ECLI:NL:RBGEL:2014:1268

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 februari 2014
Publicatiedatum
26 februari 2014
Zaaknummer
05/821200-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door roekeloos rijgedrag

Op 26 februari 2014 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 37-jarige automobiliste uit Nijmegen, die op 16 mei 2013 te Ressen een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte reed met haar Citroën Xsara Picasso op de Ressensestraat en kwam op de verkeerde weghelft terecht, waar zij in botsing kwam met een tegemoetkomende Ford Focus. Door deze aanrijding hebben de inzittenden van de Ford, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waaronder een halswervelfractuur en meerdere ribbreuken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte roekeloos heeft gereden, aangezien zij niet voldoende op het verkeer lette en niet rechts hield, zoals vereist door de verkeersregels. Tijdens de zitting op 12 februari 2014 heeft de officier van justitie de schuld van de verdachte benadrukt, terwijl de verdediging aanvoerde dat er geen sprake was van aanmerkelijke onoplettendheid. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wel degelijk schuld had aan het ongeval, omdat zij met een snelheid van ongeveer 70 à 80 km/u op de verkeerde weghelft terechtkwam zonder enige rechtvaardiging.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar blanco strafblad en de noodzaak om haar kinderen naar school te brengen. De rechtbank heeft echter ook benadrukt dat de verkeersfout van de verdachte ernstig was, wat de oplegging van een straf rechtvaardigt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/821200-13
Datum zitting : 12 februari 2014
Datum uitspraak : 26 februari 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. M.C. Molenaar, advocaat te Apeldoorn.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
zij op of omstreeks 16 mei 2013 te Ressen, gemeente Lingewaard, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Citroën Xsara Picasso, kenteken [kenteken 1]), daarmede rijdende over de weg, Ressensestraat, roekeloos, in elk geval zeer, althans
aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, en/of
niet, althans in onvoldoende mate op het voor haar gelegen gedeelte van die
weg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
op die weg rijdende met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur, naar
links heeft gestuurd, en/of
(daarbij) geheel of gedeeltelijk terecht is gekomen op het weggedeelte,
bestemd voor het tegemoetkomend verkeer, zonder dat er enige te rechtvaardigen
aanleiding of reden was om op dat weggedeelte (voor het tegemoetkomend
verkeer) te (gaan) rijden, in elk geval niet, althans onvoldoende, heeft
voldaan aan haar verplichting zoveel mogelijk rechts te houden, als bedoeld in
artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, en/of
(daarbij) dat motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad, en/of (vervolgens) in een slip is geraakt en/of is gaan slingeren, en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een haar tegemoetkomend ander motorrijtuig (personenauto, Ford), ten gevolge waarvan dit laatste motorrijtuig over de kop is geslagen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk
letsel, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de
normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
zij op of omstreeks 16 mei 2013 te Ressen, gemeente Lingewaard, als bestuurder
van een voertuig (personenauto, Citroën Xsara Picasso, kenteken [kenteken 1]),
daarmee rijdende op de weg, Ressensestraat,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, en/of
niet, althans in onvoldoende mate op het voor haar gelegen gedeelte van die
weg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
op die weg rijdende met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur, naar
links heeft gestuurd, en/of
(daarbij) geheel of gedeeltelijk terecht is gekomen op het weggedeelte,
bestemd voor het tegemoetkomend verkeer, zonder dat er enige te rechtvaardigen
aanleiding of reden was om op dat weggedeelte (voor het tegemoetkomend
verkeer) te (gaan) rijden, in elk geval niet, althans onvoldoende, heeft
voldaan aan haar verplichting zoveel mogelijk rechts te houden, als bedoeld in
artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, en/of
(daarbij) dat motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad, en/of (vervolgens) in een slip is geraakt en/of is gaan slingeren, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een haar
tegemoetkomend ander motorrijtuig (personenauto, Ford), ten gevolge waarvan dit
laatste motorrijtuig over de kop is geslagen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 12 februari 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.C. Molenaar, advocaat te Apeldoorn.
De officier van justitie, mr. P.A. de Boer, heeft gerekwireerd.
Verdachte en haar raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 16 mei 2013 reed verdachte als bestuurster van een personenauto, te weten een Citroën Xsara Picasso, kenteken [kenteken 1] op de Ressenseweg te Ressen, gemeente Lingewaard [2] . De toegestane maximale snelheid ter plaatste bedroeg 80 km/u [3] . Verdachte heeft aldaar met haar auto slingerend gereden en is terecht gekomen op het weggedeelte bestemd voor tegemoetkomend verkeer [4] . Verdachte is vervolgens op dat weggedeelte met haar personenauto tegen de tegemoetkomende personenauto, een Ford Focus, kenteken [kenteken 2], gebotst, ten gevolge waarvan laatstgenoemde auto over de kop is geslagen [5] . De bestuurder en inzittende van de Ford Focus, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben ten gevolge van deze aanrijding respectievelijk een halswervelfractuur en meerdere ribbreuken opgelopen [6] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat bewezen kan worden dat verdachte aanmerkelijk onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden waardoor het aan haar schuld te wijten is dat het ongeval is ontstaan. Hierbij hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zodanig lichamelijk letsel opgelopen dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van hun dagelijkse bezigheden is ontstaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde feiten. Hij heeft aangevoerd -kort samengevat- dat verdachte niet heeft gehandeld met een aanmerkelijke mate van onvoorzichtigheid, onoplettendheid of onachtzaamheid in de zin van artikel 6 WVW. Zij reed met een snelheid van 70 km/u reed, was niet onder invloed en was niet afgeleid. Toen haar auto ineens door onverklaarbare reden naar links trok, heeft zij er alles aan heeft gedaan om de rijrichting van de auto te corrigeren en een aanrijding te voorkomen.
Beoordeling door de rechtbank
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994, moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld, bevond verdachte zich direct voorafgaand aan het ongeval met haar auto op de weghelft bestemd voor het haar tegemoetkomend verkeer en heeft daarbij de dubbel doorgetrokken streep overschreden [7] . Indien een bestuurder van een personenauto, rijdend met een snelheid van ongeveer 70 à 80 km per uur op een tweebaansweg, niet zoveel mogelijk rechts houdt maar plotseling zonder enige aanleiding, zo ver naar links komt dat hij/zij daardoor op de verkeerde weghelft terechtkomt en daar in botsing komt met op die andere weghelft rijdende tegenliggers, is, mede gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad, in beginsel sprake van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijden en derhalve van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Dit zou slechts anders kunnen zijn indien er zich een uitzonderlijke omstandigheid zou hebben voorgedaan, bijvoorbeeld dat verdachte in verontschuldigbare onmacht verkeerde ten tijde van het ongeval (Hoge Raad 11 december 20912, NJ 2013/32).
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat haar auto in één keer van links naar rechts ging, zij niet in paniek raakte, zij haar auto nog recht probeerde te krijgen en dat zij zich over hetgeen daarna gebeurde niets meer kan herinneren [8] . Tevens heeft zij verklaard dat de auto iets anders deed dan dat zij wilde en dat zij daar niets aan kon doen. Zij denkt dat het een technisch mankement moet zijn geweest [9] . Ter terechtzitting van 12 februari 2014 heeft verdachte desgevraagd verklaard dat zij zich enkel kan herinneren dat haar auto ineens naar links trok en daarna slingerde en dat zij probeerde haar auto recht te krijgen [10] .
Uit het technisch onderzoek aan de auto van verdachte is naar voren gekomen dat de auto in een voldoende rijtechnische staat van onderhoud verkeerde en, voor zover na te gaan, geen gebreken vertoonde die eventueel de oorzaak van of van invloed op het ontstaan dan wel het verloop van het ongeval zouden kunnen zijn geweest [11] . Gelet op deze uitkomst, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden dat de toestand van de auto van verdachte ten tijde van het ongeval dusdanig was dat er mogelijk sprake zou kunnen zijn van verontschuldigbare onmacht.
Voor zover de raadsman van verdachte nog heeft betoogd dat verdachte, nu zij heeft verklaard dat zij zich van de situatie kort voorafgaand aan het ongeval niets meer kan herinneren, mogelijk een black out had, verwerpt de rechtbank dit verweer. De enkele mogelijkheid van tijdelijk bewustzijnsverlies is niet voldoende om het bewustzijnsverlies aannemelijk te achten. In het dossier bevinden zich geen medische verklaringen of andere aanwijzingen waaruit de aannemelijkheid van de door de raadsman geopperde bewustzijnsverlies blijkt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte schuld heeft aan het ongeval, door aanmerkelijk onvoorzichtig te handelen, als hierna bewezen zal worden verklaard.
De rechtbank acht voorts, uitgaande van de in het dossier aanwezige medische verklaringen, bewezen dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] door het ongeval lichamelijk letsel hebben bekomen, te weten respectievelijk een halswervelfractuur en meerdere ribbreuken en dat daaruit verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
Primair
zij op 16 mei 2013 te Ressen, gemeente Lingewaard, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Citroën Xsara Picasso, kenteken [kenteken 1]), daarmede rijdende over de weg, Ressensestraat, aanmerkelijk, onvoorzichtig, heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, naar links heeft gestuurd, en
geheel of gedeeltelijk terecht is gekomen op het weggedeelte, bestemd voor het tegemoetkomend verkeer, zonder dat er enige te rechtvaardigen aanleiding of reden was om op dat weggedeelte voor het tegemoetkomend verkeer te gaan rijden, in elk geval niet, althans onvoldoende, heeft voldaan aan haar verplichting zoveel mogelijk rechts te houden, als bedoeld in artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, en
daarbij dat motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad, en gaan slingeren, en vervolgens is gebotst tegen, een haar tegemoetkomend ander motorrijtuig (personenauto, Ford), ten gevolge waarvan dit laatste motorrijtuig over de kop is geslagen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor anderen, te weten [slachtoffer 1]
en [slachtoffer 2] zodanig lichamelijk letsel, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde feit:
Overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van 60 uren werkstraf -te vervangen door 30 dagen hechtenis- en voorts tot oplegging van een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht in geval van bewezenverklaring er rekening mee te houden dat verdachte zelf ook met letsel naar het ziekenhuis is vervoerd en dat zij in verband met het ongeval onder behandeling is geweest van psycholoog zodat er aanleiding is een schuldigverklaring zonder oplegging van een straf of maatregel uit te spreken. Voorts heeft de raadsman naar voren gebracht dat verdachte haar rijbewijs nodig heeft om haar twee jongste kinderen, die speciaal onderwijs in Bemmel volgen, naar school te vervoeren.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het blanco strafblad van verdachte, gedateerd 20 januari 2014.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft een aanmerkelijke verkeersfout gemaakt waardoor anderen lichamelijk letsel hebben opgelopen. Dit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de oplegging van een werkstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid. De rechtbank houdt echter rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat verdachte geen strafblad heeft. De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte haar rijbewijs nodig heeft om haar kinderen naar school in een andere plaats te brengen. Anderzijds betreurt de rechtbank het dat verdachte niet toch een poging heeft ondernomen om contact op te nemen met de slachtoffers ten einde haar medeleven te betuigen. De rechtbank zal dan ook gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, conform de eis van de officier van justitie een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid en een onvoorwaardelijk werkstraf, opleggen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 60 (zestig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 30 (dertig) dagen.
alsmede
Ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat deze ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door:
mr. H.P.M. Kester-Bik (voorzitter), mr. M.F. Gielissen, en mr. J.J.H. van Laethem rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.B. Moll van Charante, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 februari 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL079A 2013051394-1, gesloten op 12 juli 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 18, proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse p. 4 van 25.
3.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse p. 6 van 25.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] p. 10, proces-verbaal verhoor benadeelde partij [slachtoffer 1] p. 14, verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 februari 2014.
5.Proces-verbaal van getuige [getuige] p. 10, proces-verbaal van benadeelde [slachtoffer 2] p. 12, proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse p. 23 van 25.
6.Proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer 1] p. 15, een schriftelijk bescheid, zijnde een geneeskundige verklaring, d.d. 4 juni 2013, een proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer 2] p. 13, een schriftelijk bescheid, zijnde een geneeskundige verklaring d.d. 4 juni 2013.
7.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse p. 6 van 25.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 18.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 19.
10.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 februari 2014.
11.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse p. 12 van 25.