ECLI:NL:RBGEL:2014:1050

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 februari 2014
Publicatiedatum
18 februari 2014
Zaaknummer
06/940483-12 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handel in cocaïne en heroïne met ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 11 februari 2014 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een 39-jarige man uit Zutphen, die eerder was veroordeeld voor de handel in cocaïne en heroïne in de periode van september tot en met december 2012. De rechtbank heeft het verweer van de verdachte, dat het bewijs onrechtmatig verkregen zou zijn, verworpen. Naast een werkstraf van 240 uur is de man een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opgelegd om recidive te voorkomen. Tevens is de verdachte verplicht gesteld om het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 5.451,38 aan de staat te betalen.

De zaak werd behandeld op 28 januari 2014, waar de officier van justitie een vordering indiende om het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wederrechtelijk voordeel heeft genoten door de verkoop van drugs. De rechtbank heeft de hoeveelheid verhandelde drugs en de opbrengsten daarvan berekend, waarbij de verdachte gemiddeld vijf klanten per dag had en zowel cocaïne als heroïne verkocht. De totale opbrengst van de verkoop werd geschat op € 11.449,17, terwijl de inkoopkosten op € 5.997,79 werden geschat.

Na het afwegen van de opbrengsten en de kosten, heeft de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 5.451,38. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de leeftijd van de verdachte, zijn financiële situatie en de hoogte van het bedrag. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de verdachte de verplichting opgelegd om dit bedrag aan de staat te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 06/940483-12 (ontneming)
Datum zitting : 28 januari 2014
Datum uitspraak: 11 februari 2014
tegenspraak
Uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[veroordeelde](hierna te noemen: veroordeelde),
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Turkije),
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
raadsman : mr. R. Heinen, advocaat te Lichtenvoorde.

1.De inhoud van de schriftelijke vordering

De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel voorlopig wordt geschat op
€ 17.053,80.

2.De procedure

Ter terechtzitting van 28 januari 2014 is de ontnemingsvordering behandeld.

3.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 28 januari 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is veroordeelde verschenen. Veroordeelde is bijgestaan door mr. R. Heinen, advocaat te Lichtenvoorde.
De officier van justitie, mr G.C. Pol, heeft ter terechtzitting de vordering in die zin aangepast dat dient te worden ontnomen een bedrag van € 5.949,00.
Veroordeelde en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd. De verdediging heeft het oorspronkelijke ontnemingsbedrag gemotiveerd betwist. De verdediging heeft aangevoerd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel hoogstens € 649,30 bedraagt. Bij toewijzing van de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel dient, gelet op de beperkte draagkracht van veroordeelde, de betalingsverplichting overigens op een nog lager bedrag te worden vastgesteld.

4.De beoordeling van de vordering

Bij de beoordeling van de onderhavige vordering heeft de rechtbank kennisgenomen van het heden (onder hetzelfde parketnummer) tegen veroordeelde gewezen vonnis.
In de hoofdzaak is veroordeelde, ter zake van:
1. het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2. het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
veroordeeld tot straf.
De rechtbank is van oordeel dat genoegzaam aannemelijk is geworden dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten. De beslissing dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. [1]
Periode van drugshandel
Bij vonnis van heden is veroordeelde veroordeeld voor (kort gezegd) de handel in harddrugs over de periode van 1 september 2012 tot en met 16 december 2012 (derhalve 107 dagen).
Hoeveelheid verhandelde drugs
Veroordeelde heeft verklaard dat hij gemiddeld vijf klanten per dag had. Deze klanten kochten het meeste cocaïne, maar veroordeelde verkocht ook heroïne. [2]
In het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel handel in drugs (hierna: het rapport) is gerelateerd dat veroordeelde per dag 0,75 gram cocaïne en 0,48 gram heroïne verkocht. [3] Evenals de verdediging zal de rechtbank van deze gegevens uitgaan.
Derhalve heeft veroordeelde 0,75 gram x 107 dagen = 80,25 gram cocaïne en
0,75 gram x 107 dagen = 51,36 gram heroïne verkocht.
Opbrengst verkoop
Veroordeelde heeft verklaard dat hij de volgende verkoopprijzen hanteerde: bolletjes cocaïne van 0,5 gram verkocht hij voor € 50,00 (dus € 100,00 per gram) en bolletjes heroïne van 0,15 gram verkocht hij voor € 10,00 (of 0,30 gram à € 20,00) (dus € 66,67 per gram). [4] Derhalve gaat de rechtbank uit van de volgende opbrengst:
Cocaïne: 80,25 gram x € 100,00 = € 8.025,00;
Heroïne: 51,36 gram x € 66,67 = € 3.424,17;
Totaal: € 8.025,00 + € 3.424,17 = € 11.449,17.
Inkoopkosten
Ter berekening van de inkoopkosten van de verhandelde drugs is in het rapport verwezen naar een overzicht van landelijk drugsprijzen. De rechtbank zal de prijzen per gram hanteren zoals in dat overzicht vermeld, te weten € 46,47 per gram cocaïne en € 44,17 per gram heroïne.
De inkoopkosten ten behoeve van de hierboven genoemde hoeveelheid drugs berekent de rechtbank op:
80,25 x € 46,47 = € 3.729,22 (cocaïne);
51,36 x € 44,17 = € 2.268,57 (heroïne);
Totaal: € 3.729,22 + € 2.268,57 = € 5.997,79.
Anders dan de raadsman ziet de rechtbank geen aanleiding om niet van deze inkoopprijzen uit te gaan.
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Gelet op opbrengst en de kosten van de drugshandel, waarvoor veroordeelde veroordeeld is, schat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel op (€ 11.449,17 - € 5.997,79 =) € 5.451,38.
Betalingsverplichting
De rechtbank van oordeel dat – mede gelet op de leeftijd van de veroordeelde, de hoogte van het bedrag en zijn draagkracht, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken – niet aannemelijk is geworden dat de veroordeelde in de toekomst niet in staat zou zijn aan enige betalingsverplichting te voldoen. Derhalve zal de rechtbank de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel eveneens vaststellen op € 5.451,38.

5.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

Stelt vast het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op een bedrag van
€ 5.451,38 (zegge: vijfduizend vierhonderd éénenvijftig euro en achtendertig eurocent).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 5.451,38 (zegge: vijfduizend vierhonderd éénenvijftig euro en achtendertig eurocent).
Aldus gegeven door mr. M.J.A.L. Beljaars (voorzitter), mr. Tj. Gerbranda en mr. M.J. Ouweneel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 februari 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de regiopolitie Noord en Oost Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, registratienummer PL0631 2012170420, gesloten op 29 april 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 269.
3.Het rapport, p. 211.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 259.