ECLI:NL:RBGEL:2013:CA2302

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
05/701259-12, 05/730685-12, 05/731320-11 en 05/730538-10 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van drie mannen voor diefstal met geweld in Nijmegen

Op 6 juni 2013 heeft de Rechtbank Gelderland drie mannen, in de leeftijd van 19 tot 23 jaar, veroordeeld tot gevangenisstraffen van 38 maanden (twee keer) en 30 maanden voor hun betrokkenheid bij een gewelddadige diefstal. De mannen hebben op 7 augustus 2012 in Nijmegen een man beroofd die drugs van hen wilde kopen. Tijdens de overval werd de aangever bedreigd met een mes en ondervond hij fysiek geweld, waaronder schoppen en slaan. De rechtbank oordeelde dat de verdachten wettig en overtuigend schuldig waren aan de tenlastegelegde feiten, waaronder diefstal met geweld en mishandeling van een politieagent. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachten eerder voor soortgelijke delicten waren veroordeeld en dat de feiten ernstige gevolgen hadden voor de aangever, die doodsangsten heeft uitgestaan. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, waarbij ook een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden werd gelast voor een eerdere veroordeling. De rechtbank overwoog dat de verdachten, ondanks hun jonge leeftijd, een ernstige bedreiging voor de samenleving vormden en dat een lange gevangenisstraf noodzakelijk was om de veiligheid te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummers : 05/701259-12, 05/730685-12, 05/731320-11 en 05/730538-10 (tul)
Data zittingen : 27 november 2012, 22 januari 2013, 5 april 2013 en 23 mei 2013
Datum uitspraak : 06 juni 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in [PI].
raadsvrouw : mr. J.E. Kremer, advocaat te Nijmegen.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/701259-12:
1.
Primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 07 augustus
2012 tot en met 08 augustus 2012 te Malden, gemeente Heumen en/of te Nijmegen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd (tussen 22.00 uur en 01.09 uur)
op de openbare weg (de Beukenlaan), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud (waaronder een geldbedrag van EURO 110,00 en/of een
rijbewijs en/of een bankpas) en/of een mobiele telefoon (merk Apple, type
Iphone, kleur zwart) en/of een geldbedrag van EURO 950,00) en/of een
sleutelbos en/of meerdere, althans een tas(sen) en/of een koffer (merk
Samsonite, kleur zwart) en/of een computer (merk Apple, type Macbook Pro,
kleur grijs) en/of sportschoenen en/of een sportbroek (merk Adidas, kleur
grijs), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer1], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij -verdachte- en/of zijn mededader(s)
-een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp aan die [slachtoffer1]
heeft/hebben getoond en/of
-(vervolgens) die [slachtoffer1] (met kracht) heeft/hebben vastgepakt/vastgegrepen
en/of op de grond heeft/hebben geduwd en/of
-(vervolgens) met dat/een mes, althans dat/een scherp(e) en/of puntig(e)
voorwerp op/over de rug van die [slachtoffer1] heeft/hebben gewreven en/of -(vervolgens/daarbij) die [slachtoffer1] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "We
hebben een mes" en/of "Als er niet genoeg geld is op je rekening heb je een
probleem. We weten je te vinden" en/of "We willen geld zien" en/of "Ik snijd
je duim eraf", althans woorden van gelijke dreigende/dwingende aard of
strekking en/of
-(vervolgens) met dat/een mes, althans dat/een scherp(e) en/of puntig(e)
voorwerp meermalen, althans eenmaal in de blouse en/of in de (wijs)vinger van
die [slachtoffer1] heeft/hebben gesneden/geprikt en/of
-die [slachtoffer1] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen de rug en/of de
ribben en/of op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam heeft/hebben
geschopt/getrapt;
art 312 lid 2 ahf/ond 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 07 augustus 2012 tot en met 08 augustus
2012 te Nijmegen, althans in Nederland, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen een mobiele telefoon (merk Apple, type IPhone, [imeinummer]), terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voormeld
goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dit goed door
diefstal in elk geval door enig misdrijf was verkregen; art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij op of omstreeks 07 augustus 2012 te Lent, gemeente Nijmegen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen -een laptop (merk Apple, type Macbook Pro, serienummer [serienummer]) en/of -meerdere, althans een fles(jes) parfum (merk Paco Rabanne, type One Million)
en/of -een mobiele telefoon (merk Blackberry, type Curve, kleur zwart) en/of -meerdere, althans een horloge(s) (merken Festina, Tommy Hilfiger en/of
Armani) en/of -meerdere, althans een oordopjes/headsets en/of -een spelcomputer (merk Sony, type Playstation 3) en/of bijbehorende
accessoires, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer2] en/of
[slachtoffer3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s);
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 07 augustus 2012 tot en met 09 augustus
2012 te Lent, gemeente Nijmegen en/of te Nijmegen, althans in Nederland, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen een laptop (merk Apple, type Macbook Pro, serienummer [serienummer]), terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voormeld
goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door diefstal,
in elk geval door enig misdrijf was verkregen; art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Ten aanzien van parketnummer 05/730685-12:
hij op of omstreeks 05 december 2011 te Nijmegen opzettelijk aanwezig heeft
gehad ongeveer 11,15 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
Ten aanzien van parketnummer 05/731320-11:
hij op of omstreeks 02 oktober 2011 te Nijmegen, opzettelijk mishandelend een
ambtenaar, te weten [slach[slachtoffer4] (agent van de politie Gelderland-Zuid),
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar
bediening, meermalen, althans eenmaal op/tegen het (linker)sleutelbeen,
althans op/tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt, waardoor voornoemde
ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
1a. De vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 05/730538-10) betreffende de voorwaardelijke veroordeling door de meervoudige kamer te Arnhem op 19 oktober 2010.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 23 mei 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.E. Kremer, advocaat te Nijmegen.
De officier van justitie, mr. A.M. Fellinger, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Parketnummer 05/701259-121
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op dinsdag 7 augustus 2012 rond 22.00 uur bevond aangever [slachtoffer1] zich op een parkeerplaats aan de Grootstalselaan te Nijmegen. Op een gegeven moment kwam er een auto, een zwarte Peugeot, die parkeerplaats oprijden, waaruit vier jongens stapten. Het betrof één jongen met een negroïde uiterlijk en drie met een Marokkaans uiterlijk: een 'kleine', een 'lange' en 'een beetje een sul' (hierna ook: de neger en de Marokka(a)n(en) genoemd).
Aangever kwam in gesprek met de jongens en men gaf aan dat ze 'alles wel voor hem konden regelen'. Aangever was geïnteresseerd in drugs en sprak met de jongens af dat hij achter hen aan zou rijden, naar een plek waar ze 'een deal konden maken'. Aangever reed met zijn eigen auto vervolgens achter de jongens aan, naar de Beukenlaan te Nijmegen.
Daar aangekomen, stapten de jongens en hijzelf uit en gebeurde het volgende.
Eén van de jongens pakte een mes uit de Peugeot. Hij hield het mes voor aangevers neus en pakte met zijn andere hand aangevers hand vast. De andere jongens pakten daarop aangever vast en dwongen hem mee te lopen, weg van de auto's. Ze duwden hem in de struiken en riepen dat ze geld wilden hebben. De neger en één van de Marokkanen hielden aangever op de grond geduwd. Aangever zei dat hij zijn portemonnee nog in de auto had liggen. De leider van de jongens begon daarop in zijn zakken te zoeken naar zijn portemonnee en naar de sleutels van zijn auto. De leider en de kleine fanatieke Marokkaan zijn in de auto van aangever diens portemonnee gaan zoeken. Toen ze die niet konden vinden, begon de kleine fanatieke Marokkaan aangever te schoppen. De leider - de langere Marokkaan - begon daarop nogmaals in aangevers zakken te voelen en trof daar de portemonnee van aangever aan. De langere Marokkaan riep daarop dat hij aangevers pincode moest hebben. Ondertussen bleef de kleine fanatieke op aangever intrappen. De jongens bleven maar doorgaan over de pincode, waarop aangever zijn pincode gaf.
Twee van de jongens gingen vervolgens weg om te pinnen, terwijl de twee anderen, de neger en de langere Marokkaan bij aangever bleven.
In de tussentijd zei de lange Marokkaan tegen aangever: 'we hebben een mes' en 'als er niet genoeg geld is op je rekening, heb je een probleem'. Hij sneed daarbij met het mes op aangevers rechterschouder en maakte twee sneeën in zijn blouse. Toen aangever zei dat hij niet wist hoeveel geld er op zijn rekening stond en dat hij er niet meer van kon maken, werd hij door de lange Marokkaan in zijn rug en op zijn hoofd getrapt.
De kleine fanatieke en de sul zijn nog even terug geweest. Op dat moment werd hij steeds opnieuw tegen zijn rug en zij getrapt.
De tweede keer dat de kleine fanatieke en de sul op pad waren, werd er gezegd dat aangevers vinger eraf gesneden zou worden, als er niet genoeg geld stond op de rekening. De lange Marokkaan pakte daarop het mes, zette het op aangevers rechterwijsvinger, en maakte er een snee in. Toen de jongens terug waren, zeiden ze dat ze € 950,- hadden gepind.
Dit bleek echter niet genoeg, want de lange Marokkaan wilde dat aangever geld overmaakte van zijn spaarrekening naar zijn betaalrekening, zodat ze meer geld konden pinnen. Verder wilden ze aangevers adres en de sleutels van zijn huis en kluis.
Aangever gaf een vals adres op en op het moment dat de lange Marokkaan en de kleine fanatieke daar naar toe vertrokken, wist aangever te vluchten naar een huis in de buurt.
Hij miste op dat moment echter nog wel zijn sleutelbos, met daaraan de sleutels van zijn woning, zijn autosleutels, zijn portemonnee met daarin onder ander € 110,- , zijn rijbewijs en zijn Rabobankpas en zijn mobiele telefoon (merk Apple, type iPhone, kleur zwart). 2
Zijn auto had aangever laten staan en hoewel de politie deze had teruggevonden, bleken daar ook nog meerdere tassen, een Samsonite koffer, een computer, (merk Apple, type Macbook Pro), kleur grijs, sportschoenen en een sportbroek (merk Adidas, kleur grijs), uit weggenomen te zijn.3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte, bij gebrek aan bewijs, moet worden vrijgesproken van het hem primair tenlastegelegde.
De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat:
- de verklaringen van [mededader3], zoals afgelegd bij de politie, moeten worden uitgesloten van bewijs. Op [mededader3] is druk uitgeoefend en door het geven van daderinformatie en overige zaakgerelateerde informatie aan hem voor te houden, zijn verbalisanten de redactie van het proces-verbaal gaan bepalen. Er zijn zelfs dingen toegevoegd door de verbalisanten die niet door [mededader3] zijn gezegd. Daarnaast heeft [mededader3] bij de rechter-commissaris verklaard dat hij niet uit vrije wil heeft kunnen verklaren en dat het niet klopt wat hij heeft gezegd.
- de tweede fotobewijsconfrontatie met aangever [slachtoffer1] moet eveneens worden uitgesloten van het bewijs, nu deze, in strijd met de richtlijn en dus op onrechtmatige wijze heeft plaatsgevonden.
- de fotobewijsconfrontaties met [getuige1] en [getuige2], waarbij al zij opgemerkt dat zij niet getuigen waren van het incident, maar 'slechts' vier jongens hebben gezien op de dag na het incident, moeten ook worden uitgesloten van het bewijs, nu audio-opnames van die verhoren, respectievelijk slecht verstaanbaar en zoek zijn, waardoor verificatie niet meer mogelijk is.
Verdachte heeft daarnaast een alibi. Hij was immers de hele nacht thuis.
Beoordeling door de rechtbank
I. Betrouwbaarheid van het bewijs
I.I De verhoren van [mededader3]
Getuige [mededader3] heeft bij de politie vijf verklaringen afgelegd. Van deze verklaringen zijn processen-verbaal opgemaakt die zich in het dossier bevinden. Van het 3e en 5e verhoor zijn daarnaast, op verzoek van de verdediging, de verbatim uitgewerkte verhoren aan het dossier toegevoegd. Van de overige verklaringen van getuige [mededader3] beschikt de rechtbank niet over de verbatim uitgewerkte verhoren.
Daarnaast is [mededader3] gehoord bij de rechter-commissaris, waar hij heeft verklaard dat hij bepaalde dingen heeft gezegd, omdat hij onder druk was gezet. Dit heeft hij ter zitting als getuige herhaald.
De verdediging heeft aangevoerd dat bij de politie op [mededader3] dermate veel druk is uitgeoefend, dat hij niet meer in staat was in vrijheid te verklaren. Zijn verklaringen dienen daarom van het bewijs te worden uitgesloten.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Hoewel op [mededader3] enige druk is uitgeoefend, blijkt ook uit de verbatim uitgewerkte verhoren dat [mededader3], ondanks de bij hem geconstateerde psychische problematiek, daar waar hij het niet met de verbalisanten eens was, dit aangaf en hij vervolgens de ruimte kreeg om deze punten te corrigeren. De rechtbank is daarom van oordeel dat geen sprake is van onder ongeoorloofde druk afgelegde verklaringen.
De rechtbank stelt met de verdediging vast dat [mededader3] tijdens zijn verhoren informatie uit het dossier is voorgehouden en dat is gesproken over de beperkingen waarin hij zich op dat moment bevond. Uit deze (verbatim uitgewerkte) verhoren is de rechtbank evenwel niet gebleken dat [mededader3] door het voorhouden van deze informatie, dan wel anderszins, dusdanig beïnvloed werd dat hij niet langer vrij voelde conform zijn waarheid te verklaren. Evenmin is gebleken dat [mededader3] slechts informatie van verbalisanten herhaalt, nu hij in zijn verhoren tevens informatie uit eigen hand verstrekt.
De rechtbank is wel van oordeel dat er door de politie onzorgvuldig is gehandeld bij het opstellen van de processen-verbaal. De rechtbank heeft met de verdediging geconstateerd dat er verschillen zitten tussen de processen-verbaal van verhoor van [mededader3] en de verbatim uitgewerkte verhoren.
Zo wordt bij het 5e verhoor gesuggereerd dat [mededader3] een hele lange verklaring heeft afgelegd en dat hij daarbij onder andere zou hebben verklaard: 'Met de sul bedoel ik [mededader2]'. Uit het verbatim uitgewerkte verhoor blijkt evenwel dat verbalisant [verbalisant3] aan het voorlezen is wat hij aan het opschrijven is en dat [mededader3] dit 'slechts' met een 'hmm' beantwoordt.
Daarnaast staat in het 3e verhoor op pagina 41 van de verbatim uitwerking :
Verbalisant: Daarom vroeg ik: zou jij het terecht vinden als [mededader2] voor dit feit net zo zwaar
gestraft zou worden als die andere twee van wie we de namen niet noemen. Zou jij dat terecht vinden?
[mededader3]: Nee.
Verbalisant: Dus het klopt dat hij op [alias] lijkt en jij kan je er ook wel in vinden dat hij de
sullige genoemd wordt.
[mededader3] lacht
Verbalisant: Ja, dat leest hij niet zo letterlijk denk ik hoor.
[mededader3]: Als hij het sulletje is, dan heeft hij niets gedaan.
In het proces-verbaal van verhoor van [mededader3] is dit samengevat als:
Verbalisant: Is [mededader2] degene die ook een klein aandeel heeft gehad in de beroving?
[mededader3]: Dat klopt. Ik heb [mededader2] die man niet zien slaan.
Verbalisant: Zou jij het terecht vinden als [mededader2] net zo zwaar gestraft wordt als die andere twee personen die de man wel zwaar mishandeld hebben?
[mededader3]: Nee.
Verbalisant: De aangever omschrijft de Marokkaan als een sul, is dat [mededader2]?
[mededader3]: Als [mededader2] de sul is, dan heeft hij niks gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel een proces-verbaal van verhoor geen letterlijke weergave van al hetgeen is verklaard hoeft te bevatten en met een zakelijke weergave kan worden volstaan, met de uitwerking van de verhoren op deze manier, inhoudelijk iets anders wordt gesuggereerd dan er daadwerkelijk is gezegd. De rechtbank acht dit kwalijk en is van oordeel dat sprake is van onzorgvuldig politiewerk. De verbalisant lijkt te werken onder grote tijdsdruk en lijkt gedreven door de wens om de verklaring van [mededader3] zo snel mogelijk op papier te krijgen. De verklaring zoals die uiteindelijk op papier is gekomen, sluit niet steeds meer in voldoende mate aan bij wat [mededader3] woordelijk heeft verklaard, maar is een soort samenvatting geworden van hetgeen [mededader3] in voorgaande verhoren heeft verklaard. Daarbij heeft de verbalisant ervoor gekozen om voor een aanzienlijk deel zijn eigen woorden te gebruiken, in plaats van die van [mededader3], waardoor de inhoud van die verklaring in het proces-verbaal te veel afwijkt van hetgeen daadwerkelijk is gezegd.
De vraag is vervolgens of de verklaringen van [mededader3] door toepassing van deze verhoortechniek en het op een dergelijke wijze op papier zetten van de verklaringen, nog waarde hebben voor het bewijs.
De rechtbank is van oordeel dat in het algemeen niet gesteld kan worden dat het enkele feit dat de verklaringen van een verdachte of getuige op een dergelijke wijze op papier zijn gekomen, meebrengt dat de verklaringen in het geheel geen waarde meer zouden hebben voor het bewijs en daarvan zouden moeten worden uitgesloten. Die delen van de verklaringen die op correcte wijze zijn geverbaliseerd, blijven bruikbaar, evenals de verbatim uitgewerkte verhoren. De rechtbank realiseert zich dat zij extra zorgvuldig te werk zal moeten gaan bij het maken van het onderscheid tussen wat betrouwbaar is en wat niet. Feitelijk is dat alleen mogelijk door de inhoud van de verklaring te toetsen op (on)volledigheid en (in)accuraatheid en daarnaast bevestiging te verlangen in een ander, buiten twijfel verheven, bewijsmiddel.
De rechtbank zal gebruik maken van de verbatim uitgewerkte verhoren van [mededader3], dan wel van de processen-verbaal van verhoor van [mededader3], maar slechts voor zover deze laatste worden ondersteund door (een) ander(e) bewijsmiddel(en).
I.II. De fotoconfrontatie(s) met aangever [slachtoffer1]
In deze zaak heeft bij aangever [slachtoffer1] een fotoconfrontatie plaatsgevonden. Na de fotoconfrontatie heeft hij aangegeven niemand met zekerheid aan te durven wijzen. Nadat aangever [slachtoffer1] de fotoconfrontatieruimte had verlaten, is hij teruggekomen en heeft hij gevraagd of hij de foto's nog eens kon zien. Dit verzoek is toen afgewezen. Terwijl een verbalisant aangever [slachtoffer1] naar huis bracht, gaf aangever [slachtoffer1] aan dat de fotoconfrontatie hem tegen was gevallen, dat hij de vier verdachten wel had herkend, maar dat de foto's voor hem te snel gingen. Dit heeft aangever [slachtoffer1] herhaald in een telefoongesprek met de tactische coördinator van het onderzoek, waarbij hij tevens aangaf de verdachten bij een volgende fotoconfrontatie zeker te zullen herkennen.
Op verzoek van de officier van justitie heeft met aangever [slachtoffer1] nogmaals een fotoconfrontatie plaatsgevonden. Hierbij werden aangever foto's in een map gedurende 10 tot 15 seconden handmatig getoond.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie (gelijk aan de verdediging) zich op het standpunt gesteld dat met deze tweede fotoconfrontatie de protocollen rondom dergelijke confrontaties zijn doorbroken en ook de rechtbank gaat daar vanuit.
De rechtbank zal gelet hierop extra kritisch moeten bezien in hoeverre de tweede fotoconfrontatie betrouwbaar is. In casu is in het dossier duidelijk weergegeven dat er een tweede confrontatie heeft plaatsgevonden en waarom dit is gebeurd. Er is geen sprake van heimelijk optreden en er is ook geen sprake van schending van de rechten van de verdachten. Ook voor hen is duidelijk na te gaan wat er is gebeurd. Aangever heeft zelf het initiatief genomen tot de tweede confrontatie, omdat hij aangaf achteraf nadenkend toch mensen te hebben herkend. De rechtbank is van oordeel dat, gelet hierop, de tweede fotoconfrontatie niet bij voorbaat als geheel onbetrouwbaar moet worden aangemerkt. De enkele omstandigheid dat de protocollen rondom de tweede fotoconfrontatie niet zijn nagekomen, heeft, naar het oordeel van de rechtbank, niet tot gevolg dat de herkenningen door aangever [slachtoffer1] in het geheel geen waarde meer kunnen hebben voor het bewijs.
Wel zal de rechtbank van de verklaringen van aangever [slachtoffer1] afgelegd tijdens de fotoconfrontaties, in lijn met hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de verklaringen van [mededader3], slechts gebruik maken als zijnde ondersteunend bewijsmiddel.
I.III. De fotoconfrontaties met [getuige1] en [getuige2]
De omstandigheid dat de geluidsopnames van de fotoconfrontaties bij getuigen [getuige1] en [getuige2] en van de tweede fotoconfrontatie bij aangever [slachtoffer1] niet beschikbaar bleken te zijn, kan evenmin leiden tot bewijsuitsluiting. Niet gebleken is dat het openbaar ministerie deze opnames doelbewust heeft achtergehouden, heeft gewist noch dat er onjuistheden in het proces-verbaal van fotoconfrontatie staan opgenomen. De rechtbank ziet hiervoor mede bevestiging in het gegeven dat het openbaar ministerie de (eerder eveneens zoekgeraakte) geluidsopname van de eerste fotoconfrontatie alsnog heeft achterhaald en nog gedurende deze procedure aan de verdediging ter beschikking heeft gesteld.
II. Was verdachte erbij?
II.1 Signalementen
Verbalisanten hebben in een proces-verbaal van bevindingen beschreven dat op 13 augustus 2012, vijf dagen na de overval, [verdachte], [mededader1], [mededader2] en [mededader3] tezamen in zwarte Peugeot (kenteken [kenteken]) zijn staande gehouden en zijn gecontroleerd op openstaande boetes. Verbalisanten verklaarden voorts dat de samenstelling van de groep (mede in combinatie met de zwarte Peugeot) hen deed denken aan de samenstelling van een groep waartegen door aangever [slachtoffer1] aangifte was gedaan, nadat bij één van de verdachten een bankpas van [slachtoffer1] was aangetroffen.4
Aangever [slachtoffer1] had als omschrijving van de vier jongens die hem hadden overvallen gegeven:
1.
[signalement1]
2.
[signalement2]
3.
[signalement3]
4.
[signalement4]
[mededader3] heeft verklaard dat het door aangever opgegeven signalement onder 1 past bij zijn uiterlijk. Hij heeft voorts verklaard dat hij [omschrijving].5
[mededader2] heeft verklaard dat het signalement dat door aangever is gegeven (onder 2) gelijkenis heeft met hem. Hij heeft voorts verklaard dat hij o[omschrijving].6
[mededader1] wordt in het HKS omschreven als: [omschrijving].7 Door [mededader2] wordt [mededader1] omschreven als: [omschrijving].8
[verdachte] heeft een [omschrijving].9
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de uiterlijke kenmerken van [mededader3], [mededader2], [mededader1] en [verdachte] passen bij de door aangever opgegeven signalementen onder respectievelijk 1, 2, 3 en 4. De rechtbank overweegt in het bijzonder dat, zoals ook door verbalisanten is beschreven, de samenstelling van de groep (een man met negroïde uiterlijk, een op [alias] gelijkende persoon, een kleine blankere jongen en een langere Marokkaanse jongen) in combinatie met een zwarte Peugeot daarbij opvalt.
II.2 Aangetroffen geld
Verbalisanten hebben voorts beschreven dat, toen bleek dat [verdachte] openstaande boetes had, [mededader1], [mededader2] en [mededader3] hun geld begonnen te tellen. Verbalisanten zagen op dat moment dat alle vier de jongens opvallend veel geld bij zich hadden. Verder viel het de verbalisanten op dat [verdachte] veel briefjes van vijftig bij zich had en dat dit vrij nieuw uitziende coupures betrof.10
II.3 Verklaring [mededader3]
Bij de fouillering van [mededader3] werd de Rabobankpas van aangever [slachtoffer1] aangetroffen.11
[mededader3] heeft daarop een verklaring afgelegd en heeft verklaard dat hij bij de overval op aangever [slachtoffer1] in de nacht van 7 op 8 augustus 2012 betrokken was.12 Hij verklaarde dat ze bij de overval op [slachtoffer1] met z'n vieren waren13 en dat ze op de dag van de overval met dezelfde Peugeot waren, als op het moment dat ze werden aangehouden.14 Over wie er verder bij de overval betrokken waren, wilde hij niets zeggen.
II.4 fotoconfrontatie met aangever [slachtoffer1]
Tijdens de tweede fotoconfrontatie heeft aangever [slachtoffer1] (o.m.) verklaard de persoon op foto 18 te herkennen als dader. Over (o.m.) de persoon op foto 19 twijfelde aangever.
Foto 18 betrof een foto van medeverdachte [mededader1] en foto 19 betrof een foto van verdachte.15
II.5 Verklaringen [getuige1] en [getuige2]
Getuige [getuige1] heeft verklaard dat er op 8 augustus 2012 om 01.00 uur bij hen aan de [adres3] een man aanbelde, die herhaaldelijk riep: 'laat me erin, alsjeblieft'. De man riep: 'Ik ben door vier personen beroofd, in elkaar geslagen en met een mes bedreigd.' Aangever heeft verklaard dat hij naar de huizen op de [straatnaam] is gegaan en daar aanbelde totdat iemand open deed.16 Getuige [getuige1] verklaarde verder dat zij de volgende dag 9 augustus 2012 rond 12.55 uur een zwart klein autootje in haar straat zag staan en dat zij een jongen op een hekje zag zitten. Zij zag vervolgens een andere jongen het bospaadje uitkomen en zag even later nog twee jongens die naar de jongen op het hekje liepen. De jongens stapten in een klein zwart of blauw autootje, wat volgens haar een Peugeot was.17
Getuige [getuige2] heeft verklaard dat zij aan de [straatnaam] woont en dat zij op 9 augustus 2012 rond 12.30 uur een jongen op een hekje zag zitten. Zij zag een donkere jongen, negroïde uiterlijk, op de parkeerstrook van de [straatnaam], tegenover hem staan. Vervolgens zag zij twee Marokkaanse jongens aan komen lopen vanaf de Scheidingsweg. Een van hen had [omschrijving], de vierde Marokkaanse jongen, had een [omschrijving]. Zij zag dat de jongens in een kleine zwarte Peugeot met kenteken [kenteken] stapten.18
De Peugeot waarin verdachten werden aangehouden en die, gelet op de verklaring van [mededader3], betrokken was bij de overval, had kenteken [kenteken].19
Tijdens de fotoconfrontatie wees getuige [getuige1] [mededader2] en [verdachte] aan als twee van de jongens die zij op 9 augustus 2012 had gezien.20
II.6 Peugeot
De Peugeot waarin de verdachten werden staande gehouden en die dus, volgens de verklaring van [mededader3], ook bij de overval betrokken was, staat op naam van [naam2], de moeder van [mededader1].21 Zij heeft verklaard dat haar zoon, [mededader1], de zomer van 2012 gebruik maakte van deze auto.22
II.7 Telefoon aangever [slachtoffer1]
Verbalisanten hebben verder verklaard dat zij onderzoek hebben gedaan naar de gestolen iPhone van aangever [slachtoffer1] met Imei-nu[imeinummer]er] en dat de heer [naam] hen wist te vertellen dat de iPhone met Imei-nummer [imeinummer]6 op 8 augustus 2012 werd gekocht van [verdachte], met identiteitskaartnummer [nummer] Verdachte [verdachte] heeft zich op het hoofdbureau van de politie te Nijmegen geïdentificeerd met een identiteitsbewijs met nummer: [nummer]
II. 8 Conclusie
De rechtbank is op grond van het bovenstaande, mede in ogenschouw nemende de samenstelling van de groep die zowel op 8 augustus 2012, als op 9 augustus 2012, als op de dag van de aanhouding (13 augustus 2012) qua uiterlijk op essentiële punten veel overeenkomsten vertoont met de door aangever opgegeven signalementen van de daders, van oordeel dat verdachte tezamen met [mededader1], [mededader2] en [mededader3] het primair tenlastegelegde heeft begaan.
De verklaring van verdachte dat hij in de nacht van 7 op 8 augustus 2012 de hele avond thuis was, acht de rechtbank gelet op het bovenstaande ongeloofwaardig. Dit geldt eveneens voor de door verdachtes moeder afgelegde verklaring bij de rechter-commissaris dat zij zeker weet dat haar zoon thuis was, te meer nu zij in eerste instantie heeft verklaard dat zij vroeg naar bed was gegaan en niet kon bevestigen dat verdachte de hele tijd thuis was gebleven.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij in de periode van 07 augustus 2012 tot en met 08 augustus 2012 te Nijmegen tezamen en in vereniging met anderen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd (tussen 22.00 uur en 01.09 uur) op de openbare weg (de Beukenlaan), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud (waaronder een geldbedrag van EURO 110,00 en een rijbewijs en een bankpas) en een mobiele telefoon (merk Apple, type iPhone, kleur zwart) en een geldbedrag van EURO 950,00 en een sleutelbos en tassen en een koffer (merk Samsonite, kleur zwart) en een computer (merk Apple, type Macbook Pro, kleur grijs) en sportschoenen en een sportbroek (merk Adidas, kleur grijs toebehorende aan [slachtoffer1] [slachtoffer1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer1], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij -verdachte- en zijn mededader(s) -een mes, aan die [slachtoffer1] heeft/hebben getoond en -(vervolgens) die [slachtoffer1] (met kracht) heeft/hebben vastgepakt/vastgegrepen en op de grond heeft/hebben geduwd en -(vervolgens) met dat/een mes, op/over de rug van die [slachtoffer1] heeft/hebben gewreven en -(vervolgens/daarbij) die [slachtoffer1] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "We hebben een mes" en "Als er niet genoeg geld is op je rekening heb je een probleem. We weten je te vinden" en "We willen geld zien" en "Ik snijd je duim eraf", en met dat/een mes, meermalen, in de blouse en in de (wijs)vinger van die [slachtoffer1] heeft/hebben gesneden/geprikt en -die [slachtoffer1] meermalen, (met kracht) tegen de rug en de
ribben en op/tegen het hoofd, heeft/hebben geschopt/getrapt.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 7 augustus 2012 zijn te Lent, gemeente Nijmegen, de volgende goederen weggenomen uit de woning aan de [adres2]:
-een laptop (merk Apple, type Macbook Pro, serienummer [serienummer]);
-meerdere flesjes parfum (o.a. merk Paco Rabanne, type One Million);
-een mobiele telefoon (merk Blackberry, type Curve, kleur zwart);
-meerdere horloges (merken Festina, Tommy Hilfiger en Armani);
-oordopjes/headsets en
-een spelcomputer (merk Sony, type Playstation 3) met bijbehorende accessoires.
Deze goederen behoorden toe aan [slachtoffer3] en [slachtoffer2].26
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het primair tenlastegelegde.
Verdachte ontkent bij de inbraak aanwezig te zijn geweest. De laptop die afkomstig was van de diefstal en die hij heeft verkocht, had hij gekregen van de jongens die in de auto zaten. De sms'jes die zijn verstuurd vanaf zijn telefoon, zijn verstuurd door één van de jongens bij wie hij in de auto zat. Uit het dossier blijkt niet dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen cliënt en de jongens die in de auto hebben gezeten en die zijn uitgestapt om de inbraak te plegen.
Beoordeling door de rechtbank
Getuige [getuige3] heeft verklaard dat zij op 7 augustus 2012 tussen 19.00 uur en 19.30 uur naar buiten keek en zicht had op de woning aan de [adres2]. Zij zag twee jongens aan komen lopen die direct naar die woning gingen. Zij hadden op het moment dat zij de woning binnen gingen niets bij zich. Vijftien minuten later zag zij hen weer naar buiten komen en zag zij dat de lange jongen een felrode reistas onder zijn arm droeg en de andere jongen een zwarte trolleytas. Zij omschrijft de jongens als volgt : jongen 1: [omschrijving] 2: [omschrijving].27
Verdachte [verdachte] heeft een [omschrijving].28
Verdachte heeft verklaard dat hij in Lent was op het moment van de diefstal.29
Met de telefoon van verdachte zijn op 7 augustus 2012 tussen 19:57 uur en 20:10 uur de volgende sms'jes verstuurd naar het telefoonnummer van [mededader1]:
'geurtjes pakken ook boven in schuifkast', 'schiet op he, boven liggen horloges in de kast etc. lobie en doe raam open ja! Holla', 'Ps3 is mijn ja pak de games ook swa schietop' en 'Faca die boy komt schiet op systeem'.
Op 9 augustus 2012 werd door verdachte aan de winkel '[winkel]' te Nijmegen een Laptop, merk Apple, type MacbookPro 13.3 inch, serienummer [serienummer], type Macbook Pro verkocht.30 Dit was de laptop die bij de diefstal op 7 augustus in Lent was weggenomen.31
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande (verdachte was op de plek van de diefstal, hij past in het door de getuige gegeven signalement, met zijn telefoon zijn sms'jes verstuurd die wijzen op het geven van instructies tot het wegnemen van goederen, waarvan uit de aangifte blijkt dat die ook zijn weggenomen en verdachte heeft een laptop in zijn bezit gehad die afkomstig is van de diefstal) wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
De verklaring van verdachte dat hij bij jongens in de auto zat, die zijn telefoon leenden om sms-jes te versturen en dat hij de laptop van hen kreeg, acht de rechtbank, mede gelet op het hierboven uiteengezette ongeloofwaardig.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
2.
Primair
hij op 07 augustus 2012 te Lent, gemeente Nijmegen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen -een laptop (merk Apple, type Macbook Pro, serienummer [serienummer]) en -meerdere een flesjes parfum (merk Paco Rabanne, type One Million) en -een mobiele telefoon (merk Blackberry, type Curve, kleur zwart) en -meerdere, horloges (merken Festina, Tommy Hilfiger en Armani) en -meerdere oordopjes/headsets en -een spelcomputer (merk Sony, type Playstation 3) en bijbehorende accessoires, toebehorende aan [slachtoffer2] en/of
[slachtoffer3].
Parketnummer 05/730685-1232:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 4;
- het schriftelijk bescheid, te weten het rapport identificatie van drugs en precursoren, p. 11-12;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 april 2013.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 05 december 2011 te Nijmegen opzettelijk aanwezig heeft
gehad ongeveer 11,15 gram, cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Parketnummer 05/731320-1133:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 2 oktober 2011 bevond verdachte zich tezamen met verbalisant [slachtoffer4] op de Broerstraat te Nijmegen. Op een gegeven moment maakte verdachte een slaande beweging naar verbalisant [slachtoffer4].34
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Verdachte ontkent dat hij aangever heeft geraakt, maar is daarnaast zelf geslagen en geschopt door de verbalisant. Verdachte werd in eerste instantie uitgedaagd en daarnaast heeft verbalisant [slachtoffer4] gehandeld buiten de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Beoordeling door de rechtbank
Verbalisant [slachtoffer4] heeft verklaard dat hij op 2 oktober 2011 op de Broerstraat te Nijmegen was, waar hij [verdachte] staande hield. Hij verklaarde dat hij zag dat [verdachte] vlak voor hem ging staan en met zijn rechtervuist een vuistslag maakte richting zijn gezicht. Hij verklaarde verder dat hij, omdat hij de slag aan zag komen, met zijn hoofd de slag kon ontwijken. Hij verklaarde: 'Ik voelde dat de vuistslag mijn linker sleutelbeen raakte. Ik voelde en zag dat deze slag net onder mijn gezicht mijn lichaam raakte. Ik voelde op het moment een hevige pijn aan mijn sleutelbeen. De vuistslag die [verdachte] mij gaf, oefende hij uit met flinke kracht.35
Verbalisant [verbalisant] heeft verklaard dat hij samen met verbalisant [slachtoffer4] was en dat hij zag dat [verdachte] agressieve houding aannam tegen [slachtoffer4] en dat hij zijn vuist balde. Hij verklaarde verder: 'Ik zag dat [verdachte] zijn rechtervuist balde. Ik zag dat [verdachte] zijn rechterarm ver naar achter haalde. Ik zag dat [verdachte] zijn rechtervuist met kracht richting het hoofd van [slachtoffer4] sloeg. Ik zag dat [slachtoffer4] zijn hoofd nog net op tijd naar achteren kon bewegen waardoor hij op z'n schouder werd geraakt door de vuist van [verdachte].'36
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 02 oktober 2011 te Nijmegen, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [slachtoffer4] (agent van de politie Gelderland-Zuid), gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, eenmaal op/tegen het (linker)sleutelbeen,
heeft gestompt, waardoor voornoemde ambtenaar pijn heeft ondervonden.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/701259-12, feit 1:
'diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen'
Ten aanzien van parketnummer 05/701259-12, feit 2:
'diefstal door twee of meer verenigde personen'
Ten aanzien van parketnummer 05/730685-12:
'opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod'
Ten aanzien van parketnummer 05/731320-11:
'mishandeling'
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
De verdediging heeft ten aanzien van parketnummer 05/731320-11 zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Verdachte is vernederd voordat hij tot de mishandeling kwam en is daarna nog zo erg mishandeld door de verbalisant dat een OVAR dient te volgen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging. Uit het dossier volgt dat verdachte uitdagend gedrag vertoonde. Van vernederingen vanuit de politie is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank is evenwel van oordeel, dat ook als hier wel sprake van zou zijn geweest, een vernedering nog geen mishandeling rechtvaardigt. Dat verdachte na de door hem gepleegde mishandeling is teruggeslagen door de verbalisant, is naar het oordeel van de rechtbank eveneens geen reden om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
Ook voor het overige is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair verzocht om aanhouding van de zaak, zodat het rapport van de psychiater kan worden afgewacht. Subsidiair heeft de officier van justitie geëist dat verdachte ter zake van het onder parketnummers 05/701259-12 feit 1 primair en feit 2 primair en parketnummers 05/730685-12 en 05/731320-11 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van één dag, tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 20 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt behandeling bij Orthopedagogisch Behandelcentrum Berkelland of een soortgelijke instelling en een contactverbod met aangever en voorts met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een TBS met voorwaarden zal worden opgelegd.
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling vordert de officier van justitie de tenuitvoerlegging van 5 (vijf) maanden gevangenisstraf die door de meervoudige kamer in het arrondissement Arnhem op 19 oktober 2010 voorwaardelijk is opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte wil het liefst afgestraft worden. Bij afstraffing gaat de voorkeur van de verdediging primair uit naar toepassing van het volwassenenstrafrecht, nu verdachte zich beter op zijn plek voelt in de gevangenis dan in een jeugdinrichting.
Ten aanzien van een eventueel op te leggen behandeling heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat, bij vrijspraak van feit 1, een TBS maatregel een veel te vergaande maatregel is. Verdachte is gemotiveerd voor behandeling en die behandeling zou daarom ook kunnen plaatsvinden in het kader van een voorwaardelijk strafdeel.
Mocht de rechtbank een behandeling in het kader van een TBS of iets dergelijks toch nodig vinden, dan verzoekt de verdediging toepassing van het jeugdrecht, zodat een behandeling in het kader van een PIJ kan worden opgelegd. De verdediging heeft daarbij verwezen naar het rapport van de psycholoog, die toepassing van het jeugdstrafrecht adviseert.
Ten aanzien van de mishandeling zal daarnaast schuldigverklaring zonder oplegging van straf moeten volgen, nu verdachte vernederd werd door de politie, voordat het tot een mishandeling kwam en hij daarna voldoende is gestraft, doordat hij door de betreffende verbalisant is mishandeld.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
* het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 11 maart 2013;
* een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 3 maart 2013, betreffende verdachte;
* een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 14 mei 2013, betreffende verdachte;
* een pro justitia rapport van drs. [psycholoog], psycholoog, gedateerd 5 november 2012.
Omtrent de toepasselijkheid van het volwassen- dan wel jeugdstrafrecht overweegt de rechtbank als volgt.
Gelet op de persoonlijkheid van verdachte en de ernst en de omstandigheden waaronder met name de overval op aangever [slachtoffer1] heeft plaatsgevonden, ziet de rechtbank geen aanleiding tot toepassing van het jeugdstrafrecht op de door verdachte gepleegde feiten nadat hij de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt. Meer in het bijzonder overweegt de rechtbank dat aangever verdachte kenmerkt als de leider van de groep, welke groep op geraffineerde wijze en met het gedurende lange tijd 'bewerken' van aangever [slachtoffer1] zo veel mogelijk geld afhandig heeft willen maken. Daarbij overweegt de rechtbank dat verdachte gedurende de procedure bij de rechtbank is overgeplaatst van een jeugdgevangenis naar een volwassenengevangenis, omdat hij daar beter op zijn plaats was.
Mede gelet op het voorgaande ziet de rechtbank in de persoonlijkheid van verdachte aanleiding tot het toepassen van het volwassenenstrafrecht ten aanzien van het door verdachte gepleegde feit, terwijl hij nog minderjarig was. Hierbij neemt de rechtbank mee dat verdachte voorafgaande aan de mishandeling van de agent zich tegenover hem op een uitermate uitdagende wijze als gelijkwaardige heeft willen opstellen, zodat thans geen reden bestaat het jeugdstrafrecht toe te passen.
Ten aanzien van de strafoplegging overweegt de rechtbank het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld in vereniging, een mishandeling van een politieagent en een diefstal uit een woning. Daarnaast heeft verdachte cocaïne aanwezig gehad.
De rechtbank is van oordeel dat alle feiten ernstige feiten zijn. De rechtbank rekent verdachte de diefstal met geweld in vereniging echter het zwaarst aan. Verdachte en zijn mededaders hebben een man, die drugs van hen wilde kopen, geschopt, geslagen en gesneden met een mes en hem onder bedreiging van dit mes zijn pinpas en pincode af laten geven. Op het moment dat twee van de vier daders gingen pinnen met de afgegeven pinpas, bleven de twee anderen bij aangever. Nadat € 950,- gepind was, wilden de daders ook nog de sleutels van aangevers huis en kluis. Aangever gaf een vals adres op en op het moment dat twee van de daders op weg waren naar dit (valse) adres, wist aangever te vluchten.
Het hele voorval heeft lange tijd geduurd. Verdachte en zijn mededaders wilden steeds maar méér. Aangever heeft tijdens het incident doodsangsten uitgestaan. Hij verklaarde bang te zijn geweest dat hij zou worden neergestoken en heeft, door het geweld dat op hem werd uitgeoefend, gekneusde ribben en een paar snijwonden opgelopen.
Daarnaast geldt dat door dergelijke delicten onrust en gevoelens van onveiligheid in de maatschappij ontstaan.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat voor de afdoening van de onderhavige zaken een gevangenisstraf van lange duur passend en geboden is.
Ten aanzien van de mishandeling van de politieagent is de rechtbank, zoals hiervoor reeds is overwogen, van oordeel dat, als al sprake zou zijn geweest van een vernederende behandeling daardoor het plegen van een mishandeling nog niet is gerechtvaardigd. Dat verdachte nadat hij de agent had mishandeld, door deze agent werd teruggeslagen, is kwalijk. De rechtbank houdt hier rekening mee in de strafmaat. De rechtbank is het echter niet met de raadsvrouw eens dat dit tot toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht aanleiding geeft. Temeer niet nu de verbalisant reeds disciplinair is gesanctioneerd en uit het dossier juist uitdagend gedrag van verdachte naar voren komt.
Verdachte is eerder voor soortgelijke delicten veroordeeld. Blijkbaar hebben hem eerder opgelegde straffen hem er niet van weerhouden opnieuw soortgelijke delicten te plegen. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.
De officier van justitie heeft primair aanhouding gevraagd om het psychiatrisch rapport af te wachten en een TBS (met voorwaarden) op te kunnen leggen.
De rechtbank wijst dit verzoek af. De rechtbank is van oordeel dat een TBS (met voorwaarden) (nog) niet aan de orde is. Verdachte geeft aan gemotiveerd te zijn voor behandeling, maar wil primair afgestraft worden. De motivatie voor behandeling lijkt, zo volgt uit verschillende rapportages, ingegeven te zijn door het ontlopen van een (langdurige) straf. Bovendien is het behandelaanbod voor verdachte op dit moment onvoldoende duidelijk. De rechtbank is van oordeel dat als verdachte echt gemotiveerd is voor behandeling, hij een behandeling ook in het kader van het penitentiaire programma in de P.I. en de daaropvolgende voorwaardelijke invrijheidsstelling kan volgen.
De rechtbank zal gelet hierop een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op leggen van hierna te melden duur. De rechtbank ziet geen aanleiding om een contactverbod met aangever op te leggen.
6a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank de feitelijke grondslag van de vordering van de officier van justitie juist. Zij zal derhalve de tenuitvoerlegging gelasten van de voorwaardelijke gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de rechtbank te Arnhem op 19 oktober 2010, te weten 5 maanden.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14g, 27, 57, 63, 77c, 91, 300, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 11 en 13 van de Opiumwet.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 38 (achtendertig) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank te Arnhem 19 oktober 2010 onder parketnummer 05/730538-10.
Aldus gewezen door:
mr. J.M. Klep (voorzitter), mr. P.C. Quak en mr. C.M.E. Lagarde, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. Y. Rikken en C. Aalders, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 juni 2013.
1 Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Zuid, Regionale Eenheid Vermogenscriminaliteit Overvallenteam, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL08002012101405, gesloten op 10 oktober 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2 Proces-verbaal van aangifte, p. 41-45.
3 Proces-verbaal van bevindingen, p. 51-54.
4 Proces-verbaal van bevindingen, p. 27.
5 Proces-verbaal verhoor [mededader3], p. 461.
6 Proces-verbaal verhoor [mededader2], p. 340.
7 Een schriftelijk bescheid, p. 513.
8 Proces-verbaal van verhoor [mededader2], p. 339.
9 Proces-verbaal van bevindingen, p. 366.
10 Proces-verbaal van bevindingen, p. 37a-38.
11 Proces-verbaal van bevindingen, p. 39.
12 Proces-verbaal van woordelijke uitwerking verhoor, op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant2] d.d. 6 februari 2012, p. 23.
13 Proces-verbaal van woordelijke uitwerking verhoor, op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant2] d.d. 6 februari 2012, p. 27.
14 Proces-verbaal van woordelijke uitwerking verhoor, op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant2] d.d. 6 februari 2012, p. 27.
15 Proces-verbaal van bevindingen, p. 131 en 132.
16 Proces-verbaal van aangifte, p. 44.
17 Proces-verbaal van verhoor [getuige1], p. 83-84.
18 Proces-verbaal van verhoor [getuige2], p. 87-88.
19 Proces-verbaal van bevindingen, 10; proces-verbaal van bevindingen, p. 153.
20 Proces-verbaal van bevindingen, p. 137.
21 Proces-verbaal van bevindingen, p. 19; proces-verbaal van verhoor [naam2], p. 94.
22 Proces-verbaal van verhoor [naam2], p. 94.
23 Proces-verbaal van bevindingen, p. 13.
24 Proces-verbaal van bevindingen, p. 101.
25 Proces-verbaal van bevindingen, p. 101.
26 Proces-verbaal van aangifte, p. 195-202.
27 Proces-verbaal verhoor [getuige3], p. 201.
28 Proces-verbaal van bevindingen, p. 366.
29 Verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 april 2013.
30 Proces-verbaal van bevindingen, p. 191; verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 april 2013.
31 Proces-verbaal van bevindingen, p. 191; proces-verbaal van aangifte, p. 195 en 198.
32 Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Zuid, District Stad Nijmegen, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2011124471, gesloten op 11 mei 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
33 Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Zuid, Districtsrecherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2011099912, gesloten op 2 oktober 2011 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
34 Proces-verbaal van bevindingen, p. 15; verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 april 2013.
35 Proces-verbaal van bevindingen, p. 23.
36 Proces-verbaal van bevindingen, p. 15-16.