Parketnummer : 06/950152-12
Datum zitting : 7 mei 2013
Datum uitspraak : 21 mei 2013
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
Raadsman: mr. A.C. Huisman, advocaat te Deventer.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 januari 2012 te Ruurlo, gemeente Berkelland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1294, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst ?, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst ?, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 1294 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten);
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2011 tot en met 18 januari 2012 te Ruurlo, gemeente Berkelland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen stroom/elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van het verbreken van verzegeling en/of (vervolgens) het buiten de meter om aanleggen van een elektriciteitsaansluiting.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 7 mei 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. A.C. Huisman, advocaat te Deventer.
De officier van justitie, mr. L. Grooters, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde
Bekennende verdachte
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen t.a.v. feit 1:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 54 t/m 60;
- het proces-verbaal narcotic identification test (hennep), p. 76-77;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 mei 2013.
Bewijsmiddelen t.a.v. feit 2:
- een schriftelijk bescheid zijnde een aangifte van Liander, p. 30 t/m 32;
- het proces-verbaal verhoor van verdachte, p. 102;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 mei 2013.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij omstreeks 18 januari 2012 te Ruurlo, gemeente Berkelland, opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1294,hennepplanten zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst ?, terwijl dit gepleegde feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst ?, te weten 1294 hennepplanten.
2.
hij in de periode van 1 juni 2011 tot en met 18 januari 2012 te Ruurlo, gemeente Berkelland, tezamen en in vereniging met een ander , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit toebehorende aan Liander, waarbij zijn mededader die/dat weg te nemen elektriciteit onder hun bereik heeft gebracht door middel van het verbreken van verzegeling en/of (vervolgens) het buiten de meter om aanleggen van een elektriciteitsaansluiting.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid.
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
Gelet op de landelijke oriëntatiepunten en de grote hoeveelheid planten in combinatie met de professionaliteit waarmee de hennepkwekerij is opgezet is naar de mening van de officier van justitie een gevangenisstraf op zijn plaats. Een hennepkwekerij faciliteert witwassen en het brengen van zwart geld in de economie. Vanwege het feit dat de kwekerij meer dan een jaar geleden is aangetroffen met daaropvolgende spanningen voor verdachte en verdachte mede is beïnvloed door mededader(s), dient naar mening van de officier van justitie van de landelijke oriëntatiepunten te worden afgeweken en een werkstraf te volgen. Voorts wordt een stok achter de deur passend geacht. De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur en een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van verdachte als first offender kan worden volstaan met een werkstraf.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 12 april 2013.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van een groot aantal hennepplanten. Hennep betreft een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De verspreiding en handel van hennep gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Voorts heeft verdachte door het medeplegen van diefstal door middel van verbreking brandgevaar en gevaar voor elektrocutie veroorzaakt. De rechtbank weegt ten nadele van verdachte mee dat het gaat om een professionele hennepkwekerij met een zeer groot aantal hennepplanten, ten behoeve waarvan verdachte tezamen en in vereniging een grote hoeveelheid elektriciteit wederrechtelijk heeft toegeëigend. Volgens de landelijke oriëntatiepunten kan voor soortgelijke feiten een gevangenisstraf worden opgelegd. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder de invloed van de mededaders en de vergoeding van de schade aan Liander, zal de rechtbank in het voordeel van verdachte van de landelijke oriëntatiepunten afwijken en een werkstraf opleggen. Aangezien bij verdachte reeds eerder de restanten van een hennepkwekerij zijn aangetroffen en verdachte destijds ook heeft erkend een hennepkwekerij te hebben gehad, kan hij naar het oordeel van de rechtbank als een gewaarschuwd mens worden beschouwd. Vanwege deze omstandigheid acht de rechtbank -anders dan geëist door de officier van justitie- de maximale werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 91 van het Wetboek van Straf¬recht en de artikelen 3, 11 en 13 van de Opiumwet.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
het verrichten van een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 120 (honderdtwintig) dagen.
Aldus gewezen door:
mr. G.M.L. Tomassen (voorzitter), mr. M.C. Gerritsen en mr. J.J.H. van Laethem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.T.P.J. Damen, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 mei 2013.