de rechtbank evenmin een grond is gelegen om het eenhoofdig gezag alleen aan de vrouw toe te kennen.
Gelet op het vorengaande zal de rechtbank het verzoek omtrent het eenhoofdig ouderlijk gezag afwijzen. De man heeft ter zitting verzocht, indien de rechtbank het gezamenlijk gezag in stand zou houden, hem de gelegenheid te geven alsnog te reageren op het gewijzigd verzoek van de vrouw, nu de overeenkomst alsdan in zijn geheel opnieuw overwogen dient te worden. De rechtbank zal het verzoek van de man toewijzen en de procedure aanhouden voor een periode van vier weken. De man krijgt alsdan de gelegenheid te reageren op het gewijzigde verzoek van de vrouw. Daarnaast verzoekt de rechtbank zowel de man als de vrouw een standpunt in te nemen over het verdere verloop van de onderhavige procedure.

De beslissing

De rechtbank:
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen op 24 augustus 2001 te Lochem met elkaar gehuwd;
wijst het verzoek de vrouw alleen met het ouderlijk gezag over de minderjarigen:
[kind A], geboren op [2003] te [plaats] en
[kind B], geboren op[2007] te [plaats],
te belasten af;

alvorens verder te beslissen

houdt de behandeling ten aanzien van de overige verzoeken aan tot de terechtzitting op woensdag 5 maart 2014
pro forma;
verzoekt de man alsdan te reageren op de (gewijzigde) verzoeken van de vrouw;
verzoekt partijen alsdan de rechtbank te informeren over het verdere verloop van de procedure.
Deze beschikking is gegeven door mr. T. ter Brugge, rechter, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 januari 2014, in tegenwoordigheid van de griffier.
conc./coll.: rwh