ECLI:NL:RBGEL:2014:1267

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 februari 2014
Publicatiedatum
26 februari 2014
Zaaknummer
05/740058-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor poging tot zware mishandeling met een mes in Lent

Op 26 februari 2014 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 35-jarige man uit Lent, die werd beschuldigd van het steken met een mes. De man werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 323 dagen en ter beschikking gesteld met voorwaarden, waarbij hij langdurig behandeld moet worden in een forensische psychiatrische kliniek. De rechtbank oordeelde dat de man op 19 april 2013 met opzet een ander zwaar had willen verwonden door met een mes in de buik te steken. Het verweer van noodweer werd verworpen, omdat niet aannemelijk was dat het slachtoffer de man aanviel. Deskundigen adviseerden dat de man zo snel mogelijk behandeld moest worden, wat leidde tot de beslissing om een gevangenisstraf op te leggen die gelijk was aan de tijd die hij al in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank concludeerde dat de man zich schuldig had gemaakt aan poging tot zware mishandeling, maar sprak hem vrij van de poging tot doodslag en zware mishandeling, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzet had op de dood van het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de ernstige psychiatrische problemen van de man en het advies van deskundigen over zijn behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/740058-13
Data zittingen : 31 juli 2013, 23 oktober 2013, 15 januari 2014 en 12 februari 2014
Datum uitspraak : 26 februari 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
raadsvrouw : mr. S. Striekwold, advocaat te Nijmegen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 19 april 2013 te Lent, gemeente Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] voornoemd met een mes in de buik(streek) en/of in de
hals en/of in het gezicht te steken en/of te snijden en/of te krassen en/of
bij de keel te pakken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet
is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
hij op of omstreeks 19 april 2013 te Lent, gemeente Nijmegen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (steekwond(en)/snijwond(en)/kraswond(en) in de buik, hals, gezicht), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een mes in de buik(streek) en/of in de hals en/of in het gezicht te steken en/of te snijden en/of te krassen en/of bij de keel te
pakken;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 19 april 2013 te Lent, gemeente Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] voornoemd met een mes in de buik(streek) en/of in de hals en/of in het gezicht te steken en/of te snijden en/of te krassen en/of
bij de keel te pakken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is laatstelijk op 12 februari 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. S. Striekwold, advocaat te Nijmegen.
De officier van justitie, mr. A.M. Fellinger, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In het pand aan de [adres] te Lent bevinden zich twee woningen. Het ene woongedeelte is in gebruik bij verdachte en het andere woongedeelte bij [bewoonster] [2] . Op 19 april 2013 bevonden zowel verdachte als het slachtoffer, [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]), zich in de logeerkamer van het woongedeelte van [bewoonster] [3] . Aldaar is een ruzie en een worsteling tussen verdachte en [slachtoffer] ontstaan [4] . [slachtoffer] heeft letsel bekomen, veroorzaakt door steken met een mes [5] . Het letsel bestond uit drie steekwonden, te weten in het gezicht en op de voet en in de buik [6] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de poging doodslag (primair) en de zware mishandeling (het subsidiaire feit) en een bewezenverklaring van de poging zware mishandeling (het meer subsidiaire feit) op grond van de bewijsmiddelen in het dossier.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is integrale vrijspraak bepleit. Hiertoe heeft de raadsvrouw aangevoerd
-kort samengevat- dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op de dood van aangever noch op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de verwondingen van aangever zijn veroorzaakt door opzettelijk handelen van verdachte.
Over de ruzie en de worsteling tussen verdachte en [slachtoffer] hebben [slachtoffer] en getuigen het volgende verklaard.
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard:
Ik zag dat [verdachte] de slaapkamer binnen kwam lopen. [verdachte] sprak mij aan en zei dat ik weg moest. Ik vroeg waarom ik weg moest. Hierop zei [verdachte] dat [bewoonster] niet wilde hebben dat ik bleef (…) [verdachte] bemoeide zich ermee en zei dat ik weg moest. (…) [7] [verdachte] heeft mij een (1) keer in mijn buik gestoken. Verder heeft [verdachte] mij ook in mijn gezicht gestoken, op mijn linker wang net iets onder mijn oog. Ook heeft [verdachte] mij aan de zijkant op mijn linkervoet geraakt met het mes.(…) [8]
Getuige [getuige 1] die op 19 april 2013 op bezoek in de woning aan de [adres] was, heeft over ruzie en het gevecht tussen verdachte en [slachtoffer] verklaard:
“[slachtoffer] wilde met dat meisje bij [bewoonster] blijven slapen. [bewoonster] wilde dat niet en zei dat tegen [slachtoffer]. (...) Toen kwam die donkere buurman erbij en bemoeide zich ermee. Er ontstond een gevecht tussen [slachtoffer] en die donkere jongen. [9]
Voorts heeft [getuige 1] verklaard:
Ik hoorde kabaal en ging kijken. Ik zag toen dat [slachtoffer] uit zijn buik bloedend op de stretcher lag. Ik kreeg van [bewoonster] een mes aangereikt. Dat was een keukenmes met karteltjes, zoiets waar je biefstuk mee snijdt. Ze zei dat ik dat mes weg moest leggen. (…) Ik moest van [bewoonster] zeggen dat [slachtoffer] met een mes kwam om zodoende die donkere jongen te beschermen [10] .
De getuige [getuige 2] heeft verklaard:
Ik ben toen naar [bewoonster] gelopen en heb aan [bewoonster] gevraagd of het klopte dat we daar niet mochten blijven slapen. Ze zei dat wij maar beter weg konden gaan. (...) en toen zag ik dat [slachtoffer] en [verdachte] elkaar te lijf gingen. (...)
Ik kwam terug op mijn kamer en zag dat [slachtoffer] op zijn bed lag met bloed op zijn buik en zijn wang. Ik zag dat [verdachte] een mes in zijn rechter hand had en met zijn linkerhand de keel van [slachtoffer] vast had. [verdachte] zat op [slachtoffer]. [slachtoffer] verzette zich niet en leek uitgeput. Het is [bewoonster] toen gelukt om het mes van [verdachte] af te pakken. (...)
Ik zag het mes voor het eerst duidelijk toen [verdachte] boven op [slachtoffer] zat. [verdachte] hield het mes boven [slachtoffer] in de aanslag. Ik dacht dat [slachtoffer] vermoord zou worden. (...) Ik zag [slachtoffer] onder het bloed, hij had een gat in zijn buik en zijn broek zat onder het bloed.
[bewoonster] en ik zeiden dat [verdachte] rustig moest worden. [bewoonster] bewoog de arm van [verdachte] naar beneden en heeft toen rustig het mes van [verdachte] afgepakt.
Op grond van de al deze verklaringen stelt de rechtbank vast dat verdachte naar [slachtoffer] is toegegaan om hem weg te sturen, waarna een worsteling tussen verdachte en [slachtoffer] is ontstaan. Vervolgens is [slachtoffer] gewond geraakt door steken met een mes. Tijdens de steekpartij waren geen getuigen aanwezig. [slachtoffer] is bloedend met meerdere steekwonden aangetroffen terwijl verdachte op hem zat en een mes in zijn hand had. Daarom ziet de rechtbank geen reden te twijfelen aan de verklaring van aangever over de toedracht van zijn letsel en stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk heeft gestoken. Het handelen van verdachte, het steken in de buik, is naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht op het toebrengen van letsel in de buik van aangever. Daaruit leidt de rechtbank zijn opzet af op (tenminste) het toebrengen van letsel.
Hierbij overweegt de rechtbank nog dat zij weinig geloof hecht aan de wisselende verklaringen die [bewoonster] vlak na het gebeuren ten overstaan van de politie heeft afgelegd over de vindplaats van het mes. De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [bewoonster] verdachte wilde beschermen. Er is geen aanleiding is om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze getuigenverklaring.
Vervolgens moet de rechtbank in deze zaak beslissen of de handeling van verdachte een poging tot doodslag, hetzij het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dan wel poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel oplevert.
De rechtbank acht, in overeenstemming met de standpunten van de officier van justitie en de verdediging, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gehandeld met het opzet om aangever van het leven te beroven en zal verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde. Op grond van het dossier kan de rechtbank namelijk niet vaststellen dat er een aanmerkelijke kans op de dood van aangever bestond.
De rechtbank zal verdachte voorts vrijspreken van het subsidiair tenlastegelegde. Het slachtoffer heeft zeven dagen ter observatie in het ziekenhuis gelegen. Er waren echter geen aanwijzingen voor letsel aan inwendige organen en er heeft geen operatie plaatsgevonden [11] . Ook op grond van de zich in het dossier bevindende letselbeschrijving, kan het door aangever opgelopen letsel niet worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel.
Naar het oordeel van de rechtbank levert het handelen van verdachte wel een poging tot zware mishandeling op. De rechtbank overweegt daartoe dat het een algemeen bekend feit is dat zich in de buik vitale organen bevinden. Ook verdachte moet geacht worden daarvan op de hoogte te zijn geweest. Nu verdachte het slachtoffer toch met een mes in de buik heeft gestoken, heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard deze organen te raken, en daarmee zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer toe te brengen.
Het verweer wordt verworpen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling (het meer subsidiair tenlastegelegde), met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 19 april 2013 te Lent, gemeente Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] voornoemd met een mes in de buik en in de hals en/of in het gezicht te steken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het meer subsidiaire feit:
Poging tot zware mishandeling.
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van feit en van verdachte

Noodweerverweer
De raadsvrouw heeft namens verdachte een beroep gedaan op noodweer. Verdachte heeft verklaard dat hij door [slachtoffer] werd bedreigd met een mes en dat hij het mes toen van [slachtoffer] heeft afgepakt. Volgens de raadsvrouw was er sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, nu verdachte door aangever ineens werd bedreigd met een mes.
Beoordeling
De verklaring van verdachte dat toen hij [slachtoffer] aansprak, [slachtoffer] een mes pakte en hem bedreigde is niet aannemelijk geworden. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer] met een mes op hem afkwam, dat er een worsteling ontstond, dat [slachtoffer] bovenop hem kwam zitten, en dat hij op een gegeven moment op kon staan en naar zijn kamer is gerend. Deze verklaring is in tegenspraak met de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige 2], en vindt ook geen steun in de verwondingen zoals die zijn aangetroffen bij [slachtoffer]. Daarbij zijn soortgelijke messen als gebruikt bij de steekpartij in het woongedeelte van verdachte aangetroffen. Dat [slachtoffer] deze messen uit de woning van verdachte heeft gehaald is niet aannemelijk. Het dossier bevat daarvoor geen enkele aanwijzing.
Daarom acht de rechtbank een noodweersituatie niet aanwezig en verwerpt het beroep op noodweer.
Ook andere feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten, zijn niet aannemelijk geworden. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de poging zware mishandeling zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 321 dagen.
Voorts vordert de officier van justitie dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld met daar aan gekoppeld de voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsrapport.
Het standpunt van de verdediging
Hoewel door de verdediging vrijspraak is bepleit, benadrukt de raadsvrouw –subsidiair- dat behandeling van verdachte noodzakelijk is. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het van belang is dat het thans voor verdachte uitgestippelde traject bij de [kliniek] doorgang zal vinden, temeer nu verdachte die hulp wil hebben.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
  • het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 20 januari 2014; en
  • een voorlichtingsadvies beknopt van Stichting Reclassering Nederland d.d. 22 juli 2013, betreffende verdachte;
  • een voorlichtingsrapportage van Stichting Reclassering Nederland, d.d. 11 juli 2013,
  • een voorlichtingsrapportage van Stichting Reclassering Nederland, d.d. 14 januari 2014, betreffende verdachte;
  • een multidisciplinair rapport van drs. [psycholoog], psycholoog, gedateerd 4 juli 2013 en van drs. [psychiater], psychiater, gedateerd 4 juli 2013;
  • een Pro Justitia Rapportage, opgemaakt door het NIFP, locatie PBC gedateerd 8 januari 2014.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft geprobeerd een ander zwaar te verwonden. Bij een worsteling heeft hij met een mes in de buik gestoken. Dat hierbij geen vitale organen zijn geraakt, is een gelukkig toeval en niet aan verdachte te danken. Verdachte heeft door zijn handelwijze de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden.
Verdachte is al eerder wegens geweldsmisdrijven veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat voor een poging tot zware mishandeling, zoals door verdachte begaan, in beginsel geen andere straf dan een gevangenisstraf op zijn plaats is.
Uit het onderzoek van de gedragsdeskundigen van het Pieter Baan Centrum volgt dat bij verdachte sprake is van een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en een persoonlijkheidsstoornis die op gedragsniveau vooral wordt gekenmerkt door antisociale en theatrale kenmerken. Bij verdachte was ten tijde van het delict sprake van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar.
Uit de voornoemde rapportage blijkt onder andere dat als verdachte onbehandeld terug zou keren in de maatschappij en stoornis en de gestoorde agressieregulatie, nog aanwezig zijn er sprake is van een hoog recidivegevaar. Daarom wordt een voorwaardelijke TBS geadviseerd.
In de rapportage van de reclassering wordt klinische behandeling bij [kliniek] geadviseerd. Deze behandeling zal gevolgd moeten worden door een langdurige ambulante behandeling in een (forensische) polikliniek en Beschermd Wonen. Ook de reclassering adviseert de behandeling van verdachte in het kader van een TBS met voorwaarden te laten plaatsvinden.
De rechtbank stelt verder vast dat het bewezen verklaarde feit een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 37a, eerste lid onder 1 van het Wetboek van Strafrecht waarvoor de maatregel van terbeschikkingstelling mogelijk is.
De rechtbank is bovendien van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen en zal op die grond bevelen dat deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Verdachte heeft verklaard dat hij zich graag onder behandeling wil laten stellen binnen een forensische psychiatrische kliniek. Nu voorts voldaan is aan alle wettelijke voorwaarden daartoe, zal de rechtbank een tbs met voorwaarden opleggen. Omdat het belangrijk is dat verdachte zo snel mogelijk met zijn behandeling kan beginnen, zal een gevangenisstraf worden opgelegd, die gelijk is aan de voorlopige hechtenis.
Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven mes, met behulp waarvan het bewezenverklaarde feit is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven trainingsjack, trainingsbroek, T-shirt, schoenen en sokken toebehoren aan de verdachte en aan verdachte zullen moeten worden teruggegeven.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14d, 27, 37a, 38, 38a, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 323 (driehonderdrieëntwintig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat veroordeelde
ter beschikking wordt gesteld enstelt daarbij de volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit of zich in situaties begeeft die voor hem risicovol zijn en/of zijn resocialisatie in gevaar brengt;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- zich niet buiten de Nederlandse grenzen zal begeven.
Bijzondere voorwaarden dat:
- veroordeelde zich direct aansluitend aan de detentie, zal laten opnemen en zal verblijven in [kliniek] -
nadat hij door middel van justitieel vervoer daar naartoe is gebracht -ten behoeve van klinische behandeling waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen, voorwaarden, behandelafspraken en huisregels van [kliniek];
- veroordeelde het vrijhedenbeleid volgt zoals afgesproken is met de behandelcoördinator van [kliniek] in samenspraak met de reclassering;
- veroordeelde na uitstroom van de klinische behandeling verblijft op een door de reclassering goed gekeurd woonadres en meewerkt aan beschermd wonen;
- veroordeelde na uitstroom van klinische behandeling deel neemt aan de ambulante (medicamenteuze) behandeling bij een ambulante forensische polikliniek, of in overleg met [kliniek] aan te wijzen andere behandelinstelling, zulks zolang deze instelling in overleg met de reclassering behandeling nodig acht;
- veroordeelde geen drugs- en/of alcohol gebruikt en meewerkt aan middelencontrole;
- veroordeelde , behoudens de periode van klinische behandeling, een dagbesteding heeft van minimaal 16 uur per week (betaald dan wel onbetaald);
- veroordeelde de reclassering en de behandel/begeleidingsinstellingen toestemming geeft om onderling informatie uit te wisselen, met als doel om stagnatie in begeleiding te voorkomen en risicovolle situaties tijdig te signaleren;
- veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen en afspraken die door of namens de reclassering aan hem gegeven worden;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
beveelt dat de op grond van artikel 38 gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beveelt de teruggave van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten trainingsjack, trainingsbroek, T-shirt, schoenen en sokken aan de veroordeelde.
Verklaart verbeurd het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een mes.
Aldus gewezen door:
mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. M.F. Gielissen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.B. Moll van Charante, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 februari 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL081P 2013036618, gesloten op 1 juni 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen p. 57.
3.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 februari 2014.
4.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 februari 2014, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] p. 66.
5.Het schriftelijk bescheid, zijnde een letselbeschrijving betreffende slachtoffer van een geweldsmisdrijf, de heer [slachtoffer] d.d. 24 juni 2013 opgesteld door [arts], forensisch arts, p. 3, proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] p. 41 en p. 54, proces-verbaal van bevindingen p. 58.
6.Het schriftelijk bescheid, zijnde een letselbeschrijving betreffende slachtoffer van een geweldsmisdrijf, de heer [slachtoffer] d.d. 24 juni 2013 opgesteld door [arts], forensisch arts, p. 3.
7.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] p. 41.
8.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] p. 54.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] p. 66.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] p. 66
11.Het schriftelijk bescheid, zijnde een letselbeschrijving betreffende slachtoffer van een geweldsmisdrijf, de heer [slachtoffer] d.d. 24 juni 2013 opgesteld door [arts], forensisch arts p.1.