ECLI:NL:RBGEL:2013:BZ9697

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
05/901151-11
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in een zedendelict wegens veronachtzaming van de belangen van de verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 8 mei 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een zedendelict, gepleegd tegen een minderjarige. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging. Dit oordeel is gebaseerd op de lange periode van meer dan 26 maanden tussen de aangifte en de aanhouding van de verdachte, waarbij het Openbaar Ministerie prioriteit gaf aan andere zaken. Hierdoor is de verdachte in zijn recht op een eerlijke behandeling tekortgedaan, omdat hij niet in staat was om zijn alibi te onderbouwen of tegenonderzoek te verrichten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de fouten in het opsporingsonderzoek, samen met het tijdsverloop, de verdachte de mogelijkheid hebben ontnomen om zich adequaat te verdedigen. De rechtbank heeft ook de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat het Openbaar Ministerie niet alleen de belangen van de verdachte, maar ook die van de benadeelde partij uit het oog heeft verloren. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige procesorde en de noodzaak om de rechten van de verdachte te waarborgen, vooral in ernstige zaken zoals zedendelicten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/901151-11
Datum zitting : 10 oktober 2012, 11 januari 2013 en 26 april 2013
Datum uitspraak : 08 mei 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Gelderland
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats].
raadsman : mr. J. Michels, advocaat te Amersfoort.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2009 tot en met 1 augustus 2009 te Tiel en/of te Zoelen, althans in Nederland, met [benadeelde partij], die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt ontuchtige handeling heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten - zakelijk weergegeven -:
- dat hij, verdachte, met zijn penis de vagina van voornoemde [benadeelde partij] heeft gepenetreerd en/of
- dat hij, verdachte, met zijn vinger(s) over de vagina van voornoemde [benadeelde partij] heeft gewreven en/of
- dat hij, verdachte, met zijn vinger(s) de vagina van voornoemde [benadeelde partij] heeft gepenetreerd.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 26 april 2013 ter openbare terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J. Michels, advocaat te Amersfoort.
De officier van justitie, mr. T. Henniphof, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie – ambtshalve overweging.
Op 1 september 2009 heeft een informatief gesprek plaatsgevonden tussen [naam], moede[benadeelde partij]benadeelde partij] (hierna [benadeelde partij]) en de politie in verband met een vermoeden van seksueel misbruik van [benadeelde partij]. Op 15 september 2009 heeft [naam] officieel aangifte van misbruik van haar dochter [benadeelde partij] gedaan.
Op 1 oktober 2009 is [benadeelde partij], toen 14 jaar, in een studio gehoord.
Op 15 november 2011 is verdachte aangehouden, in verzekering gesteld en gehoord, waarna hij op 17 november 2011 wordt heengezonden.
Tussen enerzijds het moment van het doen van aangifte namens [benadeelde partij] en haar studioverhoor en anderzijds de aanhouding van verdachte ligt derhalve een periode van ruim 26 maanden. De officier van justitie heeft ter terechtzitting meegedeeld dat na het doen van aangifte en het studioverhoor van [benadeelde partij] er andere, grote zaken speelden die op dat moment prioriteit hadden. Er was daardoor niet voldoende capaciteit om onderhavig onderzoek af te ronden. Deze keuze om de prioriteit uit te laten gaan naar andere zaken dan onderhavige is een bewuste keuze geweest van het Openbaar Ministerie.
De tegen verdachte ingebrachte beschuldiging is ernstig, mede gezien een eerdere veroordeling op hetzelfde gebied. Immers, verdachte wordt verweten de lichamelijke integriteit van een minderjarige op grove wijze te hebben geschonden. Tegenover de verklaring van [benadeelde partij] staat de ontkennende verklaring van verdachte. Verdachte is ruim 25 maanden na het studioverhoor van [benadeelde partij] en zo’n 30 maanden nadat het feit zich zou hebben afgespeeld, geconfronteerd met verklaringen, e-mails en chatgesprekken, inhoudende dat verdachte op bepaalde tijdstippen in de tenlastegelegde periode via communicatieapparatuur en/of lijfelijk contacten zou hebben gehad met [benadeelde partij].
Ter zitting heeft verdachte ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan hetgeen hem ten laste is gelegd. Daarenboven heeft hij gesteld dat, zou hij eerder zijn geconfronteerd met de tegen hem ingebrachte beschuldiging, hij mogelijk in staat zou zijn geweest zich van een alibi te voorzien. Zowel via de door verdachte toen gebruikte Blackberry telefoon als via navigatie-apparatuur in zijn auto zou het mogelijk zijn geweest om tot 18 maanden terug plaatsbepalinggegevens op te vragen waarmee verdachte vrij nauwkeurig had kunnen aantonen waar hij zich op welk moment, ook gedurende de tenlastegelegde periode, bevond. Nu zijn aanhouding ruim 2 jaar na het feit heeft plaatsgevonden, is verdachte die mogelijkheid ontnomen.
Voorts is hem de mogelijkheid ontnomen om tegenonderzoek te doen naar de hem incriminerende e-mails resp. chatberichten, doordat de politie fouten heeft gemaakt bij het maken van kopieën van gegevensbestanden op de computer(s) van [benadeelde partij].
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat door het lange tijdsverloop gelegen tussen het studioverhoor van [benadeelde partij] en de aanhouding van verdachte (ruim 25 maanden) verdachte de mogelijkheid tot het voeren van een adequate verdediging wordt ontnomen. Immers, het tijdsverloop brengt niet alleen mee dat herinneringen vervagen, maar het heeft in dit geval verdachte de kans ontnomen om zich van een verifieerbaar alibi te voorzien. .
Bovendien is verdachte door de combinatie van tijdsverloop en de gemaakte fouten bij het kopiëren van de gegevensbestanden, de mogelijkheid van tegenonderzoek onthouden.
Niet-ontvankelijkheid Openbaar Ministerie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde waarbij doelbewust (te weten de gekozen prioritering) en met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte tekort is gedaan aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak.
Dit kan, gezien de ernst van de inbreuk en onherstelbare gevolgen hiervan in dit concrete geval slechts leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
Niet-ontvankelijkheid benadeelde partij
Op grond van het voorgaande dient de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De rechtbank overweegt, ten overvloede, nog het navolgende.
Een ongewenst gevolg van het tijdsverloop van het strafrechtelijk onderzoek jegens verdachte is bovendien dat [benadeelde partij] ruim drie en een half jaar nadat het feit zou zijn gepleegd wederom als getuige moest worden gehoord, wat voor haar bijzonder belastend moet zijn geweest. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Openbaar Ministerie in deze zaak niet alleen de belangen van verdachte, maar ook die van [benadeelde partij] uit het oog verloren.
4. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door:
mr. R.M. Maanicus (voorzitter), mr. P.C. Quak en mr. J.M. Hamaker, rechters,
in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare
terechtzitting van deze rechtbank op 8 mei 2013.