ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1570

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
05/701956-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overval met geweld in café te Tiel

Op 31 mei 2013 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen [verdachte], die beschuldigd werd van een gewapende overval in een café te Tiel op 22 december 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, onder bedreiging van geweld en een vuurwapen, twee slachtoffers heeft gedwongen tot de afgifte van geld en mobiele telefoons. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers, ondersteund door getuigen en bewijsmateriaal, voldoende bewijs boden voor de tenlastelegging. De verdachte werd schuldig bevonden aan diefstal met geweld en afpersing, maar vrijgesproken van een derde feit. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling van verslavingsproblematiek. Tevens werd de onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen cocaïne bevolen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en oordeelde dat de opgelegde straf recht deed aan de gepleegde feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummers : 05/701956-12 en 05/730934-12 (TUL)
Data zittingen : 2 april 2013 en 17 mei 2013
Datum uitspraak : 31 mei 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in HvB [adres]
raadsman : mr. R.A.C. Frijns, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1. hij op of omstreeks 22 december 2012 te Tiel (in café [naam cafe]) , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (ca. euro 250,--) en/of een i-phone, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] voornoemd, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of diens mededader(s) op dreigende/intimiderende toon tegen die [slachtoffer] voornoemd heeft/hebben gezegd dat hij moest meelopen naar de toiletten waarbij die [slachtoffer] te verstaan werd gegeven dat als hij dit niet zou doen, de gevolgen voor hem zouden zijn en/of dat verdachte en/of diens mededader daarbij die [slachtoffer] voornoemd bij de nek en/of de schouder heeft vast/beet gepakt en/of heeft/hebben meegeleid/gedirigeerd naar de toiletten en/of die [slachtoffer] voornoemd bij de keel heeft gegrepen en/of dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat verdachte en/of diens mededader een taser bij zich droeg en dat hij gek genoeg was om deze te gebruiken en/of dat verdachte en/of diens mededader een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft
gericht op (het hoofd van) die [slachtoffer] voornoemd waarbij dreigend tegen die [slachtoffer] werd gezegd "ik wil alles wat je bij je hebt", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of dat verdachte en/of diens mededader die [slachtoffer] voornoemd heeft/hebben gefouilleerd en/of daarbij dat geldbedrag en/of die i-phone heeft/hebben weggenomen;
2. hij op of omstreeks 22 december 2012 te Tiel (in café [naam cafe]), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer2] heeft gedwongen tot de afgifte van een i-phone, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of diens mededader(s) die [slachtoffer2] voornoemd (op indringende wijze) heeft/hebben gezegd/gevraagd mee te lopen naar de toiletten alwaar verdachte en/of diens mededader die [slachtoffer2] voornoemd met kracht bij diens adamsappel heeft/hebben gepakt, althans bij de keel heeft/hebben gepakt en/of (met kracht) in de hoek tegen de muur heeft/hebben gedrukt en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen diens hals/kaak heeft/hebben gedrukt, waarbij verdachte en/of diens mededader op dreigende wijze tegen hem heeft/hebben gezegd "ik wil alles hebben wat je in je zakken hebt", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking waarbij verdachte en/of diens mededader die [slachtoffer2] voornoemd heeft/hebben gefouilleerd, waarna die [slachtoffer2] voornoemd die i-phone heeft afgegeven, (waarna) (vervolgens in het cafégedeelte buiten de wc-ruimte) verdachte en/of diens mededader tegen [slachtoffer2] heeft/hebben gezegd dat hij zijn I-phone op tafel moest leggen, waarna [slachtoffer2] zijn I-phone op tafel heeft gelegd.
3. hij op of omstreeks 22 december 2012 te Tiel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] en/of [slachtoffer2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer2] voornoemd op dreigende wijze gesommeerd met hen mee te lopen en/of hen (vervolgens) dreigend de woorden toegevoegd "in Utrecht zou het doodsteken en pakken zijn geweest" en/of "geen woord tegen de popo en je bent al je geliefden kwijt" en/of "geen popo erbij, anders weten we jullie te vinden", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
4. hij op of omstreeks 22 december 2012 te Tiel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3,07 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
1a. De vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 05/730934-12) betreffende de voorwaardelijke veroordeling door de politierechter van deze rechtbank op 3 oktober 2012. Gevorderd wordt dat de bij dat vonnis voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van één maand ten uitvoer wordt gelegd.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 17 mei 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. R.A.C. Frijns, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie, mr. C.Y. Huang, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van het onder de feiten 1 en 2 ten laste gelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 22 december 2012 was verdachte met een groep personen aanwezig in het café [naam cafe] te Tiel. In de toiletten van dat café heeft hij tezamen met een mededader [slachtoffer] een geldbedrag van € 280,00 en een telefoon (merk i-Phone) afhandig gemaakt. Daarbij heeft verdachte dreigende woorden geuit.
Ook de op dat moment in datzelfde café aanwezige [slachtoffer2] heeft uit angst voor dezelfde groep personen waarvan verdachte deel uitmaakte zijn telefoon (merk i-Phone) afgegeven.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal met geweld ten aanzien van [slachtoffer] en aan afpersing van [slachtoffer2]. Daarbij heeft verdachte of zijn mededader een pistool gehanteerd en is geweld gebruikt.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft bekend dat hij tezamen met een ander, wiens naam hij niet wil noemen, [slachtoffer] geld en een i-Phone afhandig heeft gemaakt en dat [slachtoffer2] (uit angst) zijn i-Phone heeft afgegeven.
Verdachte heeft ontkend dat bij die feiten een vuurwapen is gebruikt, dat sprake was van een taser, dan wel dat er geweld is gebruikt. De verdediging heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangevers [slachtoffer] en [slachtoffer2] betwist. De verklaringen zijn volgens de verdediging innerlijk tegenstrijdig en komen onderling niet met elkaar overeen. Meer in het bijzonder kunnen de feitelijkheden genoemd in de tenlastelegging onder feit 2 niet bewezen worden verklaard. Verdachte dient dan ook wegens onvoldoende overtuigend bewijs van de feiten 1 en 2 te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Betrouwbaarheid aangevers
Met de verdediging stelt de rechtbank vast dat beide aangevers in hun verklaringen deels wisselende en tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd. De rechtbank is evenwel van oordeel dat er geen aanleiding bestaat deze verklaringen in het geheel onbetrouwbaar te achten. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
De verschillende verklaringen van beide aangevers over hetgeen is voorgevallen in het café zijn op hoofdlijnen innerlijk consequent. Beide aangevers bevestigen elkaars verklaringen op deze hoofdlijnen. De verklaringen van aangevers worden voorts op onderdelen ondersteund door bewijsmiddelen uit andere bronnen, zoals de in het café werkzame personeelsleden en ook door de (deels bekennende) verklaringen van verdachte.
De geloofwaardigheid van de verklaringen van aangevers wordt vergroot door de onmiddellijk na het incident gedane 112-melding door (de moeder van) aangever [slachtoffer2]. Het is, gelet ook op de emotionele toestand waarin aangever [slachtoffer2] ten tijde van de 112-melding blijkens de schriftelijke uitwerking daarvan verkeerde, hoogst onwaarschijnlijk dat er voorafgaand aan die melding tussen beide aangevers enige vorm van afstemming over hun verklaringen heeft plaatsgevonden. Tijdens deze112-melding heeft aangever [slachtoffer2] details van het incident in [naam cafe] genoemd, zoals het gebruik van een pistool, het afgeven van geld en telefoons door de aangevers en heeft hij een voorlopig signalement gegeven van de daders die in een groep in het café aanwezig waren. Op deze verklaringen zijn aangevers op latere tijdstippen niet teruggekomen.
Voorts overweegt de rechtbank hieromtrent dat verbalisanten hebben waargenomen dat aangever [slachtoffer2] bij zijn tweede verhoor zich ongemakkelijk voelde, bibberde en angstig keek toen hij sprak over het moment dat het pistool tegen zijn kaak werd gezet, waardoor het (de verbalisanten) leek alsof hij de overval weer beleefde. Gelet op de impact die diefstallen onder bedreiging (al dan niet met wapens) kunnen hebben, alsmede de emotionele toestand van aangever [slachtoffer2] tijdens de 112-melding en het nadere verhoor, acht de rechtbank begrijpelijk dat de verklaringen van aangevers op details niet geheel eensluidend zijn. Overigens is het aannemelijk dat de oorzaak van het gegeven dat aangevers in hun achtereenvolgende, eigen verklaringen niet steeds precies hetzelfde hebben verklaard, is gelegen in de vele verhoren die er zijn geweest, waarbij niet steeds exact dezelfde vragen zijn gesteld.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding de verklaringen van aangevers niet tot bewijs te bezigen, aangezien deze verklaringen op voldoende, ook essentiële onderdelen door andere bewijsmiddelen worden ondersteund.
Bewijsoverwegingen
Met inachtneming van het vorenstaande overweegt de rechtbank als volgt.
Aangevers [slachtoffer] en [slachtoffer2] waren op 22 december 2012 in café [naam cafe] te Tiel aanwezig. Tevens waren daar aanwezig verdachte en diens medeverdachten [medeverdachte1] , [medeverdachte2] en [medeverdachte3] .
Op enig moment sloeg een jongen in een roze poloshirt zijn arm om de nek van aangever [slachtoffer] en nam hem mee naar het toilet. Daarbij werd hem op dreigende toon kenbaar gemaakt dat hij mee moest lopen anders zouden de gevolgen voor hem zijn. Op het toilet kwam verdachte er ook bij. Aldaar hebben de jongen in het roze poloshirt en verdachte aangever [slachtoffer] bedreigd en zijn i-Phone en geld afgepakt. Daarbij werd gezegd: “Ik wil alles wat je nou bij je hebt”. Op de aan aangever [slachtoffer] getoonde foto heeft hij verdachte herkend als ‘de jongen in het zwart(e shirt)’. Hij heeft medeverdachte [medeverdachte1] op een foto herkend als ‘de jongen in het roze poloshirt’.
Toen aangever [slachtoffer] en de daders terug in het café kwamen, werd hij aan een tafeltje bij een groep jongens gezet. Bij die groep jongens stond een jongen gekleed in een ‘Amsterdam Sail’ jas. Aangever [slachtoffer] heeft medeverdachte [medeverdachte2] op de foto herkend als de jongen met de ‘Amsterdam Sail’ jas. [medeverdachte2] heeft bevestigd dat hij die avond in het café een zwarte jas met ‘Amsterdam Sail’ droeg.
Vervolgens werd aangever [slachtoffer2] meegenomen naar het toilet door de jongen in het roze poloshirt en door een jongen in een grijs vest. Daar werd hij in de hoek gedrukt en bedreigd, waarbij onder meer is gezegd: “Ik wil alles hebben wat je in je zakken hebt”. Deze jongen in het grijze vest/colbert had een zwart shirt aan. Aangever [slachtoffer2] heeft verdachte op de hem getoonde foto herkend als diegene die hij omschrijft als ‘de jongen in het grijze vest’. Deze verklaring wordt bevestigd door aangever [slachtoffer] die heeft verklaard dat de jongen in het zwart, die hij had herkend als verdachte, aangever [slachtoffer2] meenam. Ook aangever [slachtoffer2] heeft medeverdachte [medeverdachte1] op een foto herkend als de door hem genoemde ‘jongen in het roze poloshirt’.
Zowel aangever [slachtoffer] als aangever [slachtoffer2] heeft verklaard dat de jongen in het roze poloshirt (medeverdachte [medeverdachte1]) hen bij deze gebeurtenissen op het toilet van het café bij de keel/adamsappel heeft gegrepen en heeft gedreigd met een pistool. Tevens hebben zij verklaard dat zij daarbij door de andere jongen (zijnde verdachte, zie hiervoor) aan hun zakken/broek werden gevoeld.
De verklaring van verdachte waarin hij betwist dat er een wapen is gehanteerd, volgt de rechtbank niet, nu aangevers in al hun verhoren (en ook bij de hiervoor besproken 112-melding ) consequent hebben verklaard over de aanwezigheid van een pistool op die avond. Mede met inachtneming van hetgeen over de betrouwbaarheid van de verklaringen van beide aangevers is overwogen, is de enkele ontkenning van verdachte onvoldoende om niet van de juistheid van deze verklaringen uit te gaan.
Toen aangever [slachtoffer2] en de daders van het toilet terug in het café kwamen, zijn zij naar het tafeltje bij de groep andere jongens en aangever [slachtoffer] gelopen. Aldaar is aangever [slachtoffer2] gezegd dat hij zijn i-Phone op de tafel moest leggen, wat hij heeft gedaan. Verdachte heeft bevestigd dat aangever [slachtoffer2] de i-Phone bij de tafel afgaf. Vervolgens heeft verdachte de i-Phone bij zich gestoken. Dit wordt bevestigd door het aantreffen, later, van de i-Phone van beide aangevers bij verdachte.
Tot slot hebben beide aangevers verklaard dat zij na het afgeven van het geld dan wel de i Phones nogmaals door de jongen in het roze poloshirt (medeverdachte [medeverdachte1]) en de andere jongen (verdachte) naar het toilet werden meegenomen. Deze verklaringen worden bevestigd door de verklaring van getuigen [getuige1], [getuige2] en [getuige3].
Zo heeft getuige [getuige3] waargenomen dat twee Tielse jongens naar het toilet gingen, gevolgd door een jongen in een roze shirt, die zij op de foto herkende als medeverdachte [medeverdachte1]. Zij plaatste [medeverdachte1] in de groep waartoe ook [medeverdachte2] en [medeverdachte3] hoorden.
Ook getuige [getuige1] heeft waargenomen dat er twee jongens met lichte dwang door Marokkaanse jongens van (de rechtbank begrijpt: naar) de wc werden geduwd, waarna getuige [getuige2] er op af werd gestuurd. Daar was een Marokkaanse jongen bij die haar eerder die avond had gezegd dat hij iets af te handelen had. Deze jongen heeft getuige [getuige1] op de foto herkend als medeverdachte [medeverdachte1].
De getuige [getuige2] ging naar het toilet, zag dat een Nederlandse jongen uit het toilet kwam, wilde de toiletdeur opendoen, maar merkte dat deze van binnenuit weer werd dichtgetrokken. Vervolgens deed hij alsnog de toiletdeur open en trof daar een aantal personen aan, waaronder personen die hij op foto’s heeft herkend als verdachte en medeverdachte [medeverdachte1].
Nadat aangevers het café hadden verlaten, heeft aangever [slachtoffer2] de politie ingeschakeld. Via het uitpeilen van de i-Phone van aangever [slachtoffer] is de politie in diezelfde nacht naar Arnhem gegaan. Aldaar troffen zij verdachte, tezamen met medeverdachten [medeverdachte1], [medeverdachte2] en [medeverdachte3] aan in een cafetaria en hebben zij hen allen als verdachten aangehouden. Bij verdachte zijn een hoeveelheid geld en beide i-Phones van aangevers aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat dit zijn deel van het geld betrof dat hij en zijn door hem niet nader genoemde mededader afhandig hadden gemaakt van aangever [slachtoffer].
Gelet op het voorgaande en in het bijzonder:
- de verklaringen van aangevers, die op hoofdlijnen consequent zijn, elkaar ondersteunen en worden ondersteund door andere bewijsmiddelen;
- de samenstelling van de groep waartoe verdachte behoorde in het café [naam cafe];
- de gelijke samenstelling van de groep op het moment dat verdachte is aangehouden;
- het aantreffen van geld en de i-Phones van aangevers bij verdachte, en
- de deels bekennende verklaring van verdachte,
acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder de feiten 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1. hij op of omstreeks 22 december 2012 te Tiel (in café [naam cafe]) , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (ca. euro 250,--) en/of een i-Phone, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] voornoemd, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of diens mededader(s) op dreigende/intimiderende toon tegen die [slachtoffer] voornoemd heeft/hebben gezegd dat hij moest meelopen naar de toiletten waarbij die [slachtoffer] te verstaan werd gegeven dat als hij dit niet zou doen, de gevolgen voor hem zouden zijn en/of dat verdachte en/of diens mededader daarbij die [slachtoffer] voornoemd bij de nek heeft/hebben vast gepakt en/of heeft/hebben meegeleid/gedirigeerd naar de toiletten en/of die [slachtoffer] voornoemd bij de keel heeft gegrepen en/een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht op (het hoofd van) die [slachtoffer] voornoemd waarbij dreigend tegen die [slachtoffer] werd gezegd "ik wil alles wat je bij je hebt", en/of dat verdachte die [slachtoffer] voornoemd heeft/hebben gefouilleerd en/of daarbij dat geldbedrag en/of die i-Phone heeft/hebben weggenomen;
2. hij op 22 december 2012 te Tiel (in café [naam cafe]), tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer2] heeft gedwongen tot de afgifte van een i-Phone, toebehorende aan [slachtoffer2] welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of diens mededader(s) die [slachtoffer2] voornoemd (op indringende wijze) heeft/hebben gezegd/gevraagd mee te lopen naar de toiletten alwaar verdachte en/of diens mededader die [slachtoffer2] voornoemd met kracht bij diens adamsappel heeft/hebben gepakt en/in de hoek tegen de muur heeft/hebben gedrukt en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen diens hals/kaak heeft/hebben gedrukt, waarbij verdachte en/of diens mededader op dreigende wijze tegen hem heeft/hebben gezegd "ik wil alles hebben wat je in je zakken hebt", waarbij verdachte en/of diens mededader die [slachtoffer2] voornoemd heeft/hebben gefouilleerd, (waarna) (vervolgens in het cafégedeelte buiten de wc-ruimte) verdachte en/of diens mededader tegen [slachtoffer2] heeft/hebben gezegd dat hij zijn i-Phone op tafel moest leggen, waarna [slachtoffer2] zijn i-Phone op tafel heeft gelegd en die i-Phone heeft afgegeven.
Ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bedreigingen genoemd in de tenlastelegging. Daarbij heeft de officier van justitie aangegeven dat de tenlastelegging doelt op de door (onder andere) verdachte gesproken bedreigende woorden op het moment dat verdachte en zijn medeverdachten het café (genoemd onder de feiten 1 en 2) zouden verlaten, voordat de aangevers naar huis gingen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat onvoldoende duidelijk wordt op welk moment, welke opmerkingen door wie, en tegen wie geuit, de tenlastelegging ziet. Derhalve is de tenlastelegging partieel nietig.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de tenlastelegging van feit 3 in voldoende mate aan de daaraan op grond van artikel 261 Wetboek van Strafvordering te stellen eisen. Er is dan ook geen aanleiding de tenlastelegging (partieel) nietig te verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te komen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
De officier van justitie heeft aangegeven dat de tenlastelegging doelt op bedreigende woorden gesproken op het moment dat verdachte met zijn groep en de aangevers het café (genoemd onder de feiten 1 en 2) verlieten. Uit het dossier blijkt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende welke rol verdachte hierin zou hebben gespeeld.
Derhalve zal verdachte vrijgesproken worden van het onder feit 3 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder feit 4 ten laste gelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen (Opiumwet), proces-verbaalnummer PL0750 2012142699-18, op ambtseed dan wel -belofte opgesteld door verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant2] en gesloten op 7 februari 2013;
- het NFI-rapport Identificatie van drugs en precursoren, opgesteld door Ing. [deskundige] d.d. 25 februari 2013;
- het proces-verbaal van bevindingen, pg. 107, en
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 mei 2013.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
4. hij op 22 december 2012 te Tiel, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3,07 gram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 2:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 4:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder de feiten 1 tot en met 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met aftrek van de duur van het voorarrest. Daarbij dient hem een meldplicht bij de reclassering, een behandelverplichting voor zijn verslavings- en psychische problematiek en een locatiegebod gedurende zes maanden, gecontroleerd door middel van een elektronisch controlemiddel, te worden opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de geëiste straf buitenproportioneel is. Er dient nauwkeuriger naar de rol van verdachte bij de feiten en naar zijn persoonlijke omstandigheden gekeken te worden. Indien verdachte na zijn straf een elektronisch toezicht van lange duur en een intensief (klinisch) behandeltraject moet ondergaan, dient hiermee rekening te worden gehouden bij de oplegging van de straf. De ernst van de feiten kan tot uitdrukking worden gebracht in een groter voorwaardelijk strafdeel. Tevens zou verdachte ook een werkstraf, aanvullend aan een gevangenisstraf, kunnen uitvoeren.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 12 maart 2013; en
• een reclasseringsadvies van Tactus verslavingszorg, d.d. 21 maart 2013, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich samen met een mededader schuldig gemaakt aan de beroving van twee personen op één avond in een uitgaansgelegenheid in Tiel. Daarbij zijn de twee slachtoffers, onder bedreiging van een voorwerp dat leek op een vuurwapen, geld en telefoons afhandig gemaakt. Hiermee heeft verdachte duidelijk gemaakt slechts zijn eigen geldelijk gewin na te streven en de gevoelens van anderen hieraan ondergeschikt te achten.
Wat voor de slachtoffers een leuke avond uit had moeten zijn, is voor hen uitgemond in een zeer bedreigende ervaring. Bovendien moeten zij zich hierdoor erg machteloos hebben gevoeld.
Dergelijke feiten brengen grote gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg bij de slachtoffers en hun naasten, maar ook bij het personeel van de uitgaansgelegenheid en het uitgaanspubliek in algemene zin. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf van langere duur passend en geboden is.
Het voorhanden hebben van cocaïne acht de rechtbank een verontrustende ontwikkeling ten aanzien van verdachte. Niet alleen is cocaïne een voor de (volks-)gezondheid schadelijke stof, maar ook leidt het gebruik van en de handel in cocaïne regelmatig tot nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank acht aangewezen dat verdachte voor zijn verslavings- en psychische problematiek wordt behandeld. Daarvoor zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. In dat kader dient verdachte een (mogelijk klinische) behandeling te ondergaan en gedurende zes maanden op zijn verblijfsadres bij zijn ouders aan de [adres] te Utrecht te verblijven waarbij hij onder elektronisch toezicht zal worden geplaatst.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank ermee rekening dat zij een der tenlastegelegde feiten niet bewezen acht. Verder zal de rechtbank in hogere mate dan de officier van justitie rekening houden met de op te leggen behandelverplichting en elektronisch toezicht van zes maanden.
Ten aanzien van het beslag.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven 10 wikkels cocaïne, waarmee het onder feit 4 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag, groot € 135 (2 biljetten van € 50, 1 biljetten van €20, 1 biljetten van € 10 en 1 biljetten van € 5), toebehoort aan [slachtoffer] en aan hem zal moeten worden teruggegeven.
6a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank de feitelijke grondslag van de vordering van de officier van justitie juist. Zij zal derhalve de tenuitvoerlegging gelasten van de voorwaardelijke gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank op 3 oktober 2012, te weten 1 ( één) maand.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14g, 27, 36b, 36c, 47, 57, 91, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Straf¬recht en de artikelen 2, 10 en 13 van de Opiumwet.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder feit 3 ten laste gelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich binnen drie dagen volgend op zijn invrijheidstelling meldt bij GGZ Victas Reclassering op telefoonnummer 088. Hierna moet veroordeelde zich zo frequent en zolang de reclassering dit nodig acht blijven melden en dient hij zich te houden aan afspraken dan wel aanwijzingen gemaakt met dan wel gegeven door of vanwege de reclassering ook als dit inhoudt het volgen van de COVA-training.
5. zich laat behandelen voor zijn verslavings- en psychische problematiek. Daartoe wordt veroordeelde verplicht om in dagbehandeling te gaan bij GGZ Victas of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
6. zich gedurende een duur van maximaal zeven weken klinisch laat opnemen ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek, zulks voor zover en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht. Daarbij dient veroordeelde zich te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
7. gedurende maximaal zes maanden van de proeftijd aanwezig zal zijn op de navolgende locatie: [adres] te Utrecht, op tijdstippen waarop en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
8. zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarde onder 7.
Geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht in geval van de tenuitvoerlegging van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Ten aanzien van het beslag
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: 10 wikkels cocaïne (goednummer: PL078J-2012142699-363930).
Beveelt de teruggave van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag groot € 135,-- (2 biljetten van € 50,--, 1 biljetten van €20,--, 1 biljetten van € 10,-- en 1 biljetten van € 5,--; goednummer PL084R-2012126316-282196), aan [slachtoffer].
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank op 3 oktober 2012, onder parketnummer 05/730934-12.
Aldus gewezen door:
mr. C.M.E. Lagarde (voorzitter), mr. P.C. Quak en mr. H.T. Wagenaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 mei 2013.
Mrs. Quak en Wagenaar zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.