ECLI:NL:RBGEL:2013:BZ9994
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- I.G.M.Th. Weijers-van der Marck
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot omgangsregeling met een hond en partneralimentatie
In deze zaak heeft de vrouw verzocht om een bijdrage van de man in haar levensonderhoud van € 800 per maand, en heeft de man verzocht om een omgangsregeling met de hond. Tijdens de zitting heeft de man aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de partneralimentatie, waardoor dit verzoek van de vrouw werd toegewezen. De rechtbank heeft echter de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling met de hond. De rechtbank overweegt dat de voorlopige voorzieningen die voor de duur van de echtscheidingsprocedure kunnen worden verzocht limitatief zijn opgesomd in artikel 822 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Omgang met dieren is hierin niet geregeld, en de rechtbank concludeert dat de door de man verzochte ordemaatregel niet onder de opsomming van artikel 822 Rv valt. De rechtbank wijst erop dat de hond niet kan worden beschouwd als een goed voor dagelijks gebruik, zoals bedoeld in artikel 822 lid 1 onder b Rv. De rechtbank heeft de stelling van de man dat zijn verzoek gegrond moet worden beschouwd op basis van dit artikel gepasseerd, omdat de hond voor hem geen andere functie vervult dan die van gezelschapsdier. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat de man niet in zijn verzoek kan worden ontvangen, en heeft de alimentatieverplichting van de man aan de vrouw vastgesteld op € 800 per maand, te betalen bij vooruitbetaling.