ECLI:NL:RBGEL:2013:BZ9332

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
05/800440-12 en 05/800403-10 (TUL)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een militair wegens mishandeling met bijzondere aandacht voor psychische problematiek en recidive

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 26 april 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 49-jarige militair, die werd beschuldigd van mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 7 oktober 2012, waarbij de verdachte en de benadeelde partij, zijn ex-vriendin, na een uitgaansavond in haar woning in Tilburg in een conflict verwikkeld raakten. De verdachte heeft de benadeelde partij een duw gegeven en haar bij de keel vastgepakt, wat leidde tot letsel. De militaire kamer heeft de verdachte vrijgesproken van het zwaardere tenlastegelegde feit van poging tot zware mishandeling, omdat niet kon worden vastgesteld dat er opzet was om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Echter, de verdachte werd wel schuldig bevonden aan mishandeling, waarbij de militaire kamer rekening hield met zijn psychische toestand, waaronder een posttraumatisch stresssyndroom (PTSS). De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat dit niet leidde tot een volledige vrijspraak. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 58 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en de verplichting om zich te laten behandelen voor zijn agressieproblematiek. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte € 1.119,48 moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de ernst van geweld binnen relaties en de noodzaak van behandeling voor de verdachte om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummers : 05/800440-12 en 05/800403-10 (TUL)
Datum zitting : 15 april 2013
Datum uitspraak : 26 april 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige militaire kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Gelderland
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. R.B. Milo, advocaat te Tilburg.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
I
hij op of omstreeks 07 oktober 2012 te Tilburg, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk die [benadeelde partij] met beide handen met kracht om/bij de keel heeft vastgepakt en/of de keel, gedurende langere tijd, heeft dichtgeknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
II
hij op of omstreeks 07 oktober 2012 te Tilburg opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij]), met kracht een of meerdere ma(a)l(en) een duw heeft gegeven en/of bij de schouders en/of arm(en) heeft vastgepakt en/of bij de benen heeft vastgepakt en haar heeft (rond)gedraaid en/of (met kracht) aan/bij de haren heeft getrokken en/of vastgepakt en/of een of meerdere malen tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
1a. De vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 05/800403-10) betreffende de voorwaardelijke veroordeling door de meervoudige militaire kamer te Arnhem van 11 oktober 2010.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 21 januari 2013 en 15 april 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. R.B. Milo, advocaat te Tilburg.
Als benadeelde partij is ter terechtzitting verschenen: [benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij]).
De officier van justitie, mr. S.Z. Wiarda, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
De feiten
De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Na een uitgaansavond zijn verdachte en [benadeelde partij] in de vroege ochtend van 7 oktober 2012 teruggekeerd in de woning van [benadeelde partij] in Tilburg . Na aankomst in de woning is ruzie tussen beiden ontstaan, waarbij verdachte [benadeelde partij] een duw heeft gegeven .
Vrijspraak ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte [benadeelde partij] bij de keel heeft vastgepakt en deze heeft dichtgeknepen en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De verdediging betwist dat verdachte [benadeelde partij] bij de keel heeft gepakt of geknepen. In ieder geval ontbrak het opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, om [benadeelde partij] zwaar letsel toe te brengen.
Beoordeling door de militaire kamer
[benadeelde partij] heeft verklaard dat verdachte haar bij haar keel heeft vastgepakt en die heeft dichtgeknepen, dat ze op enig moment geen lucht kreeg en dat verdacht haar op enig moment vrijwillig heeft losgelaten. De militaire kamer is van oordeel dat onvoldoende bewijs is dat verdachte [benadeelde partij] zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen. Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte daartoe het voorwaardelijk opzet had, nu onvoldoende duidelijk is hoe lang verdachte [benadeelde partij] keel heeft vastgepakt en dichtgeknepen en met hoeveel kracht dat gepaard is gegaan. [benadeelde partij] verklaart daar zelf over: “Ik kan niet aangeven hoe lang [verdachte] met zijn handen mijn keel dichtkneep”. Dat ze, zoals ze verklaard, naar adem heeft gesnakt en een schrijnende pijn voelde biedt onvoldoende aanwijzingen dat er kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel heeft bestaan. Naar het oordeel van de militaire kamer biedt ook de medische verklaring daarover onvoldoende duidelijkheid. Nu niet kan worden vastgesteld dat er – naar algemene ervaringsregel – een aanmerkelijke kans bestond dat [benadeelde partij] door het knijpen zwaar lichamelijk letsel zou oplopen en dus ook niet dat verdachte de kans dat dit zou ontstaan voor lief heeft genomen, kan het (voorwaardelijk) opzet niet bewezen worden geacht. De militaire kamer spreekt verdachte daarom vrij van het onder I tenlastegelegde.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte [benadeelde partij] heeft geduwd, haar met zijn gewicht omver heeft geduwd en haar met kracht bij de armen en schouders heeft vastgepakt toen zij op de grond lag. De verdediging betwist niet dat verdachte [benadeelde partij] aan haar haren heeft getrokken.
Voor het slaan en het trappen bestaat volgens de verdediging onvoldoende bewijs. [benadeelde partij] verklaart wisselend en er bestaat discrepantie tussen haar verklaringen en haar uitlatingen in e-mails omtrent de schade die aan haar laptop zou zijn ontstaan.
Beoordeling door de militaire kamer
[benadeelde partij] verklaart dat zij en verdachte in de vroege ochtend van 7 oktober 2012 na terugkomst in de woning van [benadeelde partij] ruzie hebben gekregen, waarbij verdachte de keel van [benadeelde partij] heeft dichtgeknepen. Als zij vervolgens een glas wil pakken om een slok te drinken duwt verdachte haar met de ongeschoeide voet van de bank af waardoor zij op haar knieën terecht komt . [benadeelde partij] verklaart verder: “[verdachte] gooide de inhoud van mijn glas wijn gedeeltelijk op mijn rug. Hij zette het wijnglas vervolgens terug op de tafel. Ik draaide me om, terwijl ik nog steeds op mijn knieën zat, pakte het wijnglas en gooide het glas naar [verdachte]. [verdachte] is opgestaan en heeft mij omgeduwd. Ik kan niet precies vertellen hoe dat is gebeurd maar ik lag plotseling op de grond. [verdachte] pakte me ergens bij mijn benen en draaide me om mijn as heen. […] Ik kwam met mijn hoofd tegen de muur aan en [verdachte] trok me aan mijn haar bij de muur weg. [verdachte] heeft me meerdere malen in mijn rug en tegen mijn schouder geschopt. ”
De militaire kamer hecht geloof aan de verklaring van [benadeelde partij] die consistent en gedetailleerd is en die wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, in de eerste plaats door het verslag van een consult bij haar huisarts op 10 oktober 2012. Daarin wordt vermeld dat de arts bij onderzoek constateert dat sprake is van: hematomen op de rug en de linker schouder die pijnlijk zijn bij aanraking, zicht¬bare hematomen op de linker hals en drukpijn. Als diagnose wordt contusie schouder, rug en hals vermeld. Naast deze medische informatie blijkt uit het consultverslag dat [benadeelde partij] bij haar bezoek aan de arts als reden voor de kwetsuren mishandeling door haar partner waaronder meermalen schoppen tegen schouder en rug, het aan de haren trekken en het dichtknijpen van de keel opgeeft . Daarnaast toont een zestal foto’s, die de volgende dag door een vriendin van [benadeelde partij] zijn genomen en door [benadeelde partij] ter beschikking zijn gesteld tijdens een door haar afgelegde aanvullende verklaring, diverse kneuzingen . Nu er sprake is van meerdere hematomen op verschillende plekken kunnen deze naar het oordeel van de militaire kamer niet veroorzaakt zijn door een enkele val tengevolge van de door verdachte toegegeven duw. Een andere oorzaak blijkt ook niet. Verdachte heeft verklaard dat hij het letsel vóór die nacht van 6 op 7 oktober bij haar niet heeft gezien.
Ook in een e-mail bericht van 9 oktober 2012 aan verdachte maakt [benadeelde partij] er melding van dat verdachte haar zou hebben geschopt, (bijna) gewurgd, omgegooid en aan de haren getrokken .
Dit alles maakt haar verklaring consistent, gedetailleerd en voldoende betrouwbaar. De enkele omstandigheid dat zij over de vraag of er tijdens de ruzie schade is ontstaan aan haar laptop, doordat er wijn over zou zijn gekomen, in haar verklaringen en mailberichten een wisselend standpunt inneemt doet daar niet aan af.
Gelet op de vorenstaande verklaring van [benadeelde partij], de consequente meldingen die zij daarover doet richting verdachte, huisarts en politie, de medische stukken en de foto’s acht de militaire kamer de verklaring van verdachte dat hij [benadeelde partij] slechts eenmaal heeft geduwd en mogelijk eenmaal bij de haren heeft gepakt onbetrouwbaar. Daarbij komt dat verdachte tijdens de verhoren bij de politie in eerste instantie verklaart dat hij zich onderdelen van de ruzie en de loop van de gebeurtenissen niet kan herinneren en niet meer kan reproduceren , dat hij alcohol had gedronken en enigszins vertroebeld was .
Conclusie
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit II tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op of omstreeks 07 oktober 2012 te Tilburg opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij]), met kracht een of meerdere ma(a)l(en) een duw heeft gegeven en/of bij de schouders en/of arm(en) heeft vastgepakt en/of bij de benen heeft vastgepakt en haar heeft (rond)gedraaid en/of (met kracht) aan/bij de haren heeft getrokken en/of vastgepakt en/of een of meerdere malen tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit II:
Mishandeling.
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Het standpunt van de verdediging
[benadeelde partij] heeft verdachte getergd en een glas wijn naar hem gegooid terwijl zij wist van zijn agressieproblematiek . Dit is te beschouwen als een wederrechtelijke aanval, die bij verdachte een hevige gemoedstoestand teweeg bracht die tot de door hem gepleegde handelingen heeft geleid, zodat sprake is van noodweer-exces, hetgeen betekent dat verdachte niet strafbaar is.
Subsidiair is sprake van psychische overmacht nu verdachte als gevolg van van buiten komende omstandigheden, mede door de bij hem vastgesteld PTSS, gedwongen werd tot de gewraakte handelingen.
Het standpunt van de Officier van Justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte strafbaar is voor zijn handelen en dat zijn strafuitsluitingsgronden falen.
Beoordeling door de militaire kamer
Beroep op noodweerexces
De militaire kamer verwerpt het verweer en overweegt daartoe dat de militaire kamer er op grond van de reeds onder 3 aangehaalde bewijsmiddelen vanuit gaat dat het gooien van het wijnglas een reactie van [benadeelde partij] was op het door verdachte daarvoor dichtknijpen van haar keel, het haar van de bank afduwen en het over haar leeggieten van het glas. In deze omstandigheden was het door [benadeelde partij] gooien van het glas - waarover verdachte niet verklaart en ook anderszins niet aannemelijk is geworden dat verdachte daarvan pijn of letsel heeft ondervonden -, een gerechtvaardige reactie, die niet kan worden gezien als een wederrechtelijk aanval of noodweersituatie. Dat aan het dichtknijpen van de keel, het van de bank afduwen en gieten van de wijn door verdachte weer een wederzijdse verbale ruzie vooraf is gegaan, [benadeelde partij] wist dat verdachte agressie regulatieproblemen had en wist dat ze tijdens die ruzie verdachte verbaal ‘tergde’, doet daar niet aan af. Reeds nu er geen sprake was van een wederrechtelijke aanval van [benadeelde partij] kan het beroep op noodweer(-exces) niet slagen.
Psychische overmacht
De militaire kamer verwerpt het beroep van de verdediging op psychische overmacht nu niet aannemelijk is gemaakt dat bij verdachte, ten tijde van het gepleegde delict, sprake was van een zodanig acute vorm van stress of dwang dat hij daaraan geen weerstand heeft kunnen of behoeven te bieden zodat hij het feit wel moest plegen. Noch uit de eigen verklaring, noch uit de rapportages van de deskundigen en het verhandelde ter terechtzitting is aannemelijk geworden dat er sprake is geweest van een onmiddellijke van buiten komende drang waaraan verdachte geen weerstand kon bieden. Hetgeen verdachte en [benadeelde partij] hebben verklaard over het tergen van de zijde van [benadeelde partij] is daartoe onvoldoende.
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht op te leggen , ook als dit een behandeling inhoudt bij een Forensische Polikliniek of een soortgelijke instelling, zulks met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging pleit voor - voor zover de militaire kamer tot strafoplegging komt - het opleggen van een geheel voorwaardelijke straf of meer subsidiair een taakstraf.
Beoordeling door de militaire kamer
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 4 december 2012; en
• een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, d.d. 28 februari 2013, betreffende verdachte; en
• een multidisciplinair rapport van [psycholoog], psycholoog, gedateerd 22 januari 2012 en van [psychiater], psychiater, gedateerd 5 april 2013.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zijn voormalige vriendin mishandeld, onder meer door haar te schoppen, te duwen en bij haar haren vast te pakken. Geweld binnen een relatie houdt meer in dan het toebrengen van pijn of letsel in lichamelijke zin aan de ex-partner. Ook in emotionele zin wordt er door dergelijk gedrag grote schade aangebracht bij het slachtoffer. Dat dit ook bij het onderhavige slachtoffer het geval is blijkt uit haar slachtofferverklaring.
Uit het aangehaalde uittreksel uit het algemeen documentatieregister blijkt tevens dat verdachte reeds eerder ter zake van geweldsdelicten is veroordeeld.
De militaire kamer houdt voorts rekening met hetgeen in het psychiatrisch en het psychologisch onderzoek is gerapporteerd. In het psychiatrisch onderzoek is dat er bij verdachte sprake is van een posttraumatisch stresssyndroom, die maakt dat verdachte op bepaalde momenten de controle over zijn agressie kwijtraakt, met name binnen de relatiesfeer. Ten tijde van deze mishandeling was verdachte in verminderde mate in staat om weerstand te bieden aan impulsen om het gedrag te vertonen dat hem ten laste is gelegd, waardoor hij verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
In het voordeel van verdachte rekent de militaire kamer voorts de door verdachte ter terechtzitting uitgesproken spijtbetuiging over het gebeurde. Bovendien heeft verdachte bij eerdere behandelingen laten zien dat hij het maximale uit zijn behandelingen wil halen. Ook ter terechtzitting toont verdachte zich gemotiveerd om aan zijn problematiek te werken en heeft daartoe zelf al initiatieven genomen.
De behandelingen die verdachte in het verleden heeft ondergaan hebben evenwel niet voorkomen dat verdachte, binnen een nog lopende proeftijd, recidiveert. De militaire kamer acht behandeling van verdachte noodzakelijk, teneinde te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst wederom schuldig zal maken aan soortgelijke feiten. De militaire kamer zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest en waarbij aan het voorwaardelijke deel een proeftijd van drie jaren is gekoppeld en waaraan de bijzondere voorwaarden verbonden zijn, dat verdachte zich gedurende die proeftijd zal laten behandelen aan zijn posttraumatisch stresstoornis en agressieproblematiek. De militaire kamer gaat daarbij iets boven de strafeis van de officier van justitie uit opdat – in samenhang met de hierna aan de orde komende vordering tenuitvoerlegging – voldaan wordt aan het bepaalde in de artikelen 14g juncto het tweede lid van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.119,48.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot betaling van het bedrag van € 1.119,48 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 21 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de vordering niet-ontvankelijk te verklaren omdat deze niet van eenvoudige aard is. In civielrechtelijke zin kan benadeelde partij eigen schuld worden verweten op grond waarvan zij gehouden is haar eigen materiële en immateriële schade (deels) te dragen. De verdediging betwist voorts de kosten voor psychische behandeling omdat [benadeelde partij] reeds in verband met haar verleden een eerdere behandeling onderging en de immateriële kosten omdat deze niet in overeenstemming zijn met de geldende vergoedingen. Daarnaast zijn onterecht reiskosten opgevoerd en worden kosten opgevoerd die door de zorgverzekeraar worden vergoed.
Beoordeling door de militaire kamer
De verdachte heeft de vordering van [benadeelde partij] (gedeeltelijk) weersproken. De militaire kamer verwerpt het eigen schuld verweer als onvoldoende gemotiveerd. Dat de schade deels voortvloeit uit het handelen van [benadeelde partij] volgt niet uit de stukken. Voorts is onvoldoende onderbouwd dat de medicijnen - oxacepam - door een zorgverzekeraar worden vergoed. De militaire kamer acht, na een nadere toelichting van de zijde van benadeelde partij ter terechtzitting de vordering ten aanzien van de gemaakte reiskosten, zowel wat betreft het aantal reizen als de vergoeding, voldoende onderbouwd en aannemelijke gemaakt. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
Aan de benadeelde partij is door het onder feit II bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Het gevorderde bedrag van € 850,00 wegens immateriële schade is voldoende onderbouwd en komt de militaire kamer redelijk voor zodat ook dit deel van de vordering wordt toegewezen.
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 7 oktober 2012 en aan de vordering zal de schadevergoedingsmaatregel worden gekoppeld.
6b. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting acht de militaire kamer de feitelijke grondslag van de vordering van de officier van justitie juist. In plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf te gelasten, zal de militaire kamer een werkstraf van 90 uren gelasten, bij het niet voldoen te vervangen door 45 (vijfenveertig) dagen hechtenis. Nu in de hoofdzaak een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt opgelegd, staat het bepaalde in artikel 14g juncto het tweede lid van artikel 22b van het wetboek van strafrecht aan deze omzetting niet in de weg. De militaire kamer overweegt daarbij dat in dit geval afwijking van 22b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht geboden is gezien de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de omstandigheid dat tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf de recidivebeperkende behandeling van zijn posttraumatische stresstoornis en agressieproblematiek, zoals opgenomen in de bijzondere voorwaarden in de hoofdzaak, zou frustreren.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 22b, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 63, 300 van het Wetboek van Straf¬recht.
8. De beslissing
De militaire kamer, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 60 (zestig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 58 (achtenvijftig) dagen niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich gedurende de proeftijd van 3 jaar onder behandeling zal stellen van een Forensische polikliniek op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn posttraumatische stressstoornis en agressieproblematiek;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [benadeelde partij] te betalen € 1.119,48 (zegge: éénduizendhonderdnegentien euro en achtenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], te betalen € 1.119,48 (zegge: éénduizendhonderdnegentien euro en achtenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 21 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 05/800403-10
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken dat veroordeelde een werkstraf voor de duur van 90 (negentig) uren zal verrichten.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid. De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast en stelt deze vervangende hechtenis vast op 45 (vijfenveertig) dagen.
Aldus gewezen door:
mr. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. J.M.J.M. Doon (rechter) en kolonel mr. J. Wiersma (militair lid), in tegenwoordigheid van mr. M.W.M. Heutinck, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 april 2013.