Op 19 februari 2014 heeft de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 43-jarige man uit Nijmegen, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben en verhandelen van harddrugs, waaronder amfetamine, cocaïne, hennep en hasjiesj. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 november 2013 in zijn winkel en woning aanzienlijke hoeveelheden drugs in bezit had, met de intentie deze te verstrekken aan anderen. Tijdens de zitting op 5 februari 2014 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. K. Coenders-El Dahri. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.
De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten wegens onvoldoende bewijs, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van amfetamine en cocaïne, evenals aan het bezit van hennep en hasjiesj. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de drugs had voor eigen gebruik en om deze aan Amerikaanse muzikanten te verstrekken tijdens hun bezoek. De rechtbank heeft de strafmaat gemotiveerd door te verwijzen naar de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten.
Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er verschillende in beslag genomen goederen verbeurd verklaard, waaronder een geldbedrag en een rugzak. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.