ECLI:NL:RBGEL:2014:1228

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 februari 2014
Publicatiedatum
25 februari 2014
Zaaknummer
06/940200-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Kleinrensink
  • mr. Gilhuis
  • mr. Janssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf na schending van meldplicht

De rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, heeft op 25 februari 2014 uitspraak gedaan in een zaak betreffende de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van vier maanden. De veroordeelde had zich onvoldoende gehouden aan de hem opgelegde meldplicht, wat leidde tot de vordering van de officier van justitie om de voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, ondanks eerdere waarschuwingen, meerdere keren niet is verschenen op afspraken met de reclassering. Bovendien had hij zonder overleg met de reclassering verhuisd naar Rotterdam, wat complicaties met zich meebracht voor zijn meldplicht. De verdediging voerde aan dat de veroordeelde niet op de hoogte was van zijn verplichtingen na zijn verhuizing en dat er twijfels waren over zijn vermogen om aan de voorwaarden te voldoen. De rechtbank oordeelde echter dat het aan de veroordeelde zelf was om contact op te nemen met de reclassering en dat hij onvoldoende initiatief had getoond. De rechtbank wees de vordering van de officier van justitie toe en gelastte de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer, bestaande uit mr. Kleinrensink, mr. Gilhuis en mr. Janssen, en werd openbaar uitgesproken op 25 februari 2014.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940200-12
Beslissing van de meervoudige kamer in bovengenoemde rechtbank op de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 7 januari 2014, met betrekking tot de veroordeelde:
naam:[veroordeelde],
geboren op: [geboortedatum],
thans verblijvende te: PI[adres].

1.De procedure

Ter terechtzitting van 11 februari 2014 zijn gehoord:
- de veroordeelde,
- de raadsman van veroordeelde, mr. F.G.W.M. Huijbers, advocaat te Nijmegen,
- namens Reclassering Nederland,[reclasseringsmedewerker],
- de officier van justitie.

2.De feiten

Veroordeelde is bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 20 november 2012 veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Bij dit vonnis zijn veroordeelde de volgende bijzondere voorwaarden opgelegd:
- verdachte moet zich tijdens de proeftijd gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering GGZ Tactus Zutphen, ook als die inhouden dat:
- verdachte zich binnen 10 dagen na vonnis / invrijheidsstelling moet melden bij zijn reclasseringswerker mevrouw [medewerker Iriszorg] van Iriszorg Nijmegen of haar vervanger. Hierna moet hij zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- verdachte wordt verplicht om zich te laten behandelen voor zijn emotioneel welzijn en denkpatronen en gedrag bij de ambulante Forensische Poli Kairos, onderdeel van de Forensische Psychiatrische Kliniek Pompestichting of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/ behandelaar zullen worden gegeven;
- verdachte wordt verplicht om mee te werken met de woon- en werktrajecten zoals deze aan hem worden aangeboden door Ketenkracht, onderdeel van het Veiligheidshuis Nijmegen gericht op nazorg ex-gedetineerden / re-integratie, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering IrisZorg Arnhem-Nijmegen, gedateerd 11 december 2013, waarin wordt gerapporteerd dat veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering, waarbij zij zich op het standpunt heeft gesteld dat veroordeelde zich onvoldoende aan zijn meldplicht heeft gehouden. Hij heeft daarbij ook onvoldoende eigen initiatief getoond voor het (blijven) melden bij de reclassering, hetgeen wel van hem mocht worden verwacht.

4.Het standpunt van de verdediging

De raadsman van veroordeelde heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Daartoe heeft hij aangevoerd dat veroordeelde is verhuisd naar Rotterdam. Het reclasseringscontact kon aldaar niet worden overgenomen, omdat veroordeelde zich niet in Rotterdam kon laten inschrijven. Veroordeelde heeft vervolgens een periode gedetineerd gezeten. In die periode heeft hij een brief van de reclassering ontvangen waarin stond dat het reclasseringstoezicht was beëindigd. Dit kan ook blijken uit de omstandigheid dat de reclassering al op 12 september 2013 een rapport tot tenuitvoerlegging heeft geschreven. Hierna was het voor veroordeelde onvoldoende duidelijk of hij zich nog aan de gestelde voorwaarden moest houden.
Tot slot heeft de verdediging erop gewezen dat bij de oplegging van de voorwaardelijke straf al twijfels waren of veroordeelde, gelet op zijn persoonlijkheid, wel in staat was tot het nakomen van die bijzondere voorwaarden. Het is dan niet juist om nu de gehele tenuitvoerlegging te gelasten, aldus de verdediging.

5.De motivering van de beslissing

De rechtbank is op grond van het verhandelde ter terechtzitting en de inhoud van de stukken van oordeel dat de grondslag voor de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie juist is.
Veroordeelde is voorafgaand aan zijn detentie, ondanks een waarschuwing, diverse malen niet verschenen op afspraken in het kader van de meldplicht bij de reclassering. Veroordeelde is zonder voorafgaand overleg met de reclassering verhuisd naar Rotterdam en heeft vervolgens aangegeven onvoldoende middelen te hebben om aan de meldplicht te voldoen.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de moeilijkheden voor veroordeelde om zich aan zijn reclasseringscontacten in Nijmegen te houden, gelet op zijn verhuizing, niet verontschuldigend. Dit nu veroordeelde zelf ervoor heeft gekozen naar Rotterdam te vertrekken, zonder daarbij in voldoende mate acht te slaan op de hem opgelegde verplichtingen. Daarbij is veroordeelde telefonisch niet bereikbaar gebleken voor de reclassering. Dat veroordeelde geen telefoon en geen voicemail had, strookt niet met de opmerking in het reclasseringsadvies dat veroordeelde heeft aangegeven het voicemailbericht van de toezichthouder te hebben gehoord. Ook na zijn detentie lag het op de weg van veroordeelde om contact op te nemen met de reclassering in het kader van zijn meldplicht. De rechtbank is onvoldoende gebleken dat de reclassering veroordeelde schriftelijk heeft bericht dat hij zich niet hoefde te melden. Dit kan geenszins uit het rechtbankdossier blijken en ook de verdediging heeft deze brief niet overgelegd. . Mocht er voor veroordeelde onduidelijkheden zijn geweest over zijn meldplicht, dan was het de verantwoordelijkheid van veroordeelde zelf om hierover te informeren bij de reclassering.
Nu de reclassering voorts heeft aangegeven bij veroordeelde geen commitment voor enig reclasseringscontact te hebben waargenomen, is de rechtbank van oordeel dat het aan veroordeelde te wijten is dat het reclasseringscontact niet naar behoren heeft plaatsgevonden. De vordering zal dan ook geheel worden toegewezen. Dat er volgens de raadsman bij het opleggen van de voorwaardelijke straf al twijfels waren of veroordeelde wel in staat was om de bijzondere voorwaarden na te leven, laat onverlet dat de rechtbank bij vonnis deze voorwaarden heeft opgelegd en dat het daarmee aan veroordeelde was om deze voorwaarden na te leven. Voor een afwijzing of gedeeltelijke tenuitvoerlegging om die reden, zoals betoogd, is dan ook geen plaats.

6.De beslissing

De rechtbank
Wijstde vordering toe en g
elastde tenuitvoerlegging van de bij vonnis d.d. 20 november 2012 van de meervoudige kamer van deze rechtbank voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Aldus beslist door:
mr. Kleinrensink, als voorzitter, mr. Gilhuis en mr. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Aalders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 februari 2014.