ECLI:NL:RBGEL:2014:1071

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 februari 2014
Publicatiedatum
18 februari 2014
Zaaknummer
05/841877-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man uit Nijmegen voor drugshandel en bezit van harddrugs

Op 19 februari 2014 heeft de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 43-jarige man uit Nijmegen, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben en verhandelen van harddrugs, waaronder amfetamine, cocaïne, hennep en hasjiesj. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 november 2013 in zijn winkel en woning aanzienlijke hoeveelheden drugs in bezit had, met de intentie deze te verstrekken aan anderen. Tijdens de zitting op 5 februari 2014 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. K. Coenders-El Dahri. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten wegens onvoldoende bewijs, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van amfetamine en cocaïne, evenals aan het bezit van hennep en hasjiesj. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de drugs had voor eigen gebruik en om deze aan Amerikaanse muzikanten te verstrekken tijdens hun bezoek. De rechtbank heeft de strafmaat gemotiveerd door te verwijzen naar de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten.

Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er verschillende in beslag genomen goederen verbeurd verklaard, waaronder een geldbedrag en een rugzak. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/841877-13
Datum zitting : 05 februari 2014
Datum uitspraak : 19 februari 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres 1]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
raadsvrouw : mr. K. Coenders- El Dahri, advocaat te Beuningen.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Verdachte wordt verweten dat hij amfetamine en cocaïne voorhanden heeft gehad om te verhandelen. Verder dat hij een hoeveelheid hasj, hennep en hasjiesj voorhanden heeft had. En ten slotte dat hij heeft gehandeld in amfetamine, cocaïne, hennep en hasj.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 5 februari 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte aanwezig. Verdachte is bijgestaan door mr. K. Coenders- El Dahri, advocaat te Beuningen.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van alle feiten zal worden veroordeeld.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3.De beslissing inzake het bewijs

3.1
Vrijspraak
Feit 4 en feit 5
De rechtbank zal het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaren voor het onder feit 5 genoemde aanwezig hebben van harddrugs. Dit omdat dat onder feit 1 al zal worden bewezenverklaard.
De rechtbank is, met de verdediging, van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte de feiten onder 4 en de overige feiten onder feit 5 heeft gepleegd. Verdachte ontkent deze feiten. Omdat er onvoldoende overtuigend bewijs is, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van deze feiten.
3.2
De beslissing inzake het bewijs van de overige feiten [2]
Voor alle feiten geldt dat de rechtbank het bewijs baseert op de processen-verbaal van bevindingen van het aantreffen van de cocaïne, de amfetamine, de hasj en de hennep in combinatie met de verklaring van verdachte ter zitting. De verklaring van [getuige] wordt niet voor het bewijs gebruikt. Daarom gaat de rechtbank niet in op het gevoerde betrouwbaarheidsverweer over de verklaringen van [getuige].
Feit 1
De verdediging heeft aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte de cocaïne en amfetamine heeft verkocht.
Op 4 november 2013 zijn in de winkel van verdachte aan de [adres 2] te Nijmegen en bij zijn fouillering goederen in beslag genomen. Dit betroffen -onder meer- 98,94 gram amfetamine en 22,90 gram cocaïne. Verdachte had deze stoffen in zijn bezit voor eigen gebruik. Hij had een aantal Amerikaanse muzikanten op bezoek en zou met hen een paar dagen mee “op tour” gaan. Het zou een feestweek worden en hij verwachtte dat de Amerikanen wel zouden willen gebruiken. Om hen deze middelen te kunnen verstrekken had hij deze in zijn bezit. De rechtbank vindt dan ook bewezen dat verdachte de cocaïne en de amfetamine opzettelijk voorhanden heeft gehad ter voorbereiding op het verstrekken van die middelen aan anderen. Ook heeft verdachte deze middelen opzettelijk voorhanden gehad.
Conclusie
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte:
op 4 november 2013, in de gemeente Nijmegen, om feiten, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verstrekken van cocaïne en amfetamine, zijnde cocaïne en amfetamine telkens middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden, ongeveer 22,90 gram cocaïne en ongeveer 98,94 gram amfetamine voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten
en
dat hij op 4 november 2013, in de gemeente Nijmegen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 22,90 gram, cocaïne en ongeveer 98,94 gram amfetamine, zijnde cocaïne en amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Feit 2 en feit 3:
Deze feiten heeft verdachte bekend. De rechtbank acht dan ook bewezen dat:
Feit 2:
hij op 4 november 2013, in de gemeente Nijmegen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 968,9 gram en 566,21 gram en 96,58 gram en 4,75 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Feit 3:
hij op 4 november 2013, in de gemeente Nijmegen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 7.200 gram en(ongeveer) 96,08 gram en ongeveer 574,08 gram en ongeveer 151,34 gram en ongeveer 46,07 gram en ongeveer 1.170,90 gram en ongeveer 1.032,70 gram en ongeveer 1.050,90 gram en ongeveer 936,00 gram en ongeveer 329,70 gram en ongeveer 1.001,10 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Feit 6:
De verdediging heeft ten aanzien van dit feit aangevoerd dat de periode van het bezit van de hennep en hasj korter is. Namelijk niet vanaf 1 september maar vanaf medio/eind september 2013.
Bij een zoeking op 4 november 2013 in de winkel en in de woning van verdachte zijn door een speurhond op diverse plaatsen hennep en hasjies gevonden. Deze waren bedoeld voor de verkoop aan twee coffeeshops. Omdat op een foto op de mobiele telefoon van verdachte, gedateerd op 19 augustus 2013, twee mannen met grote zakken hennep in hun handen te zien zijn, passeert de rechtbank het verweer van verdachte dat hij pas sinds een maand hennep in zijn bezit had. De rechtbank vindt dan ook bewezen dat verdachte grote hoeveelheden hennep en hasjies in zijn bezit heeft gehad in de periode van 1 september 2013 tot en met 4 november 2013.
Conclusie
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte:
hij in de periode van 1 september 2013 tot en met 4 november 2013, in de gemeente Nijmegen opzettelijk aanwezig heeft gehad, een (grote) hoeveelheid hennep en een (grote) hoeveelheid hasjiesj, zijnde hennep en hasjiesj een middel als bedoeld in de hij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet voorbereiden, meermaals gepleegd,
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermaals gepleegd
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 telkens:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermaals gepleegd
Ten aanzien van feit 6:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6a. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van de tijd die door verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging vindt de straf die de officier van justitie eist te hoog en verzoekt de rechtbank, indien nodig een lange voorwaardelijke straf op te leggen, maar de onvoorwaardelijk op te leggen straf niet langer te laten duren dan de voorlopige hechtenis van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 16 januari 2014 en
 een voorlichtingsrapportage van de Reclassering Nederland, d.d. 21 januari 2014, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte in 2006 veroordeeld voor het bezit van en handel in synthetische drugs. Uit de rapportage blijkt dat hij softdrugs, harddrugs en alcohol gebruikt. Verdachte gebruikt de verdovende middelen regelmatig en soms in grote hoeveelheden. Hij ziet zijn middelengebruik als recreatief en niet problematisch. Er zijn geen financiële problemen en er lijkt sprake van stabiele, sociale relaties. Er lijkt geen sprake te zijn van een crimineel sociaal netwerk. Verdachte heeft huisvesting en dagbesteding. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. Reclasseringstoezicht wordt niet van meerwaarde geacht. Het inzetten van gedragsinterventies evenmin. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen. Hierbij worden geen bijzondere voorwaarden geadviseerd.
Daarom vindt de rechtbank dat een gevangenisstraf voor de duur van een jaar passend en geboden is. Een deel van deze straf zal de rechtbank als voorwaardelijke straf opleggen. Dit om verdachte ervan te weerhouden opnieuw in herhaling te vallen.
6b. Het beslag
Bij verdachte zijn de volgende, op de als bijlage aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde goederen, in beslag genomen:
  • een geldbedrag van € 2201,20 (contant aangetroffen in verdachtes broekzak),
  • de sleutel van het winkelpand,
  • de rugzak
  • een bakje met administratie
  • een notitieblokje
  • een doos met administratie
  • twee notitieblokjes
  • een geldbedrag van € 234,04 (contant aangetroffen in de kassa)
  • de kassa met geldlade
  • de mobiele telefoon (Samsung S4)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht het geldbedrag van € 2201,20, de rugzak en de mobiele telefoon verbeurd te verklaren. De overige goederen kunnen worden teruggegeven aan verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht al deze goederen terug te geven aan verdachte. De mobiele telefoon en de rugzak zijn persoonlijk bezit van verdachte en het contante geld, dat verdachte met legale verkopen in zijn winkel heeft verdiend, had hij in zijn broekzak omdat hij dit geld wekelijks naar de bank bracht. Het betreft geld dat hij met legale verkopen verdiend heeft.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt de lezing van de verdediging over het contante geld niet geloofwaardig. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat het geld dat verdachte op de man bewaarde, is verdiend met drugs. Verder is gebleken dat in de rugzak van verdachte drugs is vervoerd. De rechtbank zal dan ook dit geldbedrag en de rugzak verbeurd verklaren omdat het geld uit de bewezenverklaarde feiten afkomstig is en de feiten met behulp van de rugzak zijn gepleegd.
De overige voorwerpen zullen aan verdachte worden teruggegeven.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 24, 33, 33a, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10, 10a, 11 van de Opiumwet.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart het openbaar ministerie niet ontvankelijk voor het onder 5 tenlastegelegde aanwezig hebben van harddrugs.
Spreekt verdachte vrij van de onder 4 en verder onder 5 tenlastegelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht in geval van de tenuitvoerlegging van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- het geldbedrag van € 2201,20 (contant aangetroffen in verdachtes broekzak) en
- de rugzak.
Beveelt de teruggave van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- de sleutel van het winkelpand,
- het bakje met administratie
- het notitieblokje
- de doos met administratie
- twee notitieblokjes
- het geldbedrag van € 234,04 (contant aangetroffen in de kassa)
- de kassa met de geldlade
- de mobiele telefoon (Samsung S4),
aan veroordeelde.
Aldus gewezen door:
mr. H.P.M. Kester-Bik (voorzitter), mr. J.J.H. van Laethem en mr. R.M. Maanicus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Cosijn, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 februari 2014.
Bijlage I
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 november 2 in de gemeente Nijmegen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om (een) feit(en), bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne en/althans amfetamine in elk geval (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/althans amfetamine, zijnde cocaïne en/althans amfetamine (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden en/of te bevorderen, ongeveer 22,90 gram cocaïne en/althans ongeveer 98,94 gram amfetamine, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
en/althans
dat hij op of omstreeks 4 november 2013, in de gemeente Nijmegen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 22,90 gram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 98,94 gram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde cocaïne en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de hij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 4 november 2013, in de gemeente Nijmegen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 968,9 gram en/of 566,21 gram en/of 96,58 gram en/of 4,75 gram, in elk geval (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) van neer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 4 november 2013, in de gemeente Nijmegen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 7.200 gram, althans 851,89 gram en/of (ongeveer) 96,08 gram en/of ongeveer 574,08 gram en/of ongeveer 151,34 gram en/of ongeveer 46,07 gram en/of ongeveer 1.170,90 gram en/of ongeveer 1.032,70 gram en/of ongeveer 1.050,90 gram en/of ongeveer 936,00 gram en/of ongeveer 329,70 gram en/of ongeveer 1.001,10 gram, in elk geval (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
Hij op of omstreeks 2 oktober 2013, in de gemeente Nijmegen, tezamen en in vereniging net een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2.500 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en/of ongeveer 1.000, althans 750, gram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de hij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2013 tot en met 4 november 2013,
in de gemeente Nijmegen en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen, althans eenmaal (telkens) heeft verkocht, en/of afgeleverd, en/of verstrekt, en/of vervoerd, in elk geval (telkens ) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde cocaïne en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
6.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2013 tot en met 4 november 2013, in de gemeente Nijmegen en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep en/of een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hennep en/of hasjiesj een middel als bedoeld in de hij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Bijlage II
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat.
Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Zuid, District Stad Nijmegen, Team Nijmegen Noord-Oost, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL081X 2013101792, gesloten op 10 januari 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
Feit 1:
Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 226:
(….) “Op maandag, 4 november 2013, (….) werd (….) binnengetreden in winkelpand, [adres 2], Nijmegen (….) de aanwezige verdachte [verdachte]. (….)Tijdens de doorzoeking werden een aantal voorwerpen (….) in beslag genomen.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 291:
(….) zijn in de winkel (….) en bij de fouillering van [verdachte] goederen in beslag genomen. (….) Deze goederen zijn naar de Forensische opsporing te Elst verzonden om de goederen te testen op verboden substanties. (….) [verbalisant], werkzaam als technisch rechercheur (….) dat ze het onderstaande heeft bevonden:
  • in 1 boterhamzak zat 98, 94 gram, waarbij uit een test naar voren komt dat het amfetamine is;
  • in 1 boterhamzak zat 22,90 gram, waarbij uit een test naar voren komt dat het cocaïne is.”
(….)
Verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter zitting van 5 februari 2014:
(….) “Ik had een Amerikaanse rockband op bezoek. Die muzikanten sliepen bij mij en ik zou met hen meegaan naar een paar concertjes. Ik dacht zij zullen wel drugs willen gebruiken. Daarom had ik het in huis. Ik had zoveel drugs in mijn bezit voor eigen gebruik, omdat het een feestweek zou worden. En dan gaat er heel wat drugs doorheen.”(….)
Feit 2 en feit 3:
Nu verdachte het ten laste gelegde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en voorts geen vrijspraak is bepleit, is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering. Daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 226;
- het proces-verbaal van bevindingen test, p. 289;
- het proces-verbaal van bevindingen test, p. 292;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 februari 2014.
Feit 6:
Proces-verbaal bevindingen, p.238:
“Op maandag 4 november 2013 omstreeks 15.25 uur startte ik de doorzoeking in het
winkelpand gelegen aan de [adres 2] te Nijmegen. Ik gaf mijn speurhond
verdovende middelen het commando tot zoeken (…) Ik zag dat zij een melding maakte op een plint van een poot van een houten werkbank. De werkbank was rechts in de ruimte tegen de muur aan getimmerd. Later hoorde ik van collega’s dat er een zak met 1 kilogram wiet toppen in de poot zaten.(….)Ik zag dat zij een melding maakte op witte plastic bussen die rechts
onder de balie lagen. Ik zag dat in de bussen henneptoppen en hennepkrum lag.(….)
Ik zag dat zij een melding maakte op enkele stukjes hash, welke direct rechts onder de balie lagen. Ik zag dat in de ruimtes onder de balie meerdere gripzakjes lagen met henneptoppen
erin. Ik zag dat de schappen daar vol lagen met resten van hennep en hashresten.(….)Ik zag dat
zij in een van de eerste bergruimtes een melding maakte op een kartonnen doos. Toen
ik de kartonnen doos opende zag ik dat er 5 grote bollen inzaten. Ik zag dat er bruine
plastic om heen zat.(….) Ik zag dat zij in een bergruimte vlakbij de balie een melding maakt op een rugzak. Toen ik de rugzak opende zag ik dat er een plastic tas in zat. Ik zag dat in de plastictas drie soortgelijke bruine kleurige bollen zaten. Onder deze tas zaten doorzichtige
plastictassen met hennepresten, een pakket. Tevens zaten er drie plakken hash in en
enkele plakken met hennepkrum.(….)
Ik kreeg het verzoek ook een woning te doorzoeken met mijn speurhond verdovende
middelen. Het betrof een hoekwoning gelegen aan de [adres 1] te Nijmegen.
(….)Ik zag dat zij een melding maakte op twee zwarte, grote reistassen. (….)In het voorportaal van de zolderverdieping maakt mijn hond een melding op een witte ton. Deze lag direct na de trapopgang links in de hoek. Toen ik de ton opende, rook ik een sterke wietlucht.” (….)
Proces-verbaal; van bevindingen, p 52:
(….)”Op de telefoon, welke in beslag is genomen bij [verdachte], zag ik het
volgende:
Ik zag een foto waarop twee, voor mij onbekende, mannen stonden. Ik zag dat beide
mannen twee doorzichtige zakken in de handen hadden. De inhoud van de zakken ziet
er uit als het voor mij ambtshalve bekende hennep. Ik zag dat de datum van de
telefoon overeenkomt met de actuele datum en dus niet afwijkt. Ik zag bij de
gegevens van de foto van de twee mannen staan dat de foto op 19-08-2013 is gemaakt.”
Verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter zitting van 5 februari 2014:
(….)”De voorzitter vraagt mij waarom er in de winkel onder de toonbank wiet en hasj lag. Dat komt omdat ik al dertig jaar blow. Ik zit daar de hele dag jointjes te draaien. (….) Ik was ook benaderd door twee coffeeshops of ik kon leveren. Ik ben er ingerold. Dat is stom van mij, dat had ik nooit moeten doen.(….) Die hoeveelheden wiet en hasj waren voor verkoop aan de coffeeshops.” (….)

Voetnoten

1.De tenlastelegging is als Bijlage I aan dit vonnis gehecht
2.De bewijsmiddelen zijn als bijlage II aan dit vonnis gehecht.