De rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, heeft op 25 februari 2014 uitspraak gedaan in een zaak betreffende de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van vier maanden. De veroordeelde had zich onvoldoende gehouden aan de hem opgelegde meldplicht, wat leidde tot de vordering van de officier van justitie om de voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, ondanks eerdere waarschuwingen, meerdere keren niet is verschenen op afspraken met de reclassering. Bovendien had hij zonder overleg met de reclassering verhuisd naar Rotterdam, wat complicaties met zich meebracht voor zijn meldplicht. De verdediging voerde aan dat de veroordeelde niet op de hoogte was van zijn verplichtingen na zijn verhuizing en dat er twijfels waren over zijn vermogen om aan de voorwaarden te voldoen. De rechtbank oordeelde echter dat het aan de veroordeelde zelf was om contact op te nemen met de reclassering en dat hij onvoldoende initiatief had getoond. De rechtbank wees de vordering van de officier van justitie toe en gelastte de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer, bestaande uit mr. Kleinrensink, mr. Gilhuis en mr. Janssen, en werd openbaar uitgesproken op 25 februari 2014.