ECLI:NL:RBGEL:2013:CA2390

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
137308 KG RK 13-158
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de kantonrechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 22 april 2013 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker, die vennoot is van een vennootschap onder firma. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de kantonrechter die een civiele procedure behandelde waarin Timberland GM Timberland Switzerland GmbH als eiser optrad. Tijdens een rolzitting op 20 maart 2013 heeft de verzoeker de kantonrechter gewraakt, omdat hij vermoedde dat deze niet al zijn bijbanen had geregistreerd. De kantonrechter heeft echter aangegeven niet te berusten in het wrakingsverzoek en heeft niet deelgenomen aan de zitting van de wrakingskamer. De rechtbank Gelderland heeft de behandeling van het wrakingsverzoek overgenomen na de splitsing van de rechtbank Oost-Nederland.

De wrakingskamer heeft de argumenten van de verzoeker beoordeeld, waarbij de verzoeker stelde dat de kantonrechter bijbanen had bij verschillende onderwijsinstellingen, wat volgens hem de schijn van partijdigheid wekte. De kantonrechter heeft echter verklaard dat zijn onpartijdigheid niet in het geding is en dat hij zich van geen kwaad bewust is. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er geen zwaarwegende aanwijzingen zijn voor subjectieve partijdigheid van de kantonrechter en dat de vrees voor partijdigheid van de verzoeker niet objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat het wrakingsverzoek ongegrond is en dat de procedure met registratienummer 515875 CV EXPL 13-541 zal worden hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing op 20 maart 2013.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige wrakingskamer
Rekestnummer: 137308 KG RK 13-158
Beslissing van 22 april 2013 van de meervoudige wrakingskamer van (thans) de rechtbank Gelderland op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [plaats],
verzoeker tot wraking, hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. D.J. Buijs,
rechter in deze rechtbank, hierna te noemen: de kantonrechter.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Verzoeker is vennoot van de vennootschap onder firma [VOF te plaats, gemeente], (hierna: de VOF). Deze VOF, verzoeker en een andere vennoot van de VOF, zijn de gedaagde partijen in de procedure, die door Timberland GM Timberland Switzerland GmbH (nr. 515875 CV EXPL 13-541) aanhangig is gemaakt.
1.2. Tijdens de rolzitting van 20 maart 2013, zittingsplaats Harderwijk, heeft verzoeker de behandelend kantonrechter in de (toenmalige) rechtbank Oost-Nederland, gewraakt in de eerder genoemde zaak. In verband met dit wrakingsverzoek heeft de kantonrechter de zitting geschorst. Van de zitting zijn aantekeningen gemaakt.
1.3. Bij e-mailbericht van 22 maart 2013 heeft de kantonrechter verklaard niet te berusten in het tegen hem gerichte verzoek tot wraking en aangegeven dat hij niet ter zitting van de wrakingskamer zal verschijnen.
1.4. Met ingang van 1 april 2013 is de rechtbank Oost-Nederland gesplitst waardoor de behandeling van de wrakingsverzoeken vanaf die datum is opgedragen aan de wrakingskamer van de rechtbank Gelderland.
1.5. Het verzoek tot wraking is behandeld ter zitting van 8 april 2013. Verzoeker is daarbij verschenen. Verzoeker heeft zijn wrakingsverzoek aan de hand van notities nader toegelicht. Verzoeker heeft verklaard dat het wrakingsverzoek slechts door hem, en niet mede namens de VOF en/of de andere vennoot, is ingediend. Van die behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.
2. De wrakingsverzoeken
Verzoeker heeft aan zijn verzoek tot wraking van de kantonrechter ten grondslag gelegd dat de kantonrechter niet al zijn bijbanen heeft laten registreren. Ter zitting van de wrakingskamer heeft verzoeker verklaard dat hij via Google heeft achterhaald dat de kantonrechter bijbanen heeft bij Licent Academy te Groningen, aan de Universiteit van Leiden en de Universiteit van Groningen. Omdat de kantonrechter niet al zijn bijbanen heeft laten registreren, vermoedt verzoeker dat de kantonrechter nog andere bijbanen heeft dan hij via Google heeft weten te achterhalen. Door de onvolledige registratie is het volgens verzoeker niet na te gaan of de kantonrechter onpartijdig is. Daardoor is sprake van de schijn van partijdigheid, aldus verzoeker.
3. Het standpunt van de rechter
De kantonrechter heeft verklaard niet te berusten in het tegen hem gerichte verzoek tot wraking. Hij heeft aangegeven zich van geen kwaad bewust te zijn en stelt dat zijn onpartijdigheid niet in het geding is.
4. De beoordeling
4.1. Ingevolge artikel 36 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan op verzoek van een partij een rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.2. Gesteld noch gebleken is dat de persoonlijke opstelling van de kantonrechter een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat deze rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert (subjectieve partijdigheid).
De vraag is daarom of afgezien van de persoonlijke opstelling van de kantonrechter, de vrees voor partijdigheid die bij verzoeker bestaat objectief gerechtvaardigd is waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn (objectieve partijdigheid). Het subjectieve oordeel van verzoeker is daarbij niet doorslaggevend.
4.3 De wrakingskamer stelt voorop dat verzoeker bij het wraken van de kantonrechter op 20 maart 2013 heeft geweigerd aan te geven om welke bijbanen het dan zou gaan. Die bijbanen heeft verzoeker pas genoemd ter zitting van de wrakingskamer.
4.4. De wrakingskamer overweegt verder dat uit het voor een ieder toegankelijke register “Nevenfuncties van rechters” blijkt dat de kantonrechter al geruime tijd diverse onderwijsfuncties vervult. De specifiek door verzoeker genoemde onderwijsfuncties zijn niet afzonderlijk vermeld in genoemd register.
4.5. Weliswaar dient het register ertoe correcte en dus ook volledige informatie te geven over door leden van de rechterlijke macht uitgeoefende functies en (neven)betrekkingen, maar in dit geval ziet de wrakingskamer geen reden om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de kantonrechter of het ontbreken van vooringenomenheid. Niet valt in te zien dat de aard van de nevenfuncties (onderwijs) en het soort instellingen (onderwijsinstellingen) waarvoor de kantonrechter deze functies verricht de schijn van partijdigheid van de kantonrechter meebrengt bij enige beslissing (al dan niet als rolrechter) in de twee civiele procedures waarin door de eisende partijen betaling van een geldbedrag wordt gevorderd. Gesteld noch gebleken is bovendien dat deze eisende partijen een hier relevante band met de genoemde onderwijsinstellingen hebben. Het door verzoeker uitgesproken vermoeden dat de kantonrechter meer bijbanen heeft die nu nog onbekend zijn, is onvoldoende concreet voor een andersluidend oordeel.
4.6. Uit het voorgaande vloeit voort dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen. De behandeling van de procedure met registratienummer 515875 CV EXPL 13-541 zal worden voortgezet in de stand waarin het geding zich bevond ten tijde van de schorsing op 20 maart 2013.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het wrakingsverzoek van 20 maart 2013 tegen de kantonrechter ongegrond;
- bepaalt dat de procedure met registratienummer 515875 CV EXPL 13-541 wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing op 20 maart 2013.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.C. van der Mei, voorzitter, J.A.M. Strens-Meulemeester en K.H.A. Heenk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Oostveen-Out, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2013.