ECLI:NL:RBGEL:2013:CA0253

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
05/701475-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor bedreigingen na café-ruzie; vrijspraak voor vrijheidsberoving

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 mei 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging en mishandeling. De tenlastelegging omvatte onder andere het bedreigen van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] met zware mishandeling en het opzettelijk toebrengen van letsel. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 17 september 2012 te Arnhem de verdachte [benadeelde partij 1] heeft bedreigd en hem een stomp in het gezicht heeft gegeven, wat resulteerde in letsel. De verdachte heeft tijdens de zitting de aangifte bevestigd, en foto’s van het letsel hebben de verklaring van de benadeelde partij ondersteund. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair tenlastegelegde vrijheidsberoving, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte [benadeelde partij 1] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd. De rechtbank heeft echter wel de subsidiaire tenlastelegging van mishandeling en bedreiging met zware mishandeling bewezen geacht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychologische rapportages over de verdachte, die wijzen op een persoonlijkheidsstoornis en een verhoogd risico op recidive. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 500,- aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1]. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de wettelijke rente vanaf 17 september 2012 opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/701475-12
Data zittingen : 21 december 2012, 16 januari 2013, 1 februari 2013, 15 februari 2013 en
03 mei 2013
Datum uitspraak : 17 mei 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in [verblijfplaats]
raadsvrouw : mr. J. Steenbrink, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 september 2012 te Arnhem opzettelijk [benadeelde partij 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd heeft gehouden, door opzettelijk - die [benadeelde partij 1] wederrechtelijk in (het halletje van) zijn/een woning te trekken en/of - die [benadeelde partij 1] in (de richting van) diens gezicht te slaan en/of te stompen en/of - (op dwingende toon) tegen die [benadeelde partij 1] te zeggen op een bank in de woonkamer te gaan en/of te blijven zitten en/of - op die [benadeelde partij 1] te springen/zitten en/of - meermalen, althans eenmaal (met kracht) die [benadeelde partij 1] in diens gezicht en/of tegen diens hoofd te slaan en/of te stompen en/of - een mes, althans een scherp voorwerp te pakken en/of dat mes/voorwerp langdurig (circa 2-3 minuten lang) op de keel van die [benadeelde partij 1] te drukken en/of - tegen die [benadeelde partij 1] te zeggen " Denk er niet eens aan om weg te gaan, want ik ben nog lang niet klaar met je" en/of - met een mes, althans met een scherp voorwerp tegenover die [benadeelde partij 1] te gaan en/of te blijven zitten ( terwijl die [benadeelde partij 1] wist dat verdachte een strafblad had en TBS opgelegd had
gekregen) ;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 17 september 2012 te Arnhem opzettelijk mishandelend een
persoon, te weten [benadeelde partij 1], meermalen, althans eenmaal (met kracht) in diens
gezicht en/of tegen diens hoofd heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
en/of
hij op of omstreeks 17 september 2012 te Arnhem [benadeelde partij 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend - die [benadeelde partij 1] in zijn, verdachtes, woning heeft getrokken en/of - meermalen, althans eenmaal (met kracht) die [benadeelde partij 1] in diens gezicht en/of tegen diens hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of - een mes, althans een scherp voorwerp heeft gepakt en/of dat mes/voorwerp langdurig (circa 2-3 minuten lang) op de keel van die [benadeelde partij 1] heeft gedrukt en/of tegen die [benadeelde partij 1] heeft gezegd " Denk er niet eens aan om weg te gaan, want ik ben nog lang niet klaar met je ", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking heeft toegevoegd, en/of - met een mes, althans met een scherp voorwerp tegenover die [benadeelde partij 1] is gaan en/of blijven zitten, (terwijl die [benadeelde partij 1] wist dat verdachte een strafblad had en TBS opgelegd had gekregen) ;
2.
hij op of omstreeks 20 september 2012 te Arnhem - [benadeelde partij 2] en/of - [benadeelde partij 3] en/of - [benadeelde partij 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend - voornoemde [benadeelde partij 2] (meermalen) de woorden heeft toegevoegd :"Ik stuur 25 man op je af, ik ken de maffia en ik laat je kapot maken, ik maak je kapot, ik schiet je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking ( terwijl die [benadeelde partij 2] ervan op de hoogte was dat verdachte in een TBS kliniek opgenomen is geweest) en/of - voornoemde [benadeelde partij 3] (meermalen) de woorden heeft toegevoegd: " Ik maak je kapot, ik schiet je kapot, je komt wel aan de beurt" , althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of - voornoemde [benadeelde partij 4] (meermalen) de woorden heeft toegevoegd: " Jij komt ook aan de beurt, ik maak je kapot, ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 20 september 2012 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk
(de gehele motorkap van) een auto (zwarte BMW, gekentekend [kenteken]), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft bekrast en aldus dat goed
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 03 mei 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J. Steenbrink, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partij heeft zich ten aanzien van feit 1 schriftelijk in het geding gevoegd de heer [benadeelde partij 1].
De officier van justitie, mr. P.A. de Boer, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 17 september 2012 te Arnhem heeft aangever [benadeelde partij 1] bij verdachte aangebeld en is door verdachte binnengelaten. Als aangever in de woonkamer van verdachte is, krijgt aangever van verdachte een stomp op zijn linkeroog. Hierna zegt verdachte tegen aangever dat hij moet gaan zitten om te praten. Vervolgens pakt verdachte een mes. Op enig moment heeft aangever dit mes in handen. Na enige tijd verlaat aangever de woning met de belofte aan verdachte om terug te komen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het primair tenlastegelegde. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging opgemerkt dat enkel de mishandeling, en niet de bedreiging wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van aangever [benadeelde partij 1] en de verklaring van verdachte op veel punten met elkaar overeenstemmen. Op andere punten, met name ten aanzien van de vrijwilligheid van het verblijf van aangever in de woning van verdachte, lopen die verklaringen echter uiteen. De rechtbank overweegt dat er sprake was van fors drankgebruik aan zowel de zijde van aangever als de zijde van verdachte. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat aan de ene verklaring niet meer geloof kan worden gehecht dan aan de andere verklaring. De verklaring van de getuige [getuige] maakt dit niet anders, nu deze getuige slechts verklaart wat hij van aangever heeft gehoord. De rechtbank acht daardoor niet wettig en overtuigend bewezen dat aangever door verdachte wederrechtelijk van zijn vrijheid is beroofd en zij zal de verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het geven van een stomp in het gezicht van aangever, zoals subsidiair ten laste gelegd. Verdachte heeft immers ter terechtzitting de aangifte op dit punt bevestigd. Voorts blijkt uit foto’s van het gezicht van aangever [benadeelde partij 1] dat hij letsel aan zijn linkeroog heeft bekomen.
Ten aanzien van de bedreiging zoals tenlastegelegd in het subsidiaire feit overweegt de rechtbank dat verdachte heeft verklaard dat hij, nadat hij het mes gepakt heeft, dit mes voor aangever op tafel heeft gegooid en tegen aangever [benadeelde partij 1] heeft gezegd ”een vent te zijn” en dat mes te pakken. Aangever wist daarbij dat verdachte eerder de TBS maatregel opgelegd had gekregen. Bovendien had aangever kort voor het incident met het mes een stomp tegen zijn linkeroog gekregen van verdachte. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij zich kan voorstellen dat aangever zich bedreigd heeft gevoeld door zijn handelen. Nu verdachte heeft erkend, zowel tijdens zijn politieverhoor als ter terechtzitting, dat hij een mes in handen heeft gehad op het moment dat aangever bij verdachte in huis was, hecht de rechtbank ook geloof aan de verklaring van aangever dat verdachte op zeker moment met het mes tegenover aangever is gaan zitten.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank zowel de subsidiair tenlastegelegde mishandeling als de subsidiair tenlastegelegde bedreiging met zware mishandeling bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 20 september 2012 te Arnhem is verdachte bij de snackbar waar aangever [benadeelde partij 2],
[benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] aan het werk zijn.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde nu er geen verklaringen van objectieve getuigen zijn en het valt te betwijfelen of verdachte een reële bedreiging heeft doen ontstaan.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard en acht daarvoor de navolgende redengevende feiten en omstandigheden van belang.
Aangever [benadeelde partij 2] heeft verklaard dat verdachte hem de woorden: “Ik stuur 25 man op je af, ik ken de maffia en ik laat je kapot maken, ik maak je kapot, ik schiet je kapot” heeft toegevoegd. [benadeelde partij 2] heeft tevens verklaard dat hij wist dat verdachte in een TBS kliniek opgenomen is geweest. [benadeelde partij 3] heeft verklaard dat verdachte tegen hem riep: “Ik maak je kapot, ik schiet je kapot, je komt wel aan de beurt” en [benadeelde partij 4] heeft verklaard dat verdachte tegen hem riep: “Jij komt ook aan de beurt, ik maak je kapot, ik maak je dood”.
Verdachte heeft verklaard dat het wel kan zijn dat hij dergelijke woorden gezegd heeft, maar dat dit was vanwege een woedeaanval na de zware mishandeling van zondag en voorts dat hij heeft staan schreeuwen en dat hij opgefokt was Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij op enig moment buiten voor de cafetaria stond te schreeuwen en boos was. Verdachte heeft bovendien in een van zijn verhoren bij de politie verklaard dat hij de schade aan de auto zal vergoeden, maar dat de eigenaar ([benadeelde partij 2]) eraan gaat.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 2], p. 32;
- het proces-verbaal van bevindingen tijdens verhoor, p. 19;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 mei 2013.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, onder 2 en onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op of omstreeks 17 september 2012 te Arnhem opzettelijk mishandelend een
persoon, te weten [benadeelde partij 1], eenmaal (met kracht) in diens
gezicht heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
en
hij op 17 september 2012 te Arnhem [benadeelde partij 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend eenmaal (met kracht) die [benadeelde partij 1] in diens gezicht heeft gestompt en een mes, heeft gepakt en met een mes, tegenover die [benadeelde partij 1] is gaan zitten, terwijl die [benadeelde partij 1] wist dat verdachte een strafblad had en TBS opgelegd had gekregen;
2.
hij op 20 september 2012 te Arnhem [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend:
- voornoemde [benadeelde partij 2] de woorden heeft toegevoegd :"Ik stuur 25 man op je af, ik ken de maffia en ik laat je kapot maken, ik maak je kapot, ik schiet je kapot", (terwijl die [benadeelde partij 2] ervan op de hoogte was dat verdachte in een TBS kliniek opgenomen is geweest) en
- voornoemde [benadeelde partij 3] de woorden heeft toegevoegd: " Ik maak je kapot, ik schiet je kapot, je komt wel aan de beurt", en
- voornoemde [benadeelde partij 4] de woorden heeft toegevoegd: " Jij komt ook aan de beurt, ik maak je kapot, ik maak je dood",
3.
hij op 20 september 2012 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk
(de motorkap van) een auto (zwarte BMW, gekentekend [kenteken]), toebehorende aan [benadeelde partij 2], heeft bekrast en aldus dat goed heeft beschadigd;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
‘Mishandeling
en
Bedreiging met zware mishandeling’
Ten aanzien van feit 2:
‘Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd’
Ten aanzien van feit 3:
‘Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen’
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Met betrekking tot verdachte is een rapport opgemaakt door [psycholoog], psycholoog, gedateerd 13 januari 2013. In dit rapport wordt onder meer – kort weergegeven – het navolgende beschreven.
De psycholoog schrijft de diagnostische bevindingen toe aan een persoonlijkheidsstoornis NAO- hoewel er in strikte zin niet volledig voldaan wordt aan de criteria in de zin dat de stoornis niet helemaal terug te voeren is naar de vroege volwassenheid- met diverse cluster B kenmerken (borderline, narcistische en antisociale en theatrale trekken) en alcohol en in mindere mate cocaïnemisbruik. Hoewel het bij betrokkene moeilijk is om hier volledige duidelijkheid over te krijgen, omdat hij slaapproblemen, flash backs, nachtmerries en dergelijke niet spontaan rapporteert en het lijden voor de ander niet direct zichtbaar wordt, kan wel verondersteld worden dat er sprake is van een post traumatische stress stoornis. De diagnose PTSS dient tevens als “symbool” voor de chronische traumatisering die de problematiek van betrokkene in grote mate bepaalt. Er zijn sterke aanwijzingen voor ADHD maar deze diagnose is moeilijk definitief te stellen bij mensen met een zo sterk verwaarlozende achtergrond als betrokkene.
Volgens de psycholoog [psycholoog] is de problematiek van verdachte chronisch en dus ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Het is waarschijnlijk dat de stoornis de gedragingen van betrokkene ten tijde van het ten laste gelegde heeft beïnvloed. Die invloed is echter onvoldoende te onderzoeken geweest
De vraag naar de toerekeningsvatbaarheid is niet te beantwoorden. Het is waarschijnlijk dat een verminderde toerekeningsvatbaarheid op basis van de persoonlijkheidsproblematiek en de chronische traumatisering in combinatie met een aantal situationele factoren te onderbouwen is.
De psycholoog noemt als factoren die van belang zijn voor de kans op recidive: activering van trauma uit het verleden, enorme kwetsbaarheid binnen relaties, grote behoefte aan nabijheid in combinatie met onvermogen om hiermee om te gaan, middelengebruik als zelfmedicatie, impulsiviteit (ADHD), onvermogen om te kunnen gaan met leegte en eenzaamheid na verlies van vertrouwenspersoon.
De psycholoog acht traumabehandeling in engere zin niet geïndiceerd. Wel zal betrokkene moeten leren beter om te gaan met zijn zwakke persoonlijkheidsstructuur. Nog meer dan behandeling heeft betrokkene begeleiding zowel op sociaal/maatschappelijk vlak alsook in controlerend opzicht (t.a.v. middelengebruik) nodig. Idealiter zou de behandeling met een opname kunnen starten om vervolgd te worden met een lang ambulant traject waarin de begeleiding ook na afloop van reclasseringstoezicht gecontinueerd wordt. Betrokkene heeft er een grote behoefte aan om zich te spiegelen aan hulpverleners. Hoogst waarschijnlijk ontwikkelt betrokkene zich tot iemand die langdurig ( enige vorm van) zorg nodig heeft. Alleen een verblijf in een RIBW zal onvoldoende structuur bieden.
De rechtbank verenigt zich met de conclusie van de deskundige en maakt die tot de hare. Overeenkomstig deze conclusies kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is. Er is voorts niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar. Wel zal bij de strafoplegging rekening worden gehouden met het gegeven dat aan verdachte het plegen van de bewezenverklaarde strafbare feiten in verminderde mate kan worden toegerekend.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden, waarvan 5 (vijf) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde op te leggen een meldplicht bij Reclassering Nederland, ook als dit inhoudt een ambulante behandeling via de Reclassering voornoemd of een soortgelijke instelling, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte stelt zich op het standpunt dat verdachte zijn straf al heeft uigezeten en verzoekt om een tussentijds bevel tot opheffing van de voorlopige hechtenis gelet op artikel 67a, derde lid, Wetboek van Strafvordering.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 18 januari 2013; en
• rapportages van Stichting Reclassering Nederland, Mondriaan, d.d. 19 januari 2013, 29 januari 2013, en 26 april 2013 betreffende verdachte; en
• een rapport van Pro Justitia van drs. [psycholoog] psycholoog, gedateerd 13 januari 2013.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft vier personen bedreigd, een mishandeling gepleegd en een auto beschadigd. Dit zijn ernstige feiten, die bij de betrokkenen, hun omgeving en in de samenleving gevoelens van onveiligheid oproepen.
De rechtbank zal echter een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, nu zij de vrijheidsberoving niet bewezen acht. Een straf gelijk aan het voorarrest, zoals voorgesteld door de raadsvrouw, doet evenwel geen recht aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de gevolgen hiervan.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank ten nadele van verdachte rekening met het feit dat verdachte recidive heeft op het gebied van geweldsdelicten.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek van de tijd door verdachte in verzekering en hechtenis doorgebracht, waarvan vier maanden voorwaardelijk, passend en geboden en zal die daarom opleggen. Het verzoek tot onmiddellijke opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis zal de rechtbank dan ook afwijzen.
De rechtbank is van oordeel dat een proeftijd van drie jaar hierbij passend is. Daarbij houdt de rechtbank nadrukkelijk rekening met hetgeen in de reclasserings-/psychologische rapporten naar voren is gekomen, te weten dat behandeling gewenst is. Nu verdachte niet mee wenst te werken aan de geïndiceerde klinische behandeling bij de FPK “de Woenselse Poort”, zal de rechtbank volstaan met het opleggen van verplicht reclasseringscontact inclusief het volgen van ambulante behandeling voor zover en zolang de reclassering dat nodig acht.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1200,- aan immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 17 september 2012 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] volledig toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opge¬legd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 24 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om het gevorderde bedrag aanzienlijk te matigen nu alleen een mishandeling bewezen kan worden geacht.
Beoordeling door de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] als gevolg van het onder feit 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte immateriële schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden. De vraag is op welk bedrag deze schade moet worden vastgesteld. De benadeelde partij heeft ter onderbouwing van de vordering een uitspraak aan de vordering gehecht met daarin een zaak betreffende schadevergoeding voor vrijheidsberoving. De rechtbank acht de tenlastegelegde vrijheidsberoving echter niet bewezen.
De rechtbank komt tot het oordeel dat ter zake van de wel bewezen geachte mishandeling en bedreiging in ieder geval een bedrag van € 500,- aan schadevergoeding op zijn plaats is zodat zij dit bedrag zal toewijzen aan de benadeelde partij. Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in diens vordering niet worden ontvangen en kan hij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde en toegewezen wettelijke rente, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 17 september 2012.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 285, 300, 350 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 4 (vier) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
4. zich binnen vijf dagen na zijn invrijheidstelling zal melden bij Reclassering Nederland ([adres 2]) en zich gedurende de proeftijd daar zal blijven melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, en zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering voornoemd, ook als dit inhoudt het volgen van een ambulante behandeling.
Wijst af het verzoek tot onmiddellijke opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde straf.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [benadeelde partij 1], te betalen € 500,- (vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 september 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], te betalen € 500,- (vijfhonderd euro) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 september 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 (tien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra (voorzitter), mr. P.C. Quak en mr. J.M.J.M. Doon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. Miedema, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 mei 2013.