Parketnummers : 05/700360-12 en 05/043848-12
Data zittingen : 4 mei 2012 (parketnummer 05/043848-12 bij de politierechter), 5 juni 2012, 21 augustus 2012, 30 oktober 2012, 22 januari 2013,
5 maart 2013 en 19 april 2013
Datum uitspraak : 3 mei 2013
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in Detentiecentrum [adres]
Raadsman : mr. W. Hendrickx, advocaat te Utrecht.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Onder parketnummer 05/700360-12:
hij in of omstreeks de periode van 24 februari 2012 tot en met 28 februari 2012, althans in of omstreeks de maand februari 2012, te Ede en/of Kesteren en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer1], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het
oogmerk (een) ander(en), te weten [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] (ouders van [slachtoffer1]) en/of -andere- familieleden van [slachtoffer1], althans een of meer anderen, te dwingen iets te doen of niet te doen, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) die [slachtoffer1] met geweld in een auto hebben/heeft getrokken en/of (vervolgens) hebben/heeft gekneveld en/of vastgehouden in een woning/pand te Kesteren en/of een geldbedrag van 2 miljoen of 1,5 miljoen, althans een groot geldbedrag, hebben/heeft geëist en/of (daarbij, om die eis kracht bij te zetten) hebben/heeft gezegd/gemeld dat die [slachtoffer1] vermoord zou worden indien dat geldbedrag niet zou worden overhandigd aan verdachte en/of zijn mededader(s);
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
[medeverdachte1] en/of [medeverdachte2] in of omstreeks de periode van 24 februari 2012 tot en met 28 februari 2012, althans in of omstreeks de maand februari 2012, te Ede en/of Kesteren en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer1], wederrechtelijk van de vrijheid hebben/heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] (ouders van [slachtoffer1]) en/of -andere- familieleden van [slachtoffer1], althans een of meer anderen, te dwingen iets te doen of niet te doen, hierin bestaande dat die [medeverdachte1] en/of die [medeverdachte2] en/of hun/zijn mededader(s) die [slachtoffer1] met geweld in een auto hebben/heeft getrokken en/of (vervolgens) hebben/heeft gekneveld en/of vastgehouden in een
woning/pand te Kesteren en/of een geldbedrag van 2 miljoen of 1,5 miljoen, althans een groot geldbedrag, hebben/heeft geëist en/of (daarbij, om die eis kracht bij te zetten) hebben/heeft gezegd/gemeld dat die [slachtoffer1] vermoord zou worden indien dat geldbedrag niet zou worden overhandigd aan die [medeverdachte1] en/of die [medeverdachte2] en/of hun/zijn mededader(s), tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 24 februari 2012 tot en met 28 februari 2012, althans in of omstreeks de maand februari 2012, te Ede en/of Kesteren en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door (onder meer) informatie en/of adresgegevens te verstrekken over/van de familie van die [slachtoffer1] en/of de woonomgeving van die [slachtoffer1] te verkennen en/of te onderzoeken of [slachtoffer2] aldaar aanwezig was;
[medeverdachte1] en/of [medeverdachte2] in of omstreeks de periode van 24 februari 2012 tot en met 28 februari 2012, althans in of omstreeks de maand februari 2012, te Ede en/of Kesteren en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer1] wederrechtelijk van de vrijheid hebben/heeft beroofd en/of beroofd gehouden, hierin bestaande dat die [medeverdachte1] en/of die [medeverdachte2] en/of hun/zijn mededader(s) opzettelijk die [slachtoffer1] wederrechtelijk met geweld in een auto hebben/heeft getrokken en/of (vervolgens) hebben/heeft gekneveld en/of vastgehouden in een woning/pand te Kesteren, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 24 februari 2012 tot en met 28 februari 2012, althans in of omstreeks de maand februari 2012, te Ede en/of Kesteren en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door (onder meer) informatie en/of adresgegevens te verstrekken over/van de familie van die [slachtoffer1] en/of de woonomgeving van die [slachtoffer1] te verkennen en/of te onderzoeken of [slachtoffer2] aldaar aanwezig was;
hij in of omstreeks de periode van 24 februari 2012 tot en met 28 februari 2012, althans in of omstreeks de maand februari 2012, te Ede en/of Kesteren en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf gijzeling en/of wederrechtelijke vrijheidsberoving (van [slachtoffer1]), opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen (onder meer een papier met de tekste Valkenberg 13, zijnde het adres van een moeder van het slachtoffer [slachtoffer1], een of meer SIM-kaartjes en/of een Seat Leon met kenteken [x]), bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.
Onder parketnummer 05/043848-12:
hij op of omstreeks 25 februari 2012 te Ede, als vreemdeling in Nederland heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de
Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift (bij beschikking van het Ministerie van Justitie d.d. 2 augustus 2001), tot ongewenst vreemdeling was verklaard en dat hij nog steeds ongewenst vreemdeling is.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak met parketnummer 05/043848-12 is op 4 mei 2012 door de politierechter verwezen naar de meervoudige kamer en gevoegd bij de zaak met parketnummer 05/700360-12. De zaken zijn laatstelijk op 19 april 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. W. Hendrickx, advocaat te Utrecht.
Als benadeelde partij heeft zich ten aanzien van het tenlastegelegde onder parketnummer 05/700360-12 schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer1], bijgestaan door mr. A. Comans, advocaat te Amsterdam. [slachtoffer1] en zijn advocaat zijn ter terechtzitting verschenen.
De officier van justitie, mr. A. Zuil, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van het parketnummer 05/700360-12
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 27 februari 2012 wordt [slachtoffer1] aan de Heuvelseweg te Ede vastgegrepen en hardhandig een auto in getrokken. Hij wordt naar een vakantiewoning te Kesteren vervoerd. Eenmaal in deze woning wordt hij vastgehouden, meerdere malen geslagen, door middel van grijze duct tape aan zijn enkels en polsen gekneveld en met een duct tape geblinddoekt.
Er wordt telefonisch contact gezocht met de ouders van [slachtoffer1], [slachtoffer2] (vader) en [slachtoffer3] (moeder). Hun wordt medegedeeld dat zij 1,5 miljoen euro, dan wel 2 miljoen euro, moeten overhandigen aan de ontvoerders en als zij dit niet doen, hun zoon, [slachtoffer1], zal worden vermoord.
Op 28 februari 2012 valt het arrestatieteam de vakantiewoning aan de [adres] binnen waar [slachtoffer1], wordt aangetroffen, in aanwezigheid van [medeverdachte2] en [medeverdachte1].
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde, medeplegen van de gijzeling van [slachtoffer1]. Zij heeft gemotiveerd aangevoerd dat [verdachte] deze gijzeling samen met [medeverdachte1] en [medeverdachte2] heeft voorbereid en uitgevoerd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] betrokken is geweest bij de gijzeling. De bewijsmiddelen in het dossier zijn slechts indirect. Een concrete aanwijzing dat [verdachte] betrokken is geweest bij de gepleegde gijzeling ontbreekt. [verdachte] moet worden vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde.
De beoordeling door de rechtbank
Uit de vaststaande feiten volgt dat de [slachtoffer1] van zijn vrijheid werd beroofd en dat deze vrijheidsberoving twee dagen heeft geduurd. [verdachte] was niet aanwezig bij de feitelijke vrijheidsberoving. Hij verbleef op dat moment in vreemdelingenbewaring. De vraag die de rechtbank in deze moet beantwoorden is of [verdachte], ondanks zijn afwezigheid bij de daadwerkelijk vrijheidsberoving op 27 en 28 februari 2012, dermate betrokken was bij de voorbereiding en uitvoering hiervan dat er desondanks sprake was van medeplegen van [verdachte] met [medeverdachte1] en [medeverdachte2], zoals primair ten laste gelegd.
Om van medeplegen te kunnen spreken moet sprake zijn van een nauwe en bewuste samenwerking. De nauwe en bewuste samenwerking kan blijken uit uitdrukkelijke of stilzwijgende afspraken, taakverdelingen, de aanwezigheid ten tijde van het delict en het zich er niet van distantiëren. Daarvoor is niet vereist dat alle medeplegers uitvoeringshandelingen verrichten. Wel is in een dergelijke situatie vereist dat de actieve rol in de voorfase de bewuste en nauwe samenwerking constitueert. In casu overweegt de rechtbank het volgende.
Op 24 februari 2012 is [medeverdachte1] om 12.15 uur met het vliegtuig met vluchtnummer [x] gearriveerd in Eindhoven. Zijn retourvlucht naar Budapest stond gepland op 2 maart 2012 met vertrektijd 18.10 uur. Op 24 februari 2012 heeft [medeverdachte1] bij autoverhuurbedrijf [verhuurbedrijf] een Seat met kenteken [x] gehuurd. Op 27 februari heeft hij deze auto omgeruild voor een Opel Astra met kenteken 34-SGK-6. Ook de reservering van de vakantiewoning te Kesteren voor de periode van 24 februari tot en met 2 maart 2012 (waar het slachtoffer, [medeverdachte1] en [medeverdachte2] op 28 februari 2012 zijn aangetroffen) stond op naam van [medeverdachte1]. De huurovereenkomst van deze woning voor de periode van 24 februari tot en met 2 maart 2012 voor 3 personen is betaald met een VISA-kaart die eveneens op naam van [medeverdachte1] stond.
[verdachte] heeft verklaard dat hij die dag met twee andere mannen vanuit Keulen naar Nederland is gereden. Het was zijn taak om te kijken of [slachtoffer2], de vader van het slachtoffer, thuis was. Door de Poolse man zou hem € 5.000, - a € 10.000, - zijn aangeboden voor die taak. Met het telefoontoestel van het merk LG behorende aan [medeverdachte2] is op 23 februari 2012 in de Poolse taal een sms-bericht verstuurd inhoudende ‘de Duitser met wie ik het werk doe, zal met mij zijn’. De rechtbank stelt vast dat [verdachte] weliswaar van Russische afkomst is, maar dat hij woonachtig is in Duitsland. Daarbij is [verdachte] op 25 februari 2012 samen met [medeverdachte2] en [medeverdachte1] gesignaleerd, in de hierboven genoemde Seat, in de buurt van het [locatie] alwaar [slachtoffer1] woonachtig was. [verdachte] is aangehouden, omdat hij tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
Tevens zijn [medeverdachte1], [medeverdachte2] en [verdachte] op die dag samen gesignaleerd bij de Albert Heijn te Rhenen. De raadsman van [verdachte] heeft hem herkend op de printafdruk van de camerabeelden. Bij deze Albert Heijn zijn door de mannen drie sim-kaarten gekocht. Voor de aanschaf van de sim-kaarten zijn geen aannemelijke verklaringen afgelegd door de verdachten. Twee van deze sim-kaarten zijn aangetroffen in de vakantiewoning en de andere sim-kaart is bij de aanhouding en fouillering op 25 februari 2012 inbeslaggenomen bij [verdachte]. [verdachte] heeft – terwijl hij in vreemdelingendetentie verbleef – geprobeerd een van de nummers behorende bij de andere twee sim-kaarten te bellen. Bij [verdachte] is eveneens een briefje gevonden met daarop het adres van de moeder van [slachtoffer1], zijnde [adres].
Op 26 februari 2012 is [medeverdachte1] samen met [medeverdachte2] gesignaleerd op ‘[locatie]’ te Ede in dezelfde Seat. Deze locatie ligt eveneens vlak bij het [locatie]. [medeverdachte1] en [medeverdachte2] hebben die dag eveneens een tankstation in Rhenen bezocht. Uit de verklaring van getuige [getuige1] volgt dat zij daar om een rol tape hebben gevraagd. In de Seat Leon is een rol tape aangetroffen.
Met de LG telefoon van [medeverdachte2] – aangetroffen in de vakantiewoning – is op 25 februari 2012 een sms-bericht verzonden in de Poolse taal waarin de auto met kenteken op naam van [slachtoffer1] werd genoemd. Op 26 februari 2012 werd met hetzelfde toestel in de Poolse taal een sms-bericht verstuurd waarin de auto van [slachtoffer2] stond genoemd.
Zoals onder de vaststaande feiten is verwoord, werd op 27 en 28 februari 2012 door de ontvoerders telefonisch contact gezocht met de ouders van [slachtoffer1]. Op 28 februari 2012 is er door de ontvoerder met telefoonnummer (X) contact gezocht met het telefoonnummer van de moeder van [slachtoffer1]. Tijdens deze gesprekken zijn met name [slachtoffer1] en zijn vader te horen. [slachtoffer1] heeft verklaard dat hij tijdens deze gesprekken heeft moeten vragen om losgeld, omdat hij anders zou worden vermoord. De sim-kaart behorende bij dit telefoonnummer is op 28 februari 2012 aangetroffen op de salontafel in de vakantiewoning.
Op 28 februari 2012 zijn, naast [slachtoffer1], [medeverdachte1] en [medeverdachte2] in de bovengenoemde vakantiewoning aangetroffen. De spullen waar [verdachte] naar verwijst tijdens zijn verhoor bij de politie zijn eveneens gevonden in de woning. Tevens zijn in deze woning DNA sporen op een glas, sigarettenpeuken, een blikje Red Bull en een fles Spa-water aangetroffen en veiliggesteld. Uit dit onderzoek door het NFI is gebleken dat de DNA-profielen van het spoor aangetroffen op het glas matcht met het in de landelijke databank opgenomen DNA-profiel van [medeverdachte1]. De sporen aangetroffen op de sigarettenpeuken en het blikje Red bull matchen met het in de databank opgenomen DNA-profiel van [medeverdachte2]. De matchkans is kleiner dan één op één miljard. Het spoor aangetroffen op de fles matcht met het DNA-profiel van [medeverdachte1] en van [medeverdachte2]. Dat betekent dat het spoor in ieder geval afkomstig moet zijn van één van beiden.
Daarbij heeft [medeverdachte1] bij de politie verklaard dat de politie de daders had opgepakt van de ontvoering, hem en de heer [voorletter], de persoon die samen met hem is aangehouden. Vast staat dat van de betrokken verdachten, alleen [medeverdachte1] een [voorletter] als beginletter in zijn voor- dan wel achternaam heeft, te weten [naam].
[medeverdachte1] heeft, op het moment dat hij werd vervoerd in een arrestanten busje naar Ede, aangegeven dat hij werd teruggebracht naar de plek van zijn eerste misdrijf. Tevens heeft hij, op het moment dat hij keek naar het Heuvelsepad te Ede – de plaats waar [slachtoffer1] de auto in is gesleurd op 27 februari 2012 – gezegd dat dat de plaats was waar ze de jongen van de straat hadden gehaald. Ook heeft [medeverdachte1] verklaard dat het niet ging om losgeld maar dat de vader schuld had bij veel mensen en dat de ontvoering een middel was om dat geld terug te krijgen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het bovenstaande bewezen kan worden dat [medeverdachte1], [medeverdachte2] en [verdachte] tezamen en in vereniging [slachtoffer1] van zijn vrijheid hebben beroofd en van 27 tot en met 28 februari 2012 van zijn vrijheid beroofd hebben gehouden, teneinde geld te krijgen van de vader van het slachtoffer. Verdachten hebben zowel in de voorbereiding als in de uitvoering onderling de taken verdeeld en al dan niet stilzwijgende afspraken gemaakt. [verdachte] was weliswaar niet aanwezig bij de daadwerkelijke uitvoering van de gijzeling, maar desalniettemin heeft hij een belangrijke functie gehad in het aanwijzen en lokaliseren van het slachtoffer en heeft tot zijn aanhouding vol meegedaan met de voorbereidingen. Hij is tegen zijn wil weggetrokken uit de voorbereidingen. De vakantiewoning was van 24 februari tot en met 2 maart 2012 voor 3 personen gehuurd. De rechtbank leidt hieruit af dat het de bedoeling was dat [verdachte], [medeverdachte1] en [medeverdachte2] daar die gehele periode samen zouden verblijven. De spullen van [verdachte] zijn aangetroffen in de vakantiewoning en samen met [medeverdachte1] en [medeverdachte2] heeft hij drie veilige sim-kaartjes aangeschaft. Ondanks zijn detentie heeft hij zich niet gedistantieerd van het tenlastegelegde. Integendeel, hij heeft tijdens de vreemdelingenbewaring nog geprobeerd telefonisch contact te leggen met de medeverdachten. Hij heeft wisselende verklaringen afgelegd over de aankomstdag en de reden van zijn verblijf in Nederland. De rechtbank acht deze verklaringen onaannemelijk.
De rechtbank zal het primair tenlastegelegde dan ook bewezen verklaren.
Onder parketnummer 05/043848-12
De feiten
Verdachte is op 12 april 2001 tot ongewenst vreemdeling verklaard in de zin van artikel 67, eerste lid, aanhef en onder c van de Vreemdelingenwet. Op 25 februari 2012 was verdachte in Nederland. Hij wist dat hij als ongewenst vreemdeling stond geregistreerd. Op 13 juni 2012 is deze ongewenst verklaring opgeheven.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De op 31 december 2011 ingetreden wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 maakt dat zijn cliënt op 25 februari 2012 moest worden aangemerkt als een onderdaan van een derde land, niet zijnde een gemeenschapsonderdaan, die zich in Nederland bevond. Na de wetswijziging kan een dergelijke persoon niet meer ongewenst worden verklaard. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de ongewenst verklaring d.d. 12 april 2000 van zijn cliënt daarom in strijd is met dit recht en zijn cliënt dan ook moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Conform artikel 68 Vreemdelingenwet 2000 kan een ongewenst verklaring enkel worden opgeheven op aanvraag. Het intreden van de wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 op 31 december 2011 heeft niet tot gevolg dat de status van de reeds voor de wijziging bestaande ongewenst verklaring onmiddellijk werd beëindigd.
Conclusie
Uit de vaststaande feiten volgt dat verdachte op 25 februari 2012 in Nederland verbleef en op 12 april 2001 tot ongewenst vreemdeling was verklaard. De inwerkingtreding op 31 december 2011 van de wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 maakt inderdaad dat bij beschikking van 13 juni 2012 de ongewenst verklaring van verdachte op grond van artikel 67 Vreemdelingenwet is opgeheven. Desalniettemin is de rechtbank van oordeel dat uit de inwerkingtreding van deze wet niet kan worden afgeleid dat de beschikking d.d. 12 april 2000 – bij welke verdachte ongewenst is verklaard – onmiddellijk van rechtswege zou vervallen. Artikel 68 Vreemdelingenwet 2000 bepaalt namelijk dat Onze Minster op aanvraag kan besluiten de ongewenst verklaring op te heffen. Deze aanvraag is pas op 28 februari 2012 ingediend. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte op 25 februari 2012 als ongewenst vreemdeling in Nederland verbleef. Het verweer van de raadsman wordt verworpen. De opmerking van verdachte dat hij dacht dat dit niet meer zou gelden, acht de rechtbank niet aannemelijk. Verdachte heeft in de periode van 12 april 2001 tot 25 februari 2012 immers geen beschikking gehad waarin stond vermeld dat de ongewenst verklaring was opgeheven.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/700360-12 primair tenlastegelegde en het onder parketnummer 05/043848-12 heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
Onder parketnummer 05/700360-12 primair tenlastegelegde:
hij in de periode van 24 februari 2012 tot en met 28 februari 2012, te Ede en/of Kesteren , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer1], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het
oogmerk (een) ander(en), te weten [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] (ouders van [slachtoffer1]) te dwingen iets te doen , hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) die [slachtoffer1] met geweld in een auto hebben/heeft getrokken en/of (vervolgens) hebben/heeft gekneveld en/of vastgehouden in een woning/pand te Kesteren en/of een geldbedrag van 2 miljoen of 1,5 miljoen, hebben/heeft geëist en/of (daarbij, om die eis kracht bij te zetten) hebben/heeft gezegd/gemeld dat die [slachtoffer1] vermoord zou worden indien dat geldbedrag niet zou worden overhandigd aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Onder parketnummer 05/043848-12 tenlastegelegde:
hij op 25 februari 2012 te Ede, als vreemdeling in Nederland heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift (bij beschikking van het Ministerie van Justitie d.d. 2 augustus 2001), tot ongewenst vreemdeling was verklaard en dat hij nog steeds ongewenst vreemdeling is.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder parketnummer 05/700360-12 primair tenlastegelegde:
Medeplegen van gijzeling
Ten aanzien van het onder parketnummer 05/043848-12 tenlastegelegde:
Als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij/zij weet of ernstige reden heeft te vermoeden, dat hij/zij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren en 6 (zes) maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Bij de bepaling van de strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van het feit, de gevolgen die het tenlastegelegde voor het slachtoffer [slachtoffer1] en zijn familieleden heeft veroorzaakt en het gegeven dat het enige doel van verdachte geldelijk gewin was. Voorts heeft de officier van justitie rekening gehouden met de omstandigheid dat de behandeling van de strafzaak tegen [verdachte] onnodig vertraging heeft opgelopen door een verzoek van de raadsman van [medeverdachte1]. Vandaar dat de eis 6 maanden minder bedraagt dan de eis tegen [medeverdachte1].
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht – meer subsidiair – bij bewezenverklaring van het tenlastegelegde onder parketnummer 05/043848-12 artikel 9a Wetboek van Strafrecht toe te passen en zijn cliënt schuldig te verklaren zonder oplegging van straf. Met betrekking tot hetgeen ten laste gelegd onder parketnummer 05/700360-12 heeft de raadsman geen strafmaatverweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 11 maart 2013;
- de resultaten van de rechtshulpverzoeken afkomstig uit Duitland en Polen, betreffende de antecedenten van verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich met zijn mededaders schuldig gemaakt aan de vrijheidsberoving van [slachtoffer1]. Hij is op klaarlichte dag, vanaf een parkeerplaats te Ede, een auto in geduwd en vervolgens naar een vakantiewoning te Kesteren vervoerd. Daar is hij ruim 24 uur gekneveld en geblinddoekt geweest, meermalen bedreigd met de dood en geslagen. Ook fysiek en bruut geweld is daarbij niet geschuwd: er is in zijn geslachtsdeel geknepen met een notenkraker en zijn er elektrische schokken gegeven door zijn testikels aan te sluiten op stroomdraden. Dit is buitengewoon vernederend, pijnlijk en traumatisch geweest voor het slachtoffer. De ouders van het slachtoffer zijn gedurende deze 24 uur door de daders gebeld met de mededeling dat hun zoon zou worden vermoord als zij geen losgeld zouden betalen. Zij hebben die uren in de angst moeten leven dat hun zoon de gijzeling niet zou overleven. Door een inval van het arrestatieteam is het slachtoffer uiteindelijk bevrijd en zijn twee van drie daders, waaronder verdachte, aangehouden. Verdachte heeft deze vrijheidsberoving samen met zijn medeverdachten op gedegen en welhaast professionele wijze voorbereid en zij lijken speciaal voor dit feit naar Nederland te zijn afgereisd.
Verdachte heeft door zijn handelen grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer1]. Het misdrijf heeft een grote impact op het slachtoffer en zijn familieleden. Zij zullen hier waarschijnlijk nog lange tijd nadelige psychische gevolgen van ondervinden.
Verdachte heeft zich geen enkele rekenschap gegeven van die gevolgen voor het slachtoffer of zijn familie, maar heeft zich enkel laten leiden door de zucht naar geld. Ook achteraf heeft verdachte geen berouw getoond of anderszins blijk gegeven van spijtgevoelens. Dit soort misdrijven maken een grote inbreuk op de rechtsorde en veroorzaken gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent het strafbare feit verdachte dan ook zwaar aan.
Voorts heeft verdachte als ongewenst vreemdeling in Nederland verbleven.
Voor dit soort feiten is de rechtbank van oordeel dat enkel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank zal een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren opleggen. De duur van de straf is iets hoger dan door de officier van justitie geëist nu de rechtbank geen verschil zal maken tussen verdachte en zijn mededaders. De door de officier van justitie genoemde vertraging heeft niet geleid tot schending van de redelijke termijn. In de door de raadsman aangevoerde bijzondere omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding deze straf verder te matigen.
6a. De beoordeling van de civiele vorde¬ring(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder parketnummer 05/700360-12 primair bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 5.000, - (vijfduizend euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit. Voorts heeft [slachtoffer1] de rechtbank verzocht een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1] in het geheel toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal bij beide vorderingen te vervangen door 60 dagen hechtenis, met daarnaast de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte niet meer tot vergoeding gehouden is indien en voor zover het gevorderde door (een van) zijn mededaders is voldaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. De vordering van de benadeelde partij zou dan ook moeten worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het gestelde schade bedrag dient te worden gematigd, nu de rol van zijn cliënt kleiner is geweest dan van [medeverdachte1] en [medeverdachte2], zijn mededaders.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de civiele vordering van [slachtoffer1] geheel toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2012.
Aan de benadeelde partij is door verdachte en medeverdachten rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Naar de aard van het gepleegde feit gaat het hier om een aantasting in de persoon van de benadeelde, zoals bedoeld in art. 6:106 Burgerlijk Wetboek. De benadeelde partij heeft ten gevolge van het feit onder meer traumatische, psychische en angstklachten. De rechtbank is van oordeel dat deze vordering aldus voldoende helder en duidelijk is onderbouwd en door de verdediging niet is betwist. Het gevorderde bedrag past bij de aard en ernst van het gepleegde strafbare feit, de gevolgen voor de benadeelde partij en bij de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare zaken gewoonlijk opleggen.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door (een van) zijn mededaders is of wordt voldaan. Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen ten aanzien van de hoofdsom en de wettelijke rente daarover.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 47, 57, 197 en 282a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/700360-12 primair en het onderparketnummer 05/043848-12 tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover [medeverdachte1] en [medeverdachte2] betalen ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer1] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer1], te betalen € 5.000,- (vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde – met dien verstande dat indien en voorzover [medeverdachte1] en [medeverdachte2] betalen ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer1] zal zijn gekweten - de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1], te betalen € 5.000,- (vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. M.M.L.A.T. Doll (voorzitter), mr. R.M. Maanicus en mr. G.J.M. van Wijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Ruessink, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 mei 2013.