vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
zaaknummer / rolnummer: C/05/242766 / KG ZA 13-224
Vonnis in kort geding van 25 april 2013
naamloze vennootschap ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. R. Dijkema te Hilversum,
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [plaats],
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE HENDRIK IDO AMBACHT,
zetelend te Hendrik Ido Ambacht,
3. de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE ZWIJNDRECHT,
zetelend te Zwijndrecht,
gedaagden.
Namens gedaagde onder 1. is verschenen mr. J.W. Damstra, advocaat te Apeldoorn.
Namens gedaagden onder 2. en 3. is verschenen mr. D. van Leersum, advocaat te Dordrecht.
Partijen zullen hierna mede ABN AMRO Bank respectievelijk [gedaagde sub 1] en de gemeenten (gedaagden onder 2. en 3. gezamenlijk) genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de mondelinge behandeling;
- de pleitnota van [gedaagde sub 1];
- de pleitnota van de gemeenten.
2. De feiten
2.1. [gedaagde sub 1] is eigenaar van de onroerende zaak staande en gelegen aan het adres [adres 1 te plaats] (hierna: de woning).
2.2. Op 1 december 2004 is een hypotheekakte verleden waarin [gedaagde sub 1] met ABN AMRO Bank een overeenkomst van geldlening ten bedrage van € 285.000,00 is aangegaan en [gedaagde sub 1] de woning ten behoeve van ABN AMRO Bank heeft bezwaard met een hypotheekrecht.
2.3. In de hypotheekakte is onder meer het volgende opgenomen:
“5. De geldlening of het restant daarvan met rente is terstond opeisbaar, zonder dat (…) enige ingebrekestelling nodig zal zijn:
a. ingeval van nalatigheid in de terugbetaling of rente betaling op de hiervoor bepaalde tijd en wijze en bij niet-nakoming of overtreding van één of meer van de in deze Akte toepasselijk verklaarde bepalingen
(…)
e. (…) alsmede ingeval van opeising door ABN AMRO Bank van hetgeen de schuldenaar aan haar verschuldigd mocht zijn uit enige anderen hoofde dan de geldlening
(…) Parate executie
Indien de Schuldenaar in verzuim is met de voldoening van hetgeen waarvoor het recht van hypotheek is verleend, is ABN AMRO Bank bevoegd het Verbondene geheel of gedeeltelijk in het openbaar ten overstaan van een notaris te doen verkopen.”
2.4. Op 12 februari 2006 heeft [gedaagde sub 1] bij ABN AMRO Bank een overbruggingskrediet in rekening-courant ten bedrage van € 183.000,00 afgesloten ten behoeve van de verkoop van de woning aan de [adres 2 te plaats]. Daarbij is overeengekomen dat het overbruggingskrediet zou worden afgelost zodra de verkoop van deze woning had plaatsgevonden, doch uiterlijk op 3 augustus 2006.
2.5. Aangezien aflossing van het overbruggingskrediet niet plaatsvond, heeft ABN AMRO Bank [gedaagde sub 1] gedagvaard in een procedure voor deze rechtbank en betaling gevorderd van de (restant)schuld van het overbruggingskrediet. Bij vonnis van 28 december 2011 heeft deze rechtbank de vordering jegens [gedaagde sub 1] toegewezen.
2.6. Voorafgaand aan laatstgemelde procedure heeft ABN AMRO Bank ten laste van [gedaagde sub 1] conservatoir beslag doen leggen op de woning. Door betekening van het vonnis van 28 december 2011 is dit beslag executoriaal geworden.
2.7. Op 1 april 2010 hebben de gemeenten Hendrik-Ido-Ambacht en Zwijndrecht ten laste van [gedaagde sub 1] conservatoire beslagen gelegd op de woning. Deze beslagen zijn inmiddels executoriaal geworden.
2.8. Aangezien betaling van de in het vonnis van 28 december 2011 vermelde bedragen uitbleef, heeft ABN AMRO Bank de hypothecaire geldlening opeisbaar gesteld, [gedaagde sub 1] gesommeerd om uiterlijk 9 september 2012 de totale vordering van ruim € 304.000,00 te betalen en een openbare verkoop aangekondigd indien [gedaagde sub 1] in gebreke blijft met de betaling.
2.9. Bij deurwaardersexploot van 29 oktober 2012 heeft ABN AMRO Bank [gedaagde sub 1] doen aanzeggen dat tot openbare verkoop van de woning zal worden overgegaan op 18 december 2012.
2.10. Aangezien [gedaagde sub 1] niet voldeed aan zijn verplichtingen jegens ABN AMRO Bank heeft ABN AMRO Bank het beheers en ontruimingsbeding ingeroepen. Bij beschikking van 27 november 2012 is het verzoek van ABN AMRO Bank toegewezen. Op grond van deze beschikking diende [gedaagde sub 1] binnen drie weken na betekening de woning te ontruimen. De betekening heeft plaatsgevonden op 27 november 2012.
2.11. Naar aanleiding van de geplande executieverkoop heeft [gedaagde sub 1] ABN AMRO Bank op 14 december 2012 gedagvaard in kort geding.
2.12. Tijdens de mondelinge behandeling in dat kort geding hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten, die onder meer inhoudt dat [gedaagde sub 1] een notariële onherroepelijke volmacht zal verstrekken aan ABN AMRO Bank tot (onderhandse) verkoop van de woning met als minimumprijs € 440.000,00.
2.13. Bij notariële akte van 14 december 2012 heeft [gedaagde sub 1] voormelde onherroepelijke volmacht aan ABN AMRO Bank verleend. Deze akte houdt onder meer het volgende in:
“(…)ONHERROEPELIJKE VOLMACHT
Volmachtgever verklaarde hierbij (…) een onherroepelijke volmacht te verlenen aan de bank (…) om volmachtgever in diens hoedanigheid van eigenaar van het registergoed te vertegenwoordigen en al zijn rechten waar te nemen bij:
a. het aanwijzen van een verkopend makelaar tegen een marktconforme courtage, het vaststellen van de vraagprijs en koopprijs van het registergoed, op basis van een recent onafhankelijk taxatierapport (…) van een door de bank aangewezen gecertificeerde taxateur, alsmede op advies van de door de bank ingeschakelde verkopend makelaar met dien verstande dat de koopprijs behoudens schriftelijke toestemming van de volmachtgever niet minder mag bedragen dan vierhonderd veertig duizend euro (€ 440.000,00) zijnde de executiewaarde uit het taxatierapport.
1. De bank zal het registergoed tegen een marktconforme prijs op de markt aanbieden teneinde een zo hoog mogelijke opbrengst te genereren. (…)”
2.14. Op 6 februari 2013 is ABN AMRO Bank op grond van de beschikking van 27 november 2012 tot ontruiming van de woning van [gedaagde sub 1] overgegaan.
2.15. In februari 2013 heeft ABN AMRO Bank [makelaar] opdracht gegeven de woning in de verkoop te zetten.
2.16. ABN AMRO Bank heeft in overleg met de [makelaar] de vraagprijs bepaald op € 525.000,00.
2.17. Op 8 maart 2013 is de woning verkocht aan [kopers] voor een koopsom van € 500.000,00. ABN AMRO Bank en de kopers zijn overeengekomen dat levering van de woning zal plaatsvinden op 1 mei 2013.
2.18. Bij deurwaardersexploot van 19 april 2013 heeft [gedaagde sub 1] - na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, waarbij de vordering is begroot op
€ 150.000,00 - ten laste van ABN AMRO Bank conservatoir verhaalsbeslag doen leggen onder de kopers van de woning. In het verzoekschrift tot het verkrijgen van verlof voor voormeld beslag heeft [gedaagde sub 1] zijn vordering gegrond op toerekenbaar tekortschieten door ABN AMRO Bank in de nakoming van de notariële volmacht door de woning voor een te lage koopsom te verkopen.
3.1. ABN AMRO Bank vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1. primair het conservatoire derdenbeslag onder [kopers] op zal heffen, en subsidiair [gedaagde sub 1] zal veroordelen tot opheffing van het door hem gelegde conservatoire beslag onder [kopers], zulks binnen 8 uur na betekening aan [gedaagde sub 1] van het te wijzen vonnis, en zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 (met een maximum van € 150.000,00) voor iedere dag dat [gedaagde sub 1] in gebreke blijft om aan het te wijzen vonnis te voldoen;
2. de door de gemeenten gelegde (conservatoire) beslagen op de woning [adres 1 te plaats] op zal heffen en zal gelasten dat de gemeenten binnen acht uur na betekening van het te wijzen vonnis de (conservatoire) beslagen doen doorhalen in de registers van het kadaster;
3. gedaagden zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2. ABN AMRO Bank heeft aan haar vordering het volgende ten grondslag gelegd. Door de beslaglegging schiet [gedaagde sub 1] toerekenbaar tekort in de nakoming van de overeengekomen onherroepelijke volmacht. ABN AMRO Bank heeft aangevoerd dat zij de woning tegen een marktconforme prijs op de markt heeft aangeboden en dat de woning voor een reële prijs is verkocht. Volgens ABN AMRO Bank is het gelegde beslag in strijd met de door [gedaagde sub 1] afgegeven volmacht. Voorts heeft ABN AMRO Bank zich op het standpunt gesteld dat [gedaagde sub 1] geen rechtens te respecteren belang heeft bij de beslaglegging, aangezien hierdoor de afwikkeling van de verkoop van de woning aan de koper wordt gefrustreerd, zodat aan het aspect van de schade die [gedaagde sub 1] stelt te lijden in het geheel niet wordt toegekomen. Dat zal eerst aan de orde zijn nadat levering van de woning heeft plaatsgevonden. Volgens ABN AMRO Bank wordt het beslag gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven en is sprake van misbruik van recht door [gedaagde sub 1].
ABN AMRO Bank heeft verder gesteld dat de gemeenten misbruik maken van hun bevoegdheid door te weigeren tot doorhaling van de beslagen over te gaan en zodoende geen medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning. ABN AMRO Bank heeft aangevoerd dat zij bij handhaving van de beslagen gebruik zal maken van haar recht om de woning executoriaal te verkopen, waarbij de woning in het gunstigste geval € 390.000,00 zal opbrengen, in welk geval de gemeenten niets zullen ontvangen. De gemeenten hebben dan ook geen enkel belang bij handhaving van de gelegde beslagen, aldus de ABN AMRO Bank.
3.3. [gedaagde sub 1] en de gemeenten voeren verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De vraag of het leggen van een conservatoir beslag als misbruik van recht en daarom als onrechtmatig moet worden aangemerkt, dient in beginsel te worden beantwoord aan de hand van de concrete omstandigheden ten tijde van de beslaglegging, waaronder de hoogte van de te verhalen vordering, de waarde van de beslagen goederen en de eventueel onevenredig zware wijze waarop de schuldenaar door het beslag op (een van) die goederen in zijn belangen wordt getroffen.
4.2. Aangezien tussen ABN AMRO Bank en de kopers is overeengekomen dat de levering van de woning (uiterlijk) 1 mei 2013 dient plaats te vinden, is het spoedeisend belang van ABN AMRO Bank bij haar vordering gegeven.
4.3. [gedaagde sub 1] heeft gesteld dat hij bij het verlenen van de volmacht aan ABN AMRO Bank heeft gedwaald, aangezien hij de volmacht heeft getekend in de veronderstelling dat ABN AMRO Bank zich zou inspannen om een zo hoog mogelijk opbrengst te genereren en in de wetenschap dat de door ABN AMRO Bank ingeschakelde makelaar de woning had getaxeerd op een bedrag van € 635.000,00.
Indien ABN AMRO Bank de woning voor een te laag bedrag heeft verkocht, kan dit betekenen dat zij haar verplichtingen jegens [gedaagde sub 1] niet is nagekomen en kan dit leiden tot schadeplichtigheid jegens [gedaagde sub 1]. Dit levert echter geen grond voor dwaling op. Nu [gedaagde sub 1] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een vernietigbare volmacht op grond dat hij heeft gedwaald bij het verlenen van die volmacht, wordt voorshands aangenomen dat sprake is van een rechtsgeldige onherroepelijke volmacht.
4.4. Ter zitting heeft [gedaagde sub 1] aangevoerd dat hij mogelijkheden aan het onderzoeken is om een herfinanciering voor de woning te verkrijgen, omdat hij graag weer in de woning wil wonen. Op grond van de onherroepelijke volmacht was ABN AMRO Bank echter bevoegd om de woning (namens [gedaagde sub 1]) te verkopen en bestaat geen verplichting voor ABN AMRO Bank om af te wachten of [gedaagde sub 1] een eventuele (her)financiering zal verkrijgen.
4.5. In het verzoekschrift tot het leggen van het beslag en ook ter zitting heeft [gedaagde sub 1] gesteld dat hij de overdracht van de woning aan de kopers wil voorkomen. Het conservatoir beslag mocht echter niet voor dit doel worden gelegd. De strekking van het conservatoir beslag als gelegd door [gedaagde sub 1] is immers verzekering van verhaal van een gepretendeerde vordering van [gedaagde sub 1] op de bank. [gedaagde sub 1] kan niet worden gevolgd in zijn stelling dat de beslaglegging de enige mogelijkheid was om de overdracht van de woning tegen te houden; hij had daartoe immers in rechte een verbod kunnen vragen. Geconcludeerd moet dan ook worden dat [gedaagde sub 1] zijn bevoegdheid tot het leggen van conservatoir beslag heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die is gegeven. Dat sprake is van misbruik van recht is voldoende aannemelijk geworden. De beslaglegging door [gedaagde sub 1] wordt dan ook onrechtmatig geacht. Gelet hierop wordt aan een beoordeling van de stelling van [gedaagde sub 1] dat hij schade lijdt als gevolg van de verkoop door ABN AMRO Bank tegen een te lage koopsom, niet toegekomen. Zo [gedaagde sub 1] van mening is dat ABN AMRO Bank aansprakelijk is voor de gepretendeerde schade kan [gedaagde sub 1] die in een bodemprocedure trachten te verhalen.
4.6. Nu de Hoge Raad reeds op 18 oktober 1991 heeft uitgemaakt (LJN: ZC0375) dat op praktische gronden moet worden aanvaard dat de voorzieningenrechter bevoegd is zelf in zijn uitspraak het beslag op te heffen, zal het door [gedaagde sub 1] gelegde beslag worden opgeheven.
4.7. De gemeenten hebben aangevoerd dat zij niet tot doorhaling van de door hen gelegde beslagen zijn overgegaan omdat zij - net als [gedaagde sub 1] - van mening zijn dat de woning voor een te lage koopsom is verkocht. Derhalve zullen zij bij verdeling van de opbrengst een te klein deel van hun vordering afgelost krijgen, aldus de gemeenten.
De gemeenten hebben echter niet betwist dat wanneer de onderhandse verkoop van de woning niet door zou gaan, ABN AMRO Bank uit hoofde van haar hypotheekrecht bevoegd is over te gaan en naar eigen zeggen ook zal overgaan tot executoriale verkoop van de woning. Aannemelijk en evenmin betwist is dat bij een dergelijke executoriale verkoop de woning aanzienlijk minder zal opbrengen dan het bedrag van € 500.000,00 waarvoor de woning door ABN AMRO Bank - onderhands - is verkocht. Gelet op het vorenstaande hebben de gemeenten geen belang bij handhaving van de gelegde beslagen. Die beslagen zullen derhalve eveneens worden opgeheven.
4.8. De - onweersproken - vordering tot het gelasten van de gemeenten tot doorhaling van de beslagen in de registers van het kadaster is eveneens toewijsbaar, met dien verstande dat daarvoor een termijn van 24 uur wordt gegeven.
4.9. [gedaagde sub 1] en de gemeenten zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ABN AMRO Bank worden begroot op:
- dagvaarding € 94,79
- griffierecht 589,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.499,79
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. heft op het ten laste van ABN AMRO Bank onder [kopers] gelegde conservatoire derdenbeslag;
5.2. heft op de door de gemeenten gelegde (conservatoire) beslagen op de woning aan de [adres 1 te plaats];
5.3. gelast de gemeenten om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de (conservatoire) beslagen te doen doorhalen in de registers van het kadaster;
5.4. veroordeelt [gedaagde sub 1] en de gemeenten in de proceskosten, aan de zijde van ABN AMRO Bank tot op heden begroot op € 1.499,79;
5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2013.