ECLI:NL:RBGEL:2013:BZ8821

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
05/901312-11 en 10/812361-11 (tul
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting voor viertal mannen na tegenstrijdige verklaringen van het slachtoffer

In de zaak voor de Rechtbank Gelderland, uitgesproken op 26 april 2013, is een viertal mannen vrijgesproken van de beschuldiging van verkrachting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangifte van het slachtoffer, die op 6 november 2011 in Arnhem plaatsvond, op essentiële punten inconsistent was. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer, die onder invloed van alcohol en drugs was, als onbetrouwbaar beoordeeld. Er waren meerdere contra-indicaties in het dossier die de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten ondersteunden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor dwang, zoals vereist onder artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van goederen van het slachtoffer, waaronder een mobiele telefoon en een televisie. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank een schadevergoeding heeft vastgesteld voor de ontvreemde goederen en parkeerkosten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak, waarbij de rechtbank de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummers : 05/901312-11 en 10/812361-11 (tul)
Datum zittingen : 24 april 2012, 11 december 2012 en 16 april 2013
Datum uitspraak : 26 april 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Gelderland
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
gedetineerd (uah) : [PI]
raadsvrouw : mr. S.S. Zijderveld, advocaat te Wageningen.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 november 2011 te Arnhem, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, door geweld of een andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [benadeelde partij] heeft
gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij], te weten zijn/hun penis(sen) brengen in haar vagina en/of anus en/of mond en/of een deodorantbusje brengen in haar vagina, welk geweld of andere feitelijkheid
en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijkheid hierin heeft/hebben
bestaan dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk genoemde [benadeelde partij] haar slaapkamer in heeft/hebben geduwd en/of op haar bed
heeft/hebben gedrukt en/of aan haar haren heeft/hebben getrokken;
2.
hij op of omstreeks 6 november 2011 te Arnhem, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (BlackBerry) en/of een
televisie en/of een of meerdere (2) laptop(s) en/of een hoeveelheid geld, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
1a. De vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 10/812361-11).
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 16 april 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. S.S. Zijderveld, advocaat te Wageningen.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd: [benadeelde partij].
De officier van justitie, mr. B. Molenaar heeft gerekwireerd.
De verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van feit 1
Vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op 6 november 2011 te Arnhem is verdachte aanwezig geweest bij een aantal seksuele handelingen die anderen verrichtten met [benadeelde partij], welke handelingen bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij], te weten hun penissen brengen in haar vagina en anus en mond en een deodorantbusje brengen in haar vagina.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit, gelet op het feit dat er sprake is geweest van dwang. Verdachte en de medeverdachten ondersteunen het verhaal van aangeefster dat zij in eerste instantie met [verdachte] (verdachte) had afgesproken.
Aangeefster belt na het incident met 112. Zij is gedurende deze 112-melding en ook in het gesprek met de meldkamer erg overstuur. Deze gesprekken hebben direct plaatsgevonden na het incident wat maakt dat aangeefster geen tijd had om een verhaal te bedenken. Voorts is zij consistent in haar verhaal. Daarnaast heeft de arts die aangeefster onderzocht, niet kunnen uitsluiten dat er geen sprake is geweest van dwang. Verder is het niet aannemelijk dat aangeefster deze jongens mee naar huis neemt en vrijwillig seks met hen heeft, terwijl ze hen niet kent.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft gepleit voor vrijspraak van het tenlastegelegde. Zij is van mening dat de dwang niet bewezen kan worden gelet op de tegenstrijdigheden in de verklaring van aangeefster. Ook haar psyche geeft aanleiding om aan haar verhaal te twijfelen. De video-opname met de Blackberry geeft aan dat aangeefster het vrijwillig deed. Daar komt bij dat bij het medisch onderzoek geen letsels of afwijkingen zijn geconstateerd.
Het verhaal van de verdachte en de medeverdachten komt overeen en vindt zelfs steun in de verklaringen van de vriendinnen van aangeefster.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat door verdachte en zijn medeverdachten niet wordt ontkend dat er tussen in ieder geval de medeverdachten en aangeefster seksuele handelingen hebben plaatsgevonden die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster. Betwist wordt echter dat er sprake zou zijn geweest van dwang, hetgeen, aldus het bepaalde in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht, kan bestaan uit geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid. Van dwingen is sprake wanneer men toelaat wat men zonder dwang niet zou hebben toegelaten. Van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht kan slechts sprake zijn indien de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer de handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Vorenstaande moet bovendien volgen uit de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
De rechtbank acht, voor de beantwoording of er sprake was van dwang, een aantal aspecten van belang. De aangifte vormt het vertrekpunt van het strafrechtelijk onderzoek. De rechtbank stelt vast dat aangeefster op essentiële punten wisselende verklaringen heeft afgelegd. Voorts stelt de rechtbank vast dat er meerdere contra indicaties uit het dossier naar voren komen.
De verklaring van aangeefster
Aangeefster heeft wisselend verklaard over een aantal punten. Zo verklaart zij niet consistent over hoe zij en de verdachten naar haar huis zijn gegaan en hoe ze binnen zijn gekomen in haar huis.
Tijdens de 112-melding zegt aangeefster dat zij een jongen van het uitgaan mee naar huis heeft genomen en dat zijn vrienden hen gevolgd zijn en haar in haar woning naar binnen hebben geduwd. Ze verklaart dat ze hebben geprobeerd om aan haar te zitten en haar TV en telefoon hebben gejat. Ook zegt ze dat ze alles van haar lijf hebben gerukt. Wanneer de vrouw van de meldkamer vraagt of ze dan dus eigenlijk verkracht is antwoordt ze met ‘ja’. Ze verklaart dat [verdachte] even moest bellen en dat zijn vrienden haar toen naar binnen duwden en dat ze binnen is misbruikt door de mannen. Wanneer de politie ter plaatse komt, verklaart ze dat ze met [verdachte] en drie andere jongens in een blauwe auto naar haar woning is gereden. Dan verklaart ze ook dat ze de andere jongens vrijwillig binnen heeft gelaten om te ontnuchteren. Ze verklaart dat ze door minimaal twee jongens waaronder door [verdachte] is gepenetreerd. In een nader verhoor verklaart aangeefster dat ze met [verdachte] op de achterbank van de auto zat en dat ze druk met hem was; hij zat met zijn hand in haar broek en ze waren aan het zoenen.
De verklaring van aangeefster is niet consistent, voorts komt hij niet overeen met de overige verklaringen.
De verdachte en medeverdachten verklaren over de handelingen die zij hebben verricht met aangeefster en geven aan wat zij met haar gedaan hebben. Deze verklaringen komen op essentiële punten overeen, te weten wie welke handelingen verricht heeft met aangeefster en hoe de avond is verlopen.
Getuige [getuige], vriendin van aangeefster, verklaart dat ze zag dat aangeefster met alle vier de verdachten aan het flirten was. Zij verklaart ook dat de verdachte en medeverdachten na afloop van het feest bij de Luxor vroegen of zij en [naam] mee wilden. Deze getuige verklaart dat ze aan aangeefster vroeg of ze zeker wist dat ze de vier mannen mee naar huis zou nemen. Aangeefster zei dat als ze er drie kon hebben, ze er ook wel vier aan zou kunnen. Ter terechtzitting d.d. 11 december 2012 verklaart aangeefster hierover dat ze dit soort dingen- en ook dat ze voor vijf of tien telt- misschien gezegd heeft door de alcohol. Aangeefster had een fles wodka en wijn op. Voorts had ze jointjes gerookt.
Contra indicaties:
Naast de wisselende verklaringen van aangeefster zijn er enkele contra indicaties waarmee de rechtbank rekening houdt in haar overweging.
Alcohol
Op de bewuste avond had aangeefster een grote hoeveelheid alcohol genuttigd en joints gerookt. Het geheel was een beetje "een waas". Bij de politie verklaart aangeefster dat zij van alcohol losser wordt en seksueel ontremd raakt. Aangeefster is dan op zoek naar aandacht. Ze spreekt wel eens vaker af met jongens die ze niet goed kent en heeft daar dan ook seks mee.
Filmpje met de Blackberry
Een andere contra indicatie betreft het filmpje dat door verdachte met zijn Blackberry gemaakt is. Het is verdachte geweest die over dit filmpje is begonnen en dit overhandigd heeft aan de politie. Dit spreekt in het voordeel van de verdachte en zijn medeverdachten. Op het filmpje zijn vage beelden te zien. Duidelijk is te horen dat aangeefster op kalme en beheerste toon spreekt. Aangeefster zegt op deze beelden dat de verdachten alles met haar mogen doen, maar dat er niet gefilmd gaat worden.
Lawaai
Aangeefster heeft verklaard dat zij die nacht keihard gegild heeft terwijl de verdachten seks met haar hadden. Verdachte en zijn medeverdachten geven aan dat dit niet gebeurd is. Getuige [getuige 2] zegt dat de buren het normaal gelijk horen als hij en aangeefster lawaai maken. De buren hebben echter niets gehoord de bewuste nacht.
Getuige [getuige 3], een huisgenoot van aangeefster, verklaart dat hij niets gehoord heeft, behalve dat hij wel gehoord heeft dat er mensen op de gang aan het praten waren.
Letsel en verwondingen
Uit het dossier blijkt dat aangeefster volgens getuigen verschillende malen verklaard heeft dat zij helemaal kapot was van onder, dat ze in het ziekenhuis heeft gelegen en dat zij medicijnen had gekregen. Echter de arts heeft geen letsel aangetroffen. Waar de officier van justitie stelt dat de arts niet heeft kunnen uitsluiten dat het niet vrijwillig was, merkt de rechtbank op dat uit de verklaring van de arts blijkt dat hij nagenoeg geen verwondingen constateert. Hoewel bij een verkrachting, anaal of vaginaal, bepaalde verwondingen kenmerkend zijn, had aangeefster niet een van deze verwondingen. Slechts één rode plek is ontdekt welke ook ontstaan zou kunnen zijn door vrijwillige seks. Gelet op de bruutheid waarop de verdachten volgens aangeefster met haar zijn omgegaan, stemt dit gegeven niet overeen met haar verklaring.
112 melding
Uit de opnames van de 112 melding komt naar voren dat aangeefster sterk de nadruk legt op de gestolen spullen. Het is de medewerker van de meldkamer die voor het eerst de mogelijkheid van verkrachting oppert, hetgeen dan door aangeefster wordt beaamd. Dit is opmerkelijk te noemen, gelet op hetgeen zij verklaart wat er nog meer gebeurd is.
De afloop
Een buurman, [buurman], heeft aangeefster horen roepen: "Nu hebben jullie mij geneukt en nu jatten jullie mijn spullen, waarom flikken jullie mij dit." Hij zag toen enkele jongens naar buiten lopen, aangeefster liep achter hen aan en vroeg haar telefoon terug. Hij hoorde haar zeggen: "Ik haal jullie binnen en nu nemen jullie mijn spullen mee."
Conclusie
De verklaring van aangeefster over de dwang vindt onvoldoende steun in de overige bewijsmiddelen. De rechtbank is zich er van bewust dat, ook al zou aangeefster, naar eigen zeggen, een losbandig leven hebben geleid en een nagenoeg onbekende jongen mee naar huis hebben genomen om seks mee te hebben, zulks niet meebrengt dat zij niet tegen haar zin tot seks kan worden gedwongen. Echter, het voorgaande in onderling verband en samenhang beschouwd, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat er sprake is geweest van dwang. De seks heeft op vrijwillige basis plaatsgevonden en het heeft er sterk de schijn van dat aangeefster achteraf erg boos en in de war was, vooral doordat haar spullen werden meegenomen door verdachten. De hiaten in haar verklaringen enerzijds en de consistentie en overeenkomsten in de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten anderzijds brengen mee, mede gezien de hiervoor aangeduide contra-indicaties, dat er onvoldoende overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde (groeps)verkrachting.
3.2 Bewezenverklaring
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [benadeelde partij], p. 108;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 december 2012.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
2.
hij op 6 november 2011 te Arnhem, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (BlackBerry) en een
televisie en een laptop toebehorende aan [benadeelde partij].
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
‘Diefstal’
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden op te leggen reclasseringstoezicht, en voorts met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling heeft de officier van justitie gevorderd de tenuitvoerlegging van 2 maanden gevangenisstraf met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht die door de politierechter Rotterdam op 26 augustus 2011 voorwaardelijk is opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 06 maart 2013; en
• een voorlichtingsrapportage van Stichting Reclassering Nederland, d.d. 2 juli 2012, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Door op deze wijze te werk te gaan, heeft verdachte het slachtoffer op een zeer vervelende manier benadeeld. Zij bevond zich immers in een uiterst kwetsbare positie.
Hier staat tegenover dat verdachte op een zware manier gestraft is door de verdenkingen die op hem hebben gerust en het proces voorafgaand aan de zitting.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
6a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade. Ter zitting is de vordering vermeerderd.
De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert een bedrag van € 7.138,40 aan schade, bestaande uit € 2.138,40 aan materiële kosten zijnde reiskosten, parkeerkosten, telefoonkosten, schade aan kleding en dekbed, verhuiskosten, kosten therapie en proceskosten. Hier komt nog bij een bedrag van € 650,- aan ontvreemde goederen. Voorts vordert ze een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 5.450,96 hoofdelijk moet worden toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 99 dagen hechtenis.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij, voor zover die betrekking heeft op de ontvreemde spullen, tot een bedrag van € 650,- moet worden toegewezen.
Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij heeft de verdediging opgemerkt dat er geen verband is tussen de opgevoerde schade en de diefstal.
Materiële schade
De rechtbank stelt vast dat het bedrag van € 7.138,40 met name ziet op de kosten die verband houden met feit 1. Nu de rechtbank enkel voor feit 2 tot een bewezenverklaring komt, zal zij het overgrote deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank is van mening dat benadeelde partij wel recht heeft op een deel van vergoeding van de parkeerkosten, nu deze kosten (mede) gemaakt zijn ten aanzien van feit 2. De rechtbank maakt dan ook gebruik van haar bevoegdheid de omvang van de schade te schatten en is van oordeel dat in ieder geval een bedrag van € 20,- voor parkeerkosten aan schadevergoeding op zijn plaats is zodat zij dit bedrag zal toewijzen aan de benadeelde partij. Voor vergoeding komt voorts in aanmerking het verlies van de gestolen goederen. De waarde daarvan is gesteld op € 350 voor de tv, € 150 voor de telefoon en € 150 voor de laptop. Daartegen is door de verdediging geen verweer gevoerd. Deze bedragen komen de rechtbank niet onredelijk voor en dit deel van de vordering zal worden toegewezen.
Ten aanzien van de opgevoerde proceskosten merkt de rechtbank op dat dit de kosten betreffen die door de benadeelde partij en de verdachte gemaakt zijn ten behoeve van de tenuitvoer¬legging. Deze kosten betreffen dus geen rechtstreekse schade in de zin van artikel 361, tweede lid en onder b van het Wetboek van Strafvordering. De proceskosten zullen worden begroot conform het liquidatietarief van de rechtbank.
Immateriële schade
De rechtbank acht onvoldoende bewezen dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde handelen van verdachte (de diefstal) immateriële schade heeft geleden en dat zij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade. Naar het oordeel van de rechtbank ziet deze kostenpost niet op de schade die door benadeelde partij is geleden ten aanzien van feit 2. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
Voor het toewijsbare deel van de vordering geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplichting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebedrag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij.
6b. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank de feitelijke grondslag van de vordering van de officier van justitie juist. Zij zal derhalve de tenuitvoerlegging gelasten van de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter Rotterdam d.d. 26 augustus 2011, onder parketnummer 10/812361-11.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14g, 14h, 14i, 14j, 27, 36f, 310 van het Wetboek van Straf¬recht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [benadeelde partij], te betalen € 670,- (zeshonderdenzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
6 november 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot een bedrag van € 544,50.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], te betalen € 670,- (zeshonderdenzeventig euro) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 november 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 8 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter Rotterdam, d.d. 26 augustus 2011, onder parketnummer 10/812361-11.
Aldus gewezen door:
mr. M.M.L.A.T. Doll (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. G.J.M. van Wijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. Miedema en R. van Dijk, griffiers.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 april 2013.