Parketnummer : 05/800224-12
Datum zitting : 15 april 2013
Datum uitspraak : 26 april 2013
Vonnis van de militaire kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman: mr. M.P.K. Ruperti, advocaat te Amersfoort.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 31 maart 2012 te Curaçao opzettelijk brand heeft gesticht
aan en/of bij de toegangsdeur van de legeringskamer nummer [nr], gelegen in het
legeringsgebouw LAKM2, gelegen op de Marinebasis Parera aan de Florence
Nightingaleweg Z/N, immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar opzettelijk
brandbaar materiaal en/of brandbare vloeistof op enigerlei vorm of wijze
aangebracht/gegoten/geplaatst en/of vervolgens dit materiaal en/of die
vloeistof tot ontbranding gebracht en/of laten komen, in elk geval
opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen)
tengevolge waarvan genoemde toegangsdeur van legeringskamer [nr] van het
legeringsgebouw LAKM2 op de Marinebasis Parera te Curaçao geheel of
gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of
anderen, te weten zich in de belendende en/of bovenliggende legeringskamer(s)
in genoemd legeringsgebouw bevindende personen en/of terwijl daarvan gemeen
gevaar voor goederen te duchten is geweest, te weten voormelde legeringskamer
en/of belendende legeringskamers en de zich daarin bevindende inboedel en/of
goederen;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 31 maart 2012 te Curaçao opzettelijk heeft vernield de
toegangsdeur van de legeringskamer nummer [nr], gelegen in het legeringsgebouw
LAKM2, gelegen op de Marinebasis Parera aan de Florence Nightingaleweg Z/N,
immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar opzettelijk brandbaar materiaal
en/of brandbare vloeistof op enigerlei vorm of wijze
aangebracht/gegoten/geplaatst en/of vervolgens dit materiaal en/of die
vloeistof tot ontbranding gebracht en/of laten komen, in elk geval opzettelijk
(open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen) tengevolge
waarvan genoemde toegangsdeur van legeringskamer [nr] van het legeringsgebouw
LAKM2 op de Marinebasis Parera te Curaçao geheel of gedeeltelijk is verbrand,
in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te weten zich in de
belendende en/of bovenliggende legeringskamer(s) in genoemd legeringsgebouw
bevindende personen en/of terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te
duchten is geweest, te weten voormelde legeringskamer en/of belendende
legeringskamers en de zich daarin bevindende inboedel en/of goederen;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 15 april 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.P.K. Ruperti, advocaat te Amersfoort.
De officier van justitie, mr. J.C. Stikkelman, heeft gerekwireerd.
Verdachte en raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 31 maart 2012 heeft verdachte op Curaçao in het legeringsgebouw LAKM2, gelegen op de Marinebasis Parera aan de Florence Nightingaleweg Z/N omstreeks 02:30 uur opzettelijk een kwart liter brandbare vloeistof, te weten NAFTA, tegen de toegangsdeur van de legeringskamer nummer [nr] gegooid waarvan hij wist dat daarin zijn groepscommandant [naam groepscommandant] (verder: [naam groepscommandant]) samen met een collega wachtmeester ([naam wachtmeester]) gelegerd was . Vervolgens heeft hij met een aansteker de vloeistof aangestoken. Hierna is verdachte weggerend . De deur van kamer [nr] van LAKM2 heeft brandschade .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit, te weten, opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen te duchten is.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake was van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel. Hiertoe heeft de verdediging aangevoerd dat het levensgevaar voor een ander voor verdachte niet voorzienbaar noch concreet was op het moment van de brandstichting.
Beoordeling door de militaire kamer
Gemeen gevaar voor goederen
De militaire kamer acht het een feit van algemene bekendheid dat het aansteken van een met een kwart liter NAFTA begoten deur van een legeringskamer het gevaar veroorzaakt dat de brand ook de binnenzijde van die deur bereikt en gevaar veroorzaakt voor de zich aan de binnenzijde van die deur bevindende goederen van de gebruikers van die kamer, in dit geval [naam groepscommandant] en zijn collega [naam wachtmeester]. [naam groepscommandant] heeft gezien dat, kennelijk als gevolg van de brand, ook de binnenzijde van de deur en de vloer bij de deur geblakerd waren en dat de kamer vol rook stond . De rechtbank acht daarmee bewezen dat door de brandstichting gemeen gevaar voor goederen is ontstaan.
Gemeen gevaar voor personen
De legeringskamer waar de brand is gesticht maakt deel uit van een legeringsgebouw waarin militairen gelegerd zijn. Getuige [getuige1] die na het horen van het brandalarm bij de desbetreffende deur is gaan kijken heeft gezien dat uit de naast gelegen kamer een aantal vrouwen kwam . Hieruit volgt dat er ook ten tijde de brandstichting personen in de directe nabijheid van de desbetreffende kamer aanwezig waren.
De militaire kamer is van oordeel dat het een feit van algemene bekendheid is dat een binnenbrand die is ontstaan door het aansteken van een brandbare vloeistof zich zeer snel kan ontwikkelen en kan overslaan naar naastgelegen kamers en goederen en als zodanig een levensgevaar vormt eventuele aanwezigen. Dat de onderhavige brand uit zichzelf is gedoofd, maakt dit niet anders. Daarbij komt dat er een flinke rookontwikkeling in kamer [nr] geconstateerd werd .
Nu er in de aangrenzende kamers mensen aanwezig waren hetgeen, gelet op de functie van het gebouw en het tijdstip van de brand, ook te verwachten was, is de militaire kamer dan ook van oordeel dat levensgevaar voor personen te duchten was en dat dat levensgevaar ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. In dit verband is het, in tegenstelling tot wat de raadsman heeft aangevoerd, niet van belang dat verdachte zelf dat gevaar wellicht niet heeft voorzien.
Conclusie
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 31 maart 2012 te Curaçao opzettelijk brand heeft gesticht aan de toegangsdeur van de legeringskamer nummer [nr], gelegen in het legeringsgebouw LAKM2, gelegen op de Marinebasis Parera aan de Florence Nightingaleweg Z/N, immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar opzettelijk brandbare vloeistof gegoten/geplaatst en/of vervolgens die vloeistof tot ontbranding gebracht tengevolge waarvan genoemde toegangsdeur van legeringskamer [nr] van het legeringsgebouw LAKM2 op de Marinebasis Parera te Curaçao gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen, te weten zich in de belendende legeringskamer(s) in genoemd legeringsgebouw bevindende personen en/of terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest, te weten voormelde legeringskamer en/of belendende legeringskamers en de zich daarin bevindende inboedel en/of goederen;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt behandeling bij [instelling] of een soortgelijke instelling, en voorts tot het verrichten van 240 uren werkstraf subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de militaire kamer verzocht geen onvoorwaardelijke vrijheidstraf op te leggen. De raadsman heeft hiertoe verwezen naar het advies van de psycholoog om verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten alsmede het feit dat verdachte inmiddels is ontslagen bij het Ministerie van Defensie en hij thans tracht een eigen bedrijfje op te starten.
Beoordeling door de militaire kamer
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 11 juni 2012; en
• een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 27 september 2012, betreffende verdachte;
• een monodisciplinair rapport van mr. drs. [psycholoog] , psycholoog, gedateerd 10 april 2013;
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft ‘s nachts opzettelijk brand gesticht bij de toegangsdeur van legeringskamer [nr], de kamer van [naam groepscommandant] en [naam wachtmeester] van het legeringsgebouw LAKM2 en hij heeft hiervoor het uiterst brandbare NAFTA gebruikt. Verdachte heeft met zijn handelen niet alleen gevaar veroorzaakt voor goederen, maar ook voor de militairen die op dat moment elders in het legeringsgebouw aanwezig waren.
Verdachte is na het aansteken van de brand weggerend. Enkel vanwege het feit dat het vuur uit zichzelf is gedoofd,is deze zaak goed is afgelopen. De materiële schade is beperkt gebleven en er zijn geen doden of gewonden gevallen. Verdachte heeft verklaard dit te hebben gedaan om [naam groepscommandant] te laten schrikken, om hem terug te pakken voor iets wat er eerder die avond tussen hen was gebeurd . De militaire kamer neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat hij om zijn frustraties te uiten en, zonder enige rekening te houden met de mogelijke gevolgen van zijn handelen voor anderen, opzettelijk op deze wijze brand heeft gesticht.
De militaire kamer houdt rekening met het feit dat verdachte een first offender is en dat hij is ontslagen bij het Ministerie van Defensie alsmede met de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De militaire kamer houdt voorts rekening met het voornoemde door psycholoog (naam) opgemaakt rapport, waarin wordt geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheid met narcistische trekken. Er is geen ziekelijke stoornis van de geestvermogens geconstateerd. Tevens stelt de psycholoog vast;
“Ten aanzien van het tenlastegelegde staat de verhoogde krenkbaarheid van de persoonlijkheid van betrokkene voorop. (…) Het tenlastgelegde behelst een opeenstapeling van irritaties bij betrokkene over het weinig respectvolle gedrag van het slachtoffer jegens hem. Betrokkene is niet goed in staat om deze irritaties op een adequate en sociaal harmonieuze manier af te laten vloeien.(…) Betrokkene moet in staat worden geacht om de ontremmende werking van alcohol op zijn gevoelsleven te kennen. Hij is daarentegen niet goed in staat om voornoemde narcistische dynamiek te beheersen, met als gevolg dat hij in reactie op een krenking op impulsieve wijze, opgeblazen en enigszins agressief kan reageren, waarbij alcohol gebruik, zoals gesteld, nog extra ontremmend op zijn gevoelsleven werkt. (…) Onderzoeker acht betrokkene enigszins verminderd toerekeningsvatbaar. Tezamen met het feit dat hij niet in staat kan worden geacht om zelfstandig verandering te kunnen brengen in de geconstateerde psychische problematiek wordt de kans op herhaling als licht verhoogd ingeschat. (…) Ten aanzien van de geconstateerde psychische problematiek is behandeling geïndiceerd. (…) Gedacht zou kunnen worden aan een delictsscenarioprocedure waarbij het tenlastegelegde uitgangspunt vormt van de behandeling. Naar aanleiding van het delictscenario worden dan nadere behandeldoelen opgesteld. Betrokkene zou een dergelijke behandeling opgelegd kunnen krijgen bij een instelling als [instelling], forensisch psychiatrische polikliniek te [vestigingsplaats]. (…) “
Alles afwegende acht de militaire kamer een straf zoals door de officier van de justitie is geëist te weten een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf voor de duur van 240 uur, passend en geboden.
Gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden en hetgeen in de psychologische rapportage en reclasseringsrapportage is opgenomen, worden aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden verbonden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering en dat verdachte deel zal nemen aan behandeling bij [instelling] dan wel een soortgelijk instelling.
De militaire kamer is van oordeel dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven kleding en het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven paspoort die toebehoren verdachte aan verdachte zullen moeten worden teruggegeven.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 91 en 157 van het Wetboek van Strafrecht alsmede artikel 4 van het Wetboek van Militair Strafrecht.
De militaire kamer, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet tenuitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Wetboek van Straftrecht.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. dat veroordeelde zich binnen vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij de bureaudienst van de afdeling toezicht van Reclassering Nederland, [adres]. Waarna veroordeelde zich moet blijven melden zo frequent en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
5. zich, gelet op de samenhang van zijn mogelijke persoonlijkheidsproblematiek met het criminele gedrag, ambulant laat behandelen bij [instelling], een forensisch psychiatrische polikliniek in [vestigingsplaats]. Indien Reclassering Nederland het nodig acht dat veroordeelde zich in een andere ambulante instelling moet laten behandelen dient veroordeelde daar zijn medewerking aan te verlenen.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde daarbij te begeleiden.
het verrichten van een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten 28 (achtentwintig) uren, zijnde 14 (veertien) dagen hechtenis.
Beveelt de teruggave van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen aan de veroordeelde, te weten: zijn paspoort, kleding bestaande uit een centuur, schoenen, sokken, overhemd, broek
Aldus gewezen door:
mr. J.M.J.M. Doon (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen (rechter) en kapitein ter zee van administratie mr. F.N.J. Jansen, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. J.M.B. Moll van Charante, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 april 2013.