Parketnummers : 05/700781-12, 04/860966-07 (TUL), 05/192745-10 (TUL) en 05/700314-08 (TUL)
Data zittingen : 4 april 2013 en 16 mei 2013
Datum uitspraak : 30 mei 2013
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. A.W. Syrier, advocaat te Utrecht.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 mei 2012 te Nijmegen met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Koningsstraat en/of Koningssplein, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meerdere personen, te weten [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3], welk geweld bestond uit
- het meerdere malen slaan tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer1] en/of
- het maken van een kopstoot in de richting van die [slachtoffer2] en/of
- het meerdere malen slaan tegen het hoofd van die [slachtoffer2] en/of
- het dreigend aan die [slachtoffer3] toevoegen van de woorden "ik maak je kapot"
en/of "ik ga je vermoorden", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 17 mei 2012 te Nijmegen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk mishandelend meerdere personen (te weten [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2])
- meerdere malen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer1] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- meerdere malen tegen het hoofd van die [slachtoffer2] heeft geslagen en/of gestompt,
waardoor (telkens) voornoemde [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 23 juni 2012 te Bergentheim, gemeente Hardenberg, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Van Limburg Stirumstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer4], welk geweld bestond uit
- het achter die [slachtoffer4] aanrennen en/of
- het vastpakken en/of vasthouden van die [slachtoffer4] en/of
- het van de fiets trekken, althans het ten val brengen van die [slachtoffer4] en/of
- het slaan en/of stompen van die [slachtoffer4], waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer4] meermalen, althans eenmaal in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen, en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (een gebroken jukbeen en/of neus) voor die [slachtoffer4] ten gevolge heeft gehad;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 23 juni 2012 te Bergentheim, gemeente Hardenberg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer4]) meermalen, althans eenmaal in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer4] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
1.a. De vorderingen na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich drietal vorderingen na voorwaardelijke veroordeling met parketnummers 04/860966-07, 05/192745-10 en 05/700314-08. De vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 04/860966-07 strekt ertoe dat een voorwaardelijk strafdeel van 2 weken jeugddetentie, opgelegd bij vonnis van 4 juni 2008, ten uitvoer wordt gelegd. De vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 05/192745-10 strekt ertoe dat een voorwaardelijk strafdeel van een geldboete ter hoogte van 500 euro subsidiair 10 dagen hechtenis, opgelegd bij vonnis van 17 december 2010, ten uitvoer wordt gelegd. De vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 05/700314-08 strekt ertoe dat een voorwaardelijke strafdeel van 2 weken jeugddetentie, opgelegd bij vonnis van 26 mei 2008, ten uitvoer wordt gelegd.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 16 mei 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. A.W. Syrier, advocaat te Utrecht.
De officier van justitie, mr. T. Henniphof, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 17 mei 2012 is een ruzie ontstaan tussen twee groepen op het Koningsplein te Nijmegen. Gedurende deze ruzie is [slachtoffer1] meermalen geslagen tegen zijn hoofd en lichaam. Met kracht is getracht [slachtoffer2] een kopstoot te geven en zij is meerdere malen geslagen tegen het hoofd . Tegen [slachto[slachtoffer3] zijn de volgende woorden geuit: “ik maak je kapot” en “ik ga je vermoorden” .
Verdachte droeg die dag een rode jas en was betrokken bij de ruzie.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het tenlastegelegde feit primair wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte heeft samen met medeverdachten geweld toegepast tegen [slachtoffer1], [slachtoffer2] en [slachtoffer3]. Verdachte droeg op de betreffende dag een rode jas en door meerdere getuigen is verklaard dat de jongen met de rode jas [slachtoffer1] meermalen heeft geslagen.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging zijn geen bewijsverweren gevoerd. Verdachte heeft aangegeven dat hij enkel heeft geslagen om zichzelf te verdedigen.
De beoordeling door de rechtbank
Uit de vaststaande feiten is volgt dat tegen [slachtoffer1] en [slachtoffer2] geweld is gepleegd door meerdere personen en dat tegen [slachto[slachtoffer3] woorden zijn geuit. Dit geweld heeft plaatsgevonden op het Koningsplein te Nijmegen, waarmee de rechtbank van oordeel is dat sprake is van openlijke geweldpleging. De woorden zijn dreigend van aard.
De vraag die de rechtbank heeft te beantwoorden, is of verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan deze geweldpleging. Aangever [slachtoffer1] [slachto[slachtoffer1]) heeft verklaard dat jongen één, met de rode jas, met zijn vuist uithaalde en hem op zijn lip raakte. Aangeefster [slachtoffer2] heeft dit bevestigd en verklaard dat [slachtoffer1] het meest is geslagen door de jongen met de rode jas . Ook de getuigen [slachtoffer1], [getuige2] en [getuige3] hebben verklaard dat zij zagen dat een jongen met een rode jas [slachtoffer1] meerdere keren sloeg . Tot slot is door medeverdachte [medeverdachte] verklaard dat verdachte de jongen met de zwarte haren een keer of drie sloeg.
Uit deze bewijsmiddelen volgt dat verdachte [slachtoffer1] meerdere keren heeft geslagen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de geweldpleging. De verklaring van verdachte dat hij enkel één keer zou hebben geslagen, omdat hij door anderen zou zijn geslagen, acht de rechtbank niet aannemelijk. Deze verklaring vindt geen steun in het dossier.
Vrijspraak ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde
Verdachte is primair ten laste gelegd het openlijk in vereniging geweld plegen tegen [slachtoffer4] door deze meermalen te slaan. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, moet er sprake zijn van medeplegen. In casu is medeverdachte [medeverdachte] vrijgesproken en volgt uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting dat er geen andere personen bij het incident betrokken waren. De rechtbank van oordeel dat het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 23 juni 2012 heeft verdachte te Bergentheim [slachtoffer4] met zijn vuist in het gezicht geslagen.
[slachtoffer4] heeft ten gevolge hiervan zijn neus gebroken, zijn kaakgewricht gekneusd en een blauwe plek onder zijn oog en een middelzware hersenschudding opgelopen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat het subsidiair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte heeft bekend aangever één keer te hebben geslagen, maar uit het geconstateerde letsel en de getuigenverklaring volgt – aldus de officier van justitie – dat verdachte aangever meermalen heeft geslagen.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging zijn geen bewijsverweren gevoerd. Verdachte heeft aangegeven dat hij aangever één keer heeft geslagen.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft, zoals ook in de vaststaande feiten is opgenomen, bekend dat hij aangever [slachtoffer4] eenmaal heeft geslagen.De rechtbank is echter van oordeel dat ook wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte aangever meermalen heeft geslagen.
Getuige [getuige1] heeft verklaard dat zij zag dat [slachtoffer4] (aangever) drie keer geslagen werd door verdachte. Zij verklaart nadrukkelijk dat zij de enige andere in de buurt zijnde persoon ([medeverdachte]) niet heeft zien slaan. Medeverdachte [medeverdachte] heeft deze verklaring bevestigd en heeft verklaard dat verdachte aangever met zijn vuist op zijn gezicht sloeg en dat hij niet weet hoe vaak verdachte heeft geslagen.
Uit het letsel, dat zich op meerdere plekken en (hoofdzakelijk) aan de rechterzijde in het gezicht bevindt , en de verklaringen van getuige [getuige1] en medeverdachte [medeverdachte] volgt dat verdachte [slachtoffer4] meermalen heeft geslagen. De verklaring van verdachte dat hij enkel één keer zou hebben geslagen, acht de rechtbank niet aannemelijk. Het subsidiair tenlastegelegde kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 17 mei 2012 te Nijmegen met anderen, op of aan de openbare weg, Koningssplein, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meerdere personen, te weten [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3], welk geweld bestond uit
- het meerdere malen slaan tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer1] en/of
- het maken van een kopstoot in de richting van die [slachtoffer2] en/of
- het meerdere malen slaan tegen het hoofd van die [slachtoffer2] en/of
- het dreigend aan die [slachtoffer3] toevoegen van de woorden "ik maak je kapot"
en/of "ik ga je vermoorden", ;
Feit 2 subsidiair:
hij op 23 juni 2012 te Bergentheim, gemeente Hardenberg, alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer4]) meermalen, in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft gestompt , waardoor voornoemde [slachtoffer4] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Ten aanzien van de feit 2 subsidiair:
Mishandeling
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod, een klinische opname bij OBC Trajectum Oost voor de duur van maximaal 1,5 jaar en een ambulante behandelverplichting mocht dat na de klinische behandeling nodig zijn, ook als dat een begeleide woonvorm inhoudt, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft bij haar eis rekening gehouden met de verschillende aspecten. Zo heeft zij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de justitiële documentatie van verdachte, artikel 63 Wetboek van Strafrecht en de verschillende rapportages die over de persoon van verdachte zijn opgemaakt. Voorts heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht geen klinische behandeling op te leggen. De brief van Trajectum is – alsdus de raadsman – te onduidelijk over de duur en de invulling van de behandeling. Hij heeft daarom voorgesteld een ambulante behandeling op te leggen. Cliënt zou gemotiveerd zijn om aan een dergelijke behandeling mee te werken. Voorts heeft de raadsman aangevoerd het voorwaardelijk strafdeel, zoals door de officier van justitie geëist, te matigen.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 12 maart 2013;
• een brief van Trajectum opgesteld door [coordinator], plaatsingscoördinator Trajectum, d.d. 16 april 2013, betreffende verdachte;
• een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland adviesunit Arnhem-Nijmegen, d.d. 26 maart 2013, betreffende verdachte;
• een multidisciplinair rapport van drs. [psycholoog], forensisch psycholoog, gedateerd 29 november 2012 en van drs. [psychiater], psychiater, gedateerd 26 januari 2013;
• een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland adviesunit Arnhem-Nijmegen, d.d. 31 oktober 2012, betreffende verdachte;
• een beknopte voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland adviesunit Arnhem-Nijmegen, d.d. 19 september 2012, betreffende verdachte;
• een rapport voortijdige vroegtijdige beëindiging van de Reclassering Nederland, d.d. 29 augustus 2012.
• een rapport advies terugplaatsing in inrichting van de Reclassering Nederland, d.d. 24 augustus 2012;
• een brief inhoudende een waarschuwing richting verdachte van de Reclassering Nederland, d.d. 12 juli 2012;
• een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland adviesunit Zwolle, d.d. 4 juli 2012, betreffende verdachte;
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging te Nijmegen. Verdachte heeft het slachtoffer meermalen op zijn hoofd en lichaam geslagen. Voorts heeft verdachte [slachtoffer4] mishandeld. Midden in de nacht, na een avondje uit, heeft hij het slachtoffer – die fietsend op weg naar huis was – uit het niets en zonder enige reden tegen zijn hoofd geslagen. Beide slachtoffers hebben fors letsel opgelopen. Verdachte heeft zich laten gaan en zich totaal niet bekommerd om de mogelijke gevolgen voor de slachtoffers. De rechtbank rekent dit verdachte dan ook zwaar aan.
Uit de psychologische en psychiatrische onderzoeken volgt dat bij verdachte sprake is van een complexe interactie tussen ontwikkelingsproblematiek (zwakbegaafdheid, mogelijk ADD), gedragsproblematiek (persoonlijkheidsstoornis NAO) en verslaving (misbruik van alcohol en cannabisafhankelijkheid). Door de meervoudige problematiek is bij verdachte sprake van een gestoorde gewetensfunctie en van empathische tekorten. Verdachte heeft, vanuit zijn uit de aanwezige stoornissen voorkomende beperkingen, de stap naar een zelfstandig sociaal-maatschappelijk functioneren tot op heden niet weten te maken. Er lijkt sprake van een gebrekkige innerlijke remming waarbij psychosociale stressoren en/of middelengebruik aanleiding kunnen geven tot verlies van controle over agressieve impulsen. De kans op recidive wordt dan ook ingeschat als hoog en geadviseerd wordt verdachte ten tijde van de feiten licht verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
Om de kans op geweldsrecidive te verkleinen, is geadviseerd een klinische behandeling op te leggen bij een behandelinstelling als Trajectum, met een reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel.
De rechtbank neemt de conclusies van deze rapportages over en acht verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar ten tijde van het plegen van de feiten. Tevens is zij van oordeel dat om het recidiverisico te beperken, het opleggen van een deels voorwaardelijke straf nodig is, opdat verdachte een klinische behandeling kan ondergaan bij behandelinstelling Trajectum. De rechtbank is van oordeel dat de toelichting en de brief van Trajectum voldoende inzicht hebben gegeven in de duur en wijze van de behandeling. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.
Uit de aangehaalde justitiële documentatie van verdachte volgt dat hij eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank houdt hier ten nadele van verdachte rekening mee. Voorts houdt de rechtbank rekening met artikel 63 Wetboek van Strafrecht.
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstaf van na te noemen duur met bijzondere voorwaarden passend en geboden is. Als bijzondere voorwaarde wordt onder meer opgelegd dat verdachte voor de maximale duur van 1,5 jaar een klinische behandeling ondergaat bij Trajectum. De rechtbank is bovendien van mening dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen en zal op die grond bevelen dat deze voorwaarde dadelijk uitvoerbaar is.
6.a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Ten aanzien van de parketnummers 04/860966-07 en 05/700314-08
De rechtbank kan de feitelijke grondslag van deze twee vorderingen na voorwaardelijke veroordeling niet controleren, nu zij niet kan verifiëren of de vorderingen (conform artikel 14g lid 5 Wetboek van Strafrecht) binnen de gestelde drie maanden na het verstrijken van de proeftijd zijn ingediend. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat op grond van enkel de justitiële documentatie niet kan worden vastgesteld wat de looptijd van een proeftijd is. Daarom zal zij de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de door haar gedane vorderingen.
Ten aanzien van parketnummer 05/192745-10
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank de feitelijke grondslag van de vordering van de officier van justitie juist. Aan de formele eisen is voldaan. Verdachte heeft meerdere strafbare feiten gepleegd. De rechtbank zal daarom de tenuitvoerlegging gelasten van de geldboete ter hoogte van 500 euro subsidiair 10 dagen hechtenis die aan verdachte voorwaardelijk is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Arnhem d.d. 17 december 2010.
6.b. De beoordeling van de vorderingen benadeelde partij
Ten aanzien van feit 1 primair
De benadeelde partij [slachtoffer1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van
€ 1.500,- aan immateriële schade en een bedrag van €1.248,88 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit. Voorts heeft [slachtoffer1] de rechtbank verzocht een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat voornoemde vordering gedeeltelijk dient te worden toegewezen, namelijk voor een bedrag van in totaal € 2.028,88, met daarnaast de wettelijke rente vanaf het schadeveroorzakende feit, en dat de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. Tevens heeft zij verzocht een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten voor de mobiele telefoon (zijnde € 200,-), de medische kosten (zijnde € 289,-), de reis- en parkeerkosten (zijnde € 39,88) en het eigen risico (zijnde € 720,-) niet kunnen worden toegewezen, omdat deze kosten onvoldoende zijn toegelicht. De immateriële schade zou moeten worden gematigd. Voorts heeft de raadsman verzocht geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen, dan wel aan deze maatregel slechts 1 dag vervangende hechtenis te verbinden, nu verdachte onvoldoende financiële middelen heeft om deze schadevergoeding te betalen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de civiele vordering van [slachtoffer1] tot een totaal bedrag van € 1.528,88,- toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2012.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade zal de rechtbank een bedrag van € 528,88 (te weten € 200, - in verband met de beschadigde mobiele telefoon, € 289, - aan medische kosten en € 39,88 aan reis- en parkeerkosten) toewijzen en voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering. Door de benadeelde partij is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende (met stukken) onderbouwd dat het te vorderen bedrag van € 720, - valt onder het eigen risico en niet is of wordt betaald door de verzekering.
Voorts is aan [slachtoffer1] door verdachte en zijn mededaders rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermo¬gensschade bestaat. Benadeelde partij heeft deze schade omschreven als angst. Dit is aan verdachte en zijn mededaders toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Rekening houdend met bedragen die in soortgelijke situaties worden toegewezen zal de rechtbank het bedrag matigen tot € 1.000, -. Daarbij weegt voor de rechtbank mee dat er sprake is van een blijvend litteken in het gezicht.
Verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden, indien en voorzover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan. Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank zal de bij de maatregel behorende hechtenis beperken tot 14 dagen.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde feit
De benadeelde partij [slachtoffer4] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van
€ 750, - aan immateriële schade en een bedrag van € 1.201,86 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit. Voorts heeft [slachtoffer4] de rechtbank verzocht een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat voornoemde vordering gedeeltelijk dient te worden toegewezen, namelijk voor een bedrag van in totaal € 1.883,76 met daarnaast de wettelijke rente vanaf het schadeveroorzakende feit, en dat de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. Tevens heeft zij verzocht een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaart in de vordering betreffende de kosten van de haptonoom (zijnde € 200,-), de tandarts (zijnde € 69,62), de reiskosten (zijnde € 106,48), de kleding (€ 165,50) en de loonderving (zijnde € 68,10). Het causale verband tussen het delict en de kosten voor de haptonoom en de tandarts ontbreekt. Nu de reiskosten niet door de benadeelde partij gemaakt zijn, kunnen deze ook niet worden gevorderd. Voorts heeft de raadsman verzocht de kosten van de bril te matigen. Voorts heeft de raadsman verzocht geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen, dan wel aan deze maatregel slechts 1 dag vervangende hechtenis te verbinden, nu verdachte onvoldoende financiële middelen heeft om deze vordering te betalen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de civiele vordering van [slachtoffer4] tot een totaal bedrag van € 1.824,76 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2012.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade zal de rechtbank een bedrag van € 1.074,76 (te weten € 208,16 aan artskosten, € 200,- in verband met consultatie van een haptonoom, € 69,62 aan tandartskosten, € 106,48 aan reiskosten, € 300, - in verband met een kapotte bril, € 165,50 aan kledingkosten en € 25 aan telefoonkosten) toewijzen en voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering. Het causale verband tussen het bewezenverklaarde strafbare feit en de gevorderde loonderving van de vader van de benadeelde partij ontbreekt en daarom wordt benadeelde in dit deel van de vordering niet ontvankelijk geacht. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de schriftelijke stukken met betrekking tot het gevorderde kosten voor de aanschaf van de bril niet onomstreden zijn. De rechtbank acht het wel aannemelijk dat de benadeelde partij kosten heeft moeten maken voor de aanschaf van een nieuwe bril. De rechtbank schat dit bedrag daarom naar redelijkheid en billijkheid vast op
€ 300, -.
Voorts is aan [slachtoffer4] door verdachte en zijn mededaders rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermo¬gensschade bestaat. Benadeelde partij heeft deze schade omschreven als angst. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. De rechtbank is van oordeel dat dit deel van de vordering aldus voldoende helder en duidelijk is onderbouwd en door de verdediging onvoldoende gemotiveerd betwist. Het gevorderde bedrag van € 750, - past bij de aard en ernst van het gepleegde strafbare feit, de gevolgen voor benadeelde partij en bij de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare zaken gewoonlijk opleggen.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen ten aanzien van de hoofdsom en de wettelijke rente daarover. De rechtbank zal de bij de maatregel behorende hechtenis beperken tot 14 dagen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 14g, 27, 36f, 45, 57, 63, 141 en 300 van het Wetboek van Straf¬recht.
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 2 primair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 9 (negen) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. dat veroordeelde zich tot de klinische opname blijft melden bij Reclassering Nederland, zo frequent als de reclassering dat nodig acht. Verdachte dient zich binnen 3 dagen na afsluiting van het klinische traject te melden bij Reclassering Nederland, [adres]. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang Reclassering Nederland dit noodzakelijk acht;
5. dat veroordeelde zich voor maximaal 1,5 jaar laat opnemen in OBC Trajectum Oost ([x]) of een soortgelijke intramurale instelling, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
6. dat veroordeelde zich – mocht na de klinische behandeling ambulante behandeling noodzakelijk zijn – laat behandelen bij een nader te bepalen ambulante forensische zorginstelling, zulks ter beoordeling van Reclassering Nederland waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzigen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. Ook als dat een begeleide woonvorm inhoudt.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden onder 4 en 5 en het toezicht op de naleving daarvan dadelijk uitvoerbaar zijn.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 04/860966-07
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 05/192745-10
Gelast de tenuitvoerlegging van de betaling van de geldboete ter hoogte van € 500,-, subsidiair 10 dagen hechtenis, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Arnhem, d.d. 17 december 2010, onder parketnummer 05/192745-10.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 05/700314-08
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1] (ten aanzien van feit 1).
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover mededader(s) betalen ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer1] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer1], te betalen € 1.528,88,- (eenduizendvijfhonderdachtentwintig euro en achtentachtig centen), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover mededader(s) betalen ook veroordeelde daardoor zal zijn gekweten - de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1], te betalen € 1.528,88,- (eenduizendvijfhonderdachtentwintig euro en achtentachtig centen), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 14 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer4] (ten aanzien van feit 2).
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer4], te betalen € 1.824,76 (éénduizendachthonderdvierentwintig euro en zesenzeventig centen), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer4], te betalen € 1.824,76 (éénduizendachthonderdvierentwintig euro en zesenzeventig centen), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 14 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. G.M.L. Tomassen (voorzitter), mr. W.A. Holland en mr. J.M. Klep, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Ruessink, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 mei 2013.