vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
zaaknummer / rolnummer: C/05/208850 / HA ZA 10-2416
de stichting
STICHTING GEDUPEERDEN MIRZON,
gevestigd te Driebergen-Rijsenburg (Gemeente Utrechtse Heuvelrug),
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. H.J. Bos te Amsterdam,
1. de rechtspersoon naar het recht van Roemenië
MIRZON INVEST S.R.L.,
gevestigd te Oraedea, Roemenië,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
2. de rechtspersoon naar het recht van Roemenië
MIRZON INTERMEDIAR S.R.L.,
gevestigd te Oraedea, Roemenië,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
3. de rechtspersoon naar het recht van Roemenië
MIRZON IMOBILIARE S.R.L.,
gevestigd te Oraedea, Roemenië,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
4. de rechtspersoon naar het recht van Roemenië
SALVADAR INVESTMENT S.R.L.,
gevestigd te Oraedea, Roemenië,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
5. de rechtspersoon naar het recht van Roemenië
MIRZON PROIECT S.R.L.,
gevestigd te Oraedea, Roemenië,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
6. ARKANSEL KAYMAZ,
wonende te Velp, gemeente Rheden,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat voorheen mr. J. Hagers, thans mr I. Wassenaar te Amsterdam.
Partijen zullen hierna SGM en Mirzon Invest c.s. genoemd worden. De gedaagde partijen in conventie en eiser in reconventie worden ook aangeduid als Mirzon Invest, Mirzon Intermediar, Mirzon Imobiliare, Salvadar, Mirzon Proiect en [gedaagde in conventie sub 6].
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 december 2012
- de akte uitlating schade van SGM
- de antwoordakte van [gedaagde in conventie sub 6].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in conventie
2.1. Bij het vonnis van 5 december 2012 is SGM in de gelegenheid gesteld zich op een aantal onderdelen uit te laten. Dit betreft achtereenvolgens de positie van Mirzon Invest en Mirzon Intermediar en de bedragen van de schade die volgens SGM in verband met de onderscheiden projecten is geleden.
2.2. Allereerst zal het algemene verweer dat [gedaagde in conventie sub 6] naar voren heeft gebracht bij antwoordakte ten aanzien van causaliteit en schade behandeld worden. Het specifieke verweer ten aanzien van de verschillende projecten komt daarna aan de orde.
Het verweer van [gedaagde in conventie sub 6] ten aanzien van de schade en de aansprakelijkheid
2.3. Ten onrechte gaat SGM uit van de situatie dat leninggevers succesvol zouden hebben geïnvesteerd en hun achtergestelde lening met rente terugbetaald kregen, concludeert [gedaagde in conventie sub 6]. In de volgende overwegingen gaat de rechtbank in op de onderdelen van het betoog dat [gedaagde in conventie sub 6] tot deze conclusie brengt.
2.4. De rechtbank passeert de opmerking van [gedaagde in conventie sub 6] dat zij de leenovereenkomsten zo zou hebben uitgelegd dat de leninggevers recht op zekerheid hadden. Zij doet dit op twee gronden. In de eerste plaats heeft de rechtbank de overeenkomsten zo uitgelegd dat de leninggevers recht op nakoming hadden en op nakoming mochten vertrouwen, zoals het algemene beginsel van het contractenrecht – pacta sunt servanda – meebrengt. In de tweede plaats komt aan deze opmerking naast het hierna behandelde geen zelfstandige betekenis toe.
2.5. [gedaagde in conventie sub 6] betwist enerzijds dat de schade van de leninggevers zou bestaan in het uitblijven van de contractueel verplichte contraprestatie en anderzijds betoogt hij dat de schade, als hij al geleden is, hem niet geheel toe te rekenen is. Bij dit laatste geeft hij overigens niet aan in hoeverre dit het geval is. In de volgende overwegingen komen de onderdelen van zijn op dit punt gevoerde betoog aan de orde.
2.6. [gedaagde in conventie sub 6] verwijt SGM, althans haar rechtsvoorgangers, de leninggevers, eigen schuld. Deze heeft meerdere aspecten. Zij hebben geleend aan Roemeense vennootschappen, daarbij geen zekerheid bedongen, en aanvaard dat de terugbetaling afhankelijk werd gesteld van de verkoop van de grondstukken. Dit laatste aspect – de terugbetaling is afhankelijk van de verkoop – acht [gedaagde in conventie sub 6] vervolgens, evenals het achtergestelde karakter van de leningen, relevant voor de vaststelling van de mogelijk geleden schade. De rechtbank zal op de hier bedoelde onderwerpen achtereenvolgens ingaan.
2.7. Dat de leninggevers hebben geleend aan Roemeense vennootschappen staat vast. Indien en voor zover [gedaagde in conventie sub 6] wil betogen dat zij daarmee hun risico hebben vergroot, komt dit geheel voor zijn rekening. Er zijn geen feiten gesteld of gebleken die grond geven aan de veronderstelling dat het riskanter is om met Roemeense vennootschappen in zee te gaan dan met bijvoorbeeld Nederlandse vennootschappen. Het hier bedoelde verweer wordt verworpen.
2.8. Juist is dat de leninggevers geen zekerheid hebben bedongen. Los van het feit dat de rechtbank niet direct inziet welke zekerheid de leninggevers behoed zou kunnen hebben tegen de in het tussenvonnis van 5 december 2012 omschreven wanprestaties, vindt de kennelijk door [gedaagde in conventie sub 6] aangehangen stelling dat de schuldeiser die geen zekerheid bedingt dan ook zelf het risico van niet-nakoming en van onrechtmatig handelen door de bestuurder van een wederpartij moet dragen, geen steun in het recht. Zekerheid voor de crediteur ontslaat de debiteur niet van zijn verplichting tot nakoming. De rechtbank verwerpt dus ook dit verweer.
2.9. [gedaagde in conventie sub 6] stelt dat de leninggevers hebben aanvaard dat de terugbetaling afhankelijk werd gesteld van de verkoop van de grondstukken, welke verkoop in een aantal gevallen niet heeft plaatsgevonden – los, overigens van het feit dat sommige leningnemers niets te verkopen hadden. Hierbij leest [gedaagde in conventie sub 6] de afhankelijkheid van de verkoop als een opschortende voorwaarde. Dit wil zeggen dat de overeenkomst zou inhouden dat er niet terugbetaald zou worden als het grondstuk niet werd verkocht. Dit is evident niet de voor [gedaagde in conventie sub 6] kenbare bedoeling van de leninggevers geweest. De rechtbank verwijst te dezen naar het aloude Plockworst-arrest (ook: Rohatin/van den Muysenberg), HR 21 juni 1918, NJ 1918, 790, waarin met de volgende overweging vaste rechtspraak is gevestigd:
(…) dat, ook wanneer partijen de nakoming van een verbintenis hebben afhankelijk gesteld van een toekomstig feit, dat uit zijn aard onzeker is, het mogelijk is, dat zij desniettemin in een bepaald geval dit onzeker feit enkel als tijdsbepaling hebben bedoeld, uitgaande van de veronderstelling, dat het stellig zal voorvallen en het als zeker denkende, zoodat indien het niet mocht plaats grijpen, de verbintenis daardoor niet zou komen te vervallen (…)
2.10. Overigens zou, als er al sprake zou zijn van een voorwaarde, voor die leningnemers die niet zelf hebben geïnvesteerd, zodat er ook niets te verkopen viel, de regel gelden dat indien de partij die bij de niet-vervulling belang had, de vervulling heeft belet, de voorwaarde als vervuld geldt indien redelijkheid en billijkheid dit verlangen. Van dit laatste is bij de in het vonnis van 5 december 2012 omschreven wanprestaties van de geldleners naar het oordeel van de rechtbank steeds sprake.
2.11. Ook het hier bedoelde verweer verwerpt de rechtbank dus.
2.12. [gedaagde in conventie sub 6] wijst op het achtergestelde karakter van de leningen, een term die in de voorgaande vonnissen enkele malen is gevallen. [gedaagde in conventie sub 6] geeft echter een onjuiste uitleg aan het begrip. Er is sprake van achterstelling in die zin dat de leninggevers als concurrent schuldeisers wijken voor schuldeisers met zekerheden die hen voorrang geven. Dit is geen achterstelling in de zin die [gedaagde in conventie sub 6] bedoelt (zie o.a. art. 3:277 lid 2 BW), maar slechts een toepassing van de hoofdregel dat de preferente schuldeiser voorrang heeft boven de concurrente. Ook het op het achtergestelde karakter van de leningen bedoelde verweer treft dus geen doel. Overigens is gesteld noch gebleken dat schuldeisers met zekerheden in de hier bedoelde zin, wier vorderingen voorrang hebben boven die van de leninggevers, bestaan. Voor het causale verband tussen de tekortkomingen en de onrechtmatige daden enerzijds en de schade anderzijds verwijst de rechtbank naar de tussenvonnissen.
De positie van Mirzon Invest en Mirzon Intermediar (tussenvonnis 2.6)
2.13. In het tussenvonnis is overwogen dat de insolventie van Mirzon Invest en Mirzon Intermediar betekent dat de leningen tegenover hen vervroegd opeisbaar zijn. De rechtbank heeft SGM de gelegenheid geboden haar vorderingen zo nodig op dit punt bij akte te preciseren teneinde onnodige discrepantie tussen haar vorderingen in conventie te vermijden.
2.14. Terecht stelt SGM dat beëindiging van het contract zonder dat er afgelost is, niet betekent dat de rente over het nog niet terugbetaalde bedrag ophoudt te lopen. Gesteld noch gebleken is echter dat de contractuele rente in dat geval krachtens overeenkomst door blijft lopen. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de contractuele rente loopt tot aan de beëindiging van de overeenkomsten en de wettelijke rente over de periode daarna. Wanneer de overeenkomsten beëindigd zijn, is niet zonder meer vast te stellen en daarom kiest de rechtbank daarvoor uit een oogpunt van proceseconomie de datum van dagvaarding, 28 oktober 2010.
Volgens SGM’s vervolgens primair ingenomen standpunt begint de contractuele rente te lopen vanaf het aangaan van de litigieuze overeenkomsten. De rechtbank acht dit beginmoment onjuist en is, gelet op de aard van de overeenkomst van geldlening met rente, van oordeel dat de rente gaat lopen op de dag waarop het toegezegde geldsbedrag aan de geldlener ter beschikking is gesteld.
Project Arad I (tussenvonnis 2.16)
2.15. SGM is in de gelegenheid gesteld bij akte haar vorderingen die verband houden met de investeringen ten behoeve van Arad I nader te onderbouwen en te specificeren.
2.16. [A], [B] en [C] hebben gezamenlijk via Mirzon Invest € 42.000,00 geïnvesteerd (ten onrechte, constateert de rechtbank, is in het vonnis van 14 september 2011 opgenomen dat [A] € 12.000,00 heeft uitgeleend; dit moet € 5.000,00 zijn). Er is geen zicht op rentebetaling of op aflossing van de inmiddels beëindigde geldleningen. Dit leidt tot een vordering tot betaling van € 42.000,00 met primair de contractuele rente daarover vanaf 6 maart 2006, subsidiair de contractuele rente van 6 maart 2006 tot 26 april 2010 en de wettelijke rente vanaf de laatstgenoemde datum.
2.17. Ten aanzien van Arad I is buiten het hierboven behandelde, algemene verweer, geen nader, bijzonder verweer naar voren gebracht.
2.18. Het voorgaande leidt tot toewijzing van de vorderingen op dit onderdeel in voege als hierna onder Slotsom aangegeven.
Project Arad II (tussenvonnis 2.28)
2.19. De rechtbank heeft SGM in de gelegenheid gesteld om aan de hand van hetgeen in het tussenvonnis overwogen en beslist is, aan te geven wat het bedrag is van de schade die [D], [E], [F], [G] B.V. en [H] ten gevolge van het in het vonnis van 5 december 2012 onder 2.26 bedoelde tekortschieten van Mirzon Imobiliare en Mirzon Proiect en onrechtmatig handelen van [gedaagde in conventie sub 6] hebben geleden.
2.20. Verwijzend naar de door de genoemde personen gedane investeringen en de data daarvan, stelt SGM dat een en ander leidt tot een vordering op Mirzon Imobiliare tot betaling van € 275.000,00 met primair de contractuele rente daarover vanaf het aangaan van de overeenkomsten en een vordering op Mirzon Proiect van € 150.000,00 met primair de contractuele rente daarover vanaf het aangaan van de overeenkomsten. De vordering op [gedaagde in conventie sub 6] beloopt volgens haar € 425.000,00 met de wettelijke rente daarover vanaf het aangaan van de overeenkomsten.
2.21. Het verweer van [gedaagde in conventie sub 6] in verband met Arad II bevat kritiek op het vonnis van 5 december 2012. Nu daaruit niet voortvloeit dat de rechtbank door niet op genomen eindbeslissingen terug te komen, tot een feitelijk of juridisch onjuist eindoordeel zal komen – het feit dat [gedaagde in conventie sub 6] het niet met het vonnis eens is, betekent immers niet dat het een of meer onjuiste eindbeslissingen bevat – en de kritiek voor een deel berust op kennelijk onjuiste lezing van het vonnis, passeert de rechtbank dit betoog.
2.22. De rechtbank volgt SGM in haar redenering wat betreft de gevolgen van het tekortschieten van Mirzon Imobiliare en Mirzon Proiect.
2.23. Hiernaast is [gedaagde in conventie sub 6] aansprakelijk voor de gevolgen van zijn in het vonnis van 5 december 2012 omschreven onrechtmatig handelen. De hieruit direct gevolgde schade is gelijk aan het bedrag van de gedane investeringen. Hij zal veroordeeld worden dit te vergoeden met daarover de wettelijke rente vanaf de onderscheiden data van de investeringen.
2.24. Het voorgaande leidt tot toewijzing van de vorderingen op dit onderdeel in voege als hierna onder Slotsom aangegeven.
Project Clujului I (tussenvonnis 2.36)
2.25. SGM heeft de gelegenheid gekregen om aan de hand van het in het tussenvonnis overwogene en besliste aan te geven wat het bedrag is van de schade die [I], [K], [L], De Beleggingsclub Katwijk en J. [H] ten gevolge van het daarin bedoelde tekortschieten en onrechtmatig handelen hebben geleden.
2.26. De investeringen en het uitblijven van terugbetalingen leiden volgens SGM – die in haar akte onder 20 terecht wijst op een verschrijving in het vonnis van 5 december 2012, welke in dit vonnis hersteld is – tot een vordering op Mirzon Intermediar tot betaling van € 90.000,00 en een vordering op Mirzon Invest van € 580.000,00 met over beide primair de contractuele rente over het bedrag van de vordering vanaf het aangaan van de overeenkomsten. De vordering op [gedaagde in conventie sub 6] beloopt volgens haar € 670.000,00 met de wettelijke rente daarover vanaf het aangaan van de overeenkomsten.
2.27. Het verweer van [gedaagde in conventie sub 6] in verband met Clujului I bevat kritiek op het vonnis van 5 december 2012. Nu daaruit niet voortvloeit dat de rechtbank door niet op genomen eindbeslissingen terug te komen, tot een feitelijk of juridisch onjuist eindoordeel zal komen – het feit dat [gedaagde in conventie sub 6] het niet met het vonnis eens is, betekent immers niet dat het een of meer onjuiste eindbeslissingen bevat – en de kritiek voor een deel berust op kennelijk onjuiste lezing van het vonnis, passeert de rechtbank dit betoog. Het voorgaande leidt tot toewijzing van de vorderingen op dit onderdeel in voege als hierna onder Slotsom aangegeven.
Project Clujului II (tussenvonnis 2.45)
2.28. SGM is gelegenheid geboden om aan de hand van hetgeen in het tussenvonnis is overwogen en beslist aan te geven wat het bedrag is van de schade die de Beleggingsclub Katwijk ten gevolge van het in het tussenvonnis bedoelde tekortschieten en onrechtmatig handelen heeft geleden.
2.29. Volgens SGM heeft Beleggingsclub Katwijk bij Salvadar € 400.000,00 geïnvesteerd door dit bedrag per 7 maart 2008 uit te lenen tegen een rente van 10% per jaar. Dit leidt tot een vordering op Salvadar tot betaling van € 400.000,00 met primair de contractuele rente daarover vanaf 7 maart 2008 en tot een vordering op [gedaagde in conventie sub 6] van € 400.000,00 met de wettelijke rente vanaf die datum.
2.30. Het verweer van [gedaagde in conventie sub 6] in verband met Clujului II bevat kritiek op het vonnis van 5 december 2012. Nu daaruit niet voortvloeit dat de rechtbank door niet op genomen eindbeslissingen terug te komen, tot een feitelijk of juridisch onjuist eindoordeel zal komen – het feit dat [gedaagde in conventie sub 6] het niet met het vonnis eens is, betekent immers niet dat het een of meer onjuiste eindbeslissingen bevat – en de kritiek voor een deel berust op kennelijk onjuiste lezing van het vonnis, passeert de rechtbank dit betoog.
2.31. Het voorgaande leidt tot toewijzing van de vorderingen op dit onderdeel in voege als hierna onder Slotsom aangegeven.
Projecten Bruigioni en Bors II (tussenvonnis 2.57)
2.32. De rechtbank heeft SGM in de gelegenheid gesteld om aan de hand van hetgeen in het tussenvonnis is overwogen en beslist aan te geven wat het bedrag is van de schade die [L], [M], [N], [O], [P] en [F], [Q], [R] en De Beleggingsclub Katwijk ten gevolge van het in het tussenvonnis bedoelde tekortschieten en onrechtmatig handelen hebben geleden.
2.33. SGM wijst er allereerst en terecht – ook deze fout is in dit vonnis hersteld – op dat [L], [M], [N], [O], [E], [F], [Q] en [R] geen contractuele relatie hebben met Mirzon Invest maar met Mirzon Intermediar. De verwijten die de rechtbank in het tussenvonnis onder 2.50 heeft genoemd, stelt SGM, gelden ook ten aanzien van Mirzon Intermediar zodat er kennelijk sprake is van een verschrijving in die overweging, stelt SGM, doordat de rechtbank niet heeft geoordeeld dat ook Mirzon Intermediar tekortgeschoten is in dit verband.
2.34. Hetgeen is komen vast te staan leidt dan volgens SGM, die verwijst naar de door [L], [M], [N], [O], [E], [P] en [F], [Q], [R] en De Beleggingsclub Katwijk gedane investeringen en de data daarvan, tot een vordering op Mirzon Intermediar tot betaling van € 260.000,00 met primair de contractuele rente daarover vanaf het aangaan van de overeenkomsten en een vordering op Mirzon Invest van € 415.500,00 met primair de contractuele rente daarover vanaf het aangaan van de overeenkomsten. De vordering op [gedaagde in conventie sub 6] beloopt volgens haar € 675.500,00 met de wettelijke rente daarover vanaf het aangaan van de overeenkomsten.
2.35. Het verweer van [gedaagde in conventie sub 6] in verband met Bruigioni en Bors II bevat allereerst kritiek op het vonnis van 5 december 2012. Hierbij stelt [gedaagde in conventie sub 6] dat de rechtbank op basis van een prognose aan bewijs voorbij gegaan is door te overwegen:
2.36. De rechtbank heeft hiermee niet gehandeld in strijd met het prognoseverbod. De rechtbank heeft om in overweging 2.55 weergegeven redenen geoordeeld dat een bewijsaanbod niet aan de orde was, niet dat het zinloos was. De rechtbank ziet dan ook geen reden om op deze beslissing terug te komen.
2.37. Nu overigens uit de op het vonnis geuite kritiek niet voortvloeit dat de rechtbank door niet op genomen eindbeslissingen terug te komen, tot een feitelijk of juridisch onjuist eindoordeel zal komen – het feit dat [gedaagde in conventie sub 6] het niet met het vonnis eens is, betekent immers niet dat het een of meer onjuiste eindbeslissingen bevat – en de kritiek voor een deel berust op kennelijk onjuiste lezing van het vonnis, passeert de rechtbank dit betoog.
2.38. Het voorgaande leidt tot toewijzing van de vorderingen op dit onderdeel in voege als hierna onder Slotsom aangegeven.
Projecten Bors I en Timisoara (tussenvonnis 2.66)
2.39. SGM heeft de gelegenheid gekregen om aan de hand van wat in het tussenvonnis is overwogen en beslist aan te geven wat het bedrag is van de schade die [L], [M], [N], [O], [E], [P] en [F], [Q], [R] en De Beleggingsclub Katwijk ten gevolge van het in het tussenvonnis bedoelde tekortschieten en onrechtmatig handelen hebben geleden.
2.40. SGM wijst er – terecht; de rechtbank herstelt deze fout in dit vonnis – op dat de rechtbank in het kader van de projecten Bors I en Timisoara ten onrechte [L], [M], [N], [O], [P], [P] en [F], [Q], [R] en De Beleggingsclub Katwijk noemt in overweging 2.66 van het tussenvonnis, omdat niet zij, maar [L], [L], [S], [T], [U], [V], [W], [X], [Y] en [Z] hebben geïnvesteerd in de projecten Bors I en Timisoara. De andere genoemden hebben in Bruigioni en Bors II geïnvesteerd. Er is inderdaad sprake geweest van een verschrijving door de rechtbank. In dit vonnis is dit hersteld.
2.41. De gedane investeringen en het uitblijven van terugbetaling en rente leidt volgens SGM tot een vordering tot betaling van € 365.000,00 met primair de contractuele rente daarover vanaf de data van de onderscheiden overeenkomsten tot de dag van betaling op Mirzon Intermediar en een vordering tot betaling van € 365.000,00 met daarover de wettelijke rente vanaf de data van de onderscheiden overeenkomsten tot de dag van betaling op [gedaagde in conventie sub 6].
2.42. Het verweer van [gedaagde in conventie sub 6] in verband met Bors I en Timisoara bevat kritiek op het vonnis van 5 december 2012. Nu daaruit niet voortvloeit dat de rechtbank door niet op genomen eindbeslissingen terug te komen, tot een feitelijk of juridisch onjuist eindoordeel zal komen – het feit dat [gedaagde in conventie sub 6] het niet met het vonnis eens is, betekent immers niet dat het een of meer onjuiste eindbeslissingen bevat – en de kritiek voor een deel berust op kennelijk onjuiste lezing van het vonnis, passeert de rechtbank dit betoog.
2.43. Het voorgaande leidt tot toewijzing van de vorderingen op dit onderdeel in voege als hierna onder Slotsom aangegeven.
2.44. Naar het oordeel van de rechtbank kan de redenering van SGM dat ten gevolge van het toerekenbare tekortschieten van de vennootschappen en het onrechtmatig handelen van [gedaagde in conventie sub 6] de door haar gestelde schade is geleden, worden gevolgd. Het door [gedaagde in conventie sub 6] gevoerde verweer is verworpen.
2.45. Kort samengevat is de situatie aldus, dat de leninggevers – rechtsvoorgangers van SGM – de bedragen van de leningen hebben geïnvesteerd en vervolgens noch rente noch aflossing hebben ontvangen. De schade uit het tekortschieten van de onderscheiden vennootschappen bestaat daarom voor ieder van hen in het geïnvesteerde bedrag met daarover rente vanaf de datum waarop dit beschikbaar is gesteld, eventueel met aftrek van een later (terug)betaald bedrag. De hier bedoelde rente is de overeengekomen rente tot de beëindiging van de onderscheiden overeenkomsten en over de periode daarna de wettelijke rente. De schade uit de onrechtmatige daden van [gedaagde in conventie sub 6] zoals omschreven in het tussenvonnis van 5 december 2012 bestaat uit de investeringen, dus de geleende bedragen met daarover de wettelijke rente vanaf de datum van het beschikbaar stellen van de uitgeleende bedragen, zonodig met verrekening van een terugbetaald bedrag. [gedaagde in conventie sub 6] is naast de vennootschappen hoofdelijk aansprakelijk voor zover het de hoofdsom en de rente vanaf 28 oktober 2010 betreft, waarbij het immers gaat om hetzelfde schadebedrag als gevolg van het tekortschieten van de vennootschappen en het onrechtmatig handelen van [gedaagde in conventie sub 6]. SGM staat buiten de onderlinge verhouding van haar hoofdelijk aansprakelijke wederpartijen.
2.46. Het voorgaande leidt tot de volgende vorderingen op de vennootschappen, gezien het overzicht van de investeringen in het vonnis van 14 september 2011. Tussen haken is steeds vermeld welk project het betreft.
- SGM heeft als rechtsopvolger van N.J. [D] van Mirzon Imobiliare € 75.000,00 te vorderen met rente ad 10% per jaar vanaf 20 augustus 2007 (Arad II).
- SGM heeft als rechtsopvolger van [I] van Mirzon Intermediar € 25.000,00 te vorderen met rente ad 10% per jaar vanaf enige datum in september 2006, nu nader bepaald op 1 oktober 2006 (Clujului I).
- SGM heeft als rechtsopvolger van [V] van Mirzon Intermediar € 15.000,00 te vorderen met rente ad 10% per jaar vanaf 13 februari 2006 (Timisoara).
- SGM heeft als rechtsopvolger van [L] van Mirzon Intermediar twee maal € 125.000,00 te vorderen met rente ad 4% per jaar vanaf 17 oktober 2005 (Bruigioni en Bors I).
- SGM heeft als rechtsopvolger van [K] van Mirzon Intermediar € 15.000,00 te vorderen met rente ad 10% per jaar vanaf 4 september 2006 (Clujului I).
- SGM heeft als rechtsopvolger van [W] van Mirzon Intermediar € 15.000,00 te vorderen met rente ad 10% per jaar vanaf 20 december 2005 (Timisoara).
- SGM heeft als rechtsopvolger van [L] van Mirzon Intermediar € 42.500,00 te vorderen met rente ad 10% per jaar vanaf 1 november 2005 (de datum van herinvestering) (Bors I).
- SGM heeft als rechtsopvolger van [L] van Mirzon Intermediar € 50.000,00 te vorderen met rente ad 10% per jaar vanaf 10 juli 2006 (de datum van herinvestering) (Clujului I).
- SGM heeft als rechtsopvolger van [P] van Mirzon Intermediar € 20.000,00 te vorderen met rente ad 4,5% per jaar vanaf 12 mei 2006 (Bors II).
- SGM heeft als rechtsopvolger van [P] en [F] van Mirzon Imobiliare € 50.000,00 te vorderen met rente ad 10% per jaar vanaf 28 september 2007 (Arad II).
- SGM heeft als rechtsopvolger van [F] van Mirzon Intermediar € 20.000,00 te vorderen met rente ad 4,5% per jaar vanaf 11 mei 2006 (Bors II).
- SGM heeft als rechtsopvolger van [B] van Mirzon Invest € 12.000,00 te vorderen met rente ad 4,5% per jaar vanaf 10 april 2006 (Arad I).
- SGM heeft als rechtsopvolger van [X] van Mirzon Intermediar € 27.500,00 te vorderen met rente ad 4% per jaar vanaf 10 januari 2006 (Timisoara).
- SGM heeft als rechtsopvolger van [A] van Mirzon Invest € 5.000,00 te vorderen met rente ad 4,5% per jaar vanaf 2 april 2006 (Arad I).
- SGM heeft als rechtsopvolger van W. [C], erfgename van [Aa], van Mirzon Invest € 25.000,00 te vorderen met rente ad 4,5% per jaar vanaf 12 april 2006 (Arad I).
- SGM heeft als rechtsopvolger van [S] van Mirzon Intermediar € 50.000,00 te vorderen met rente ad 4% per jaar vanaf 7 november 2005 (Bors I).
- SGM heeft als rechtsopvolger van [T] van Mirzon Intermediar € 15.000,00 te vorderen met rente ad 4% per jaar vanaf 27 oktober 2005 (Bors I).
- SGM heeft als rechtsopvolger van [M] van Mirzon Intermediar € 50.000,00 te vorderen met rente ad 4 % per jaar vanaf 4 november 2005 (Bruigioni).
- SGM heeft als rechtsopvolger van [Y] van Mirzon Intermediar € 25.000,00 (€ 30.000,00 waarop € 5.000,00 is terugbetaald) te vorderen met rente ad 10% per jaar vanaf 28 juli 2006 (er is betaald op 21 februari 2006 en de rente over 156 dagen is reeds voldaan) (Timisoara).
- SGM heeft als rechtsopvolger van [N] en [O] van Mirzon Intermediar € 10.000,00 te vorderen met rente ad 4% per jaar vanaf 25 oktober 2005 (Bruigioni).
- SGM heeft als rechtsopvolger van [N] van Mirzon Intermediar € 10.000,00 te vorderen met rente ad 4% per jaar vanaf 30 november 2005 (Bruigioni).
- SGM heeft als rechtsopvolger van [Q] van Mirzon Intermediar € 15.000,00 te vorderen met rente ad 4,5% per jaar vanaf 24 mei 2006 (Bors II).
- SGM heeft als rechtsopvolger van [R] van Mirzon Intermediar € 10.000,00 te vorderen met rente ad 4,5% per jaar vanaf 28 juni 2006 (Bors II).
- SGM heeft als rechtsopvolger van [de leden van de beleggingsclub] (Beleggingsclub Katwijk) van Mirzon Invest € 415.500,00 (€ 440.500,00 waarop aan [één van de leden]. € 25.000,00 met rente terugbetaald is) te vorderen met rente ad 10% per jaar vanaf 24 mei 2006 (Bors II).
- SGM heeft als rechtsopvolger van de leden van de Beleggingsclub Katwijk van Mirzon Invest € 525.000,00 te vorderen met rente ad 10% per jaar vanaf 11 januari 2007 (Clujului I).
- SGM heeft als rechtsopvolger van de leden van de Beleggingsclub Katwijk van Salvadar € 400.000,00 te vorderen met rente ad 10% per jaar vanaf 7 maart 2008 (Clujului II).
- SGM heeft als rechtsopvolger van [Z] van Mirzon Intermediar € 20.000,00 te vorderen met rente ad 10% vanaf 28 februari 2006 (Timisoara).
- SGM heeft als rechtsopvolger van J. [H] van Mirzon Invest € 55.000,00 te vorderen met rente ad 10% per jaar over € 27.500,00 vanaf 22 december 2006 en over € 27.500,00 vanaf 27 december 2006 (Clujului I).
- SGM heeft als rechtsopvolger van J. [H] van Mirzon Proiect € 150.000,00 te vorderen met rente ad 10% per jaar over € 100.000,00 vanaf 7 juni 2007 en over € 50.000,00 vanaf 8 juni 2007 (Arad II).
- SGM heeft als rechtsopvolger van [U] van Mirzon Intermediar € 30.000,00 te vorderen met rente ad 10% per jaar vanaf 14 november 2005 (Bors I).
- SGM heeft als rechtsopvolger van [G] B.V. van Mirzon Imobiliare € 150.000,00 te vorderen met rente ad 10% per jaar vanaf 21 december 2007 (Arad II).
2.47. Het voorgaande leidt tot toewijzing van de vorderingen op de hieronder aangegeven wijze.
2.48. [gedaagde in conventie sub 6] verzoekt schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad en voert daarbij aan dat de vordering van SGM door de gelegde beslagen verzekerd is. De rechtbank is van oordeel dat deze situatie niet in zo sterke mate afwijkt van andere toewijzingen in eerste aanleg van door beslag verzekerde vorderingen dat er een reden bestaat om de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad, die gelet op de duur van de procedure en de data van wanprestaties c.q. onrechtmatig handelen van de gedaagden in conventie, voor SGM van groot belang is, te weigeren.
2.49. SGM vordert Mirzon Invest c.s. te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 1.275,88 voor verschotten en € 3.211,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 3.211,00).
2.50. Gedaagden in conventie zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van SGM worden begroot op:
- dagvaarding € 244,46
- griffierecht 3.490,00
- salaris advocaat 11.238,50 (3,5 punten × tarief € 3.211,00)
Totaal € 14.972,96
2.51. De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
in reconventie
2.52. In het vonnis van 5 december 2012 is overwogen dat de vordering in reconventie moet worden afgewezen en dat [gedaagde in conventie sub 6] daarbij als in het ongelijk gestelde partij zal veroordeeld worden in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van SGM worden begroot op € 6.422,00 voor salaris advocaat (2,0 punten × factor 1,0 × tarief € 3.211,00).
2.53. De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
2.54 Rest de vraag naar de gevolgen van de verkoop voor de leninggevers die geïnvesteerd hebben in de projecten. Hierop heeft [gedaagde in conventie sub 6] geantwoord: “De koopprijs is volledig geïncasseerd en er zijn hiermee betalingen verricht die voorrang hadden op de achtergestelde leningen van de Leninggevers.” [gedaagde in conventie sub 6] biedt hiervan bewijs aan, maar dat is niet aan de orde.
2.55 Dit bewijs is niet aan de orde omdat uit dit antwoord blijkt dat [gedaagde in conventie sub 6] Mirzon Invest de hier bedoelde percelen heeft laten verkopen in het kader van de afhandeling van een schuld die kennelijk deels een privéschuld was, in ieder geval geheel los stond van de exploitatie van onroerende zaken door Mirzon Invest, en de opbrengst aan betalingen aan derden heeft laten verdampen in de wetenschap dat de leninggevers hierna niet meer betaald zouden worden. Dat er vervolgens enig zicht was op vergoeding van de hierdoor geleden schade, is gesteld noch gebleken.
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie
3.1. verklaart voor recht dat Mirzon Invest, Mirzon Intermediar, Mirzon Imobiliare, Salvadar en Mirzon Proiect toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen jegens de achterban van SGM en dat [gedaagde in conventie sub 6] jegens die achterban onrechtmatig heeft gehandeld,
3.2. veroordeelt Mirzon Invest tot betaling aan SGM van € 12.000,00 (twaalfduizend euro) vermeerderd met de contractuele rente ad 4,5% per jaar vanaf 10 april 2006 tot 28 oktober 2010 en de wettelijke rente bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van volledige voldoening,
3.3. veroordeelt Mirzon Invest tot betaling aan SGM van € 5.000,00 (vijfduizend euro) vermeerderd met de contractuele rente ad 4,5% per jaar vanaf 2 april 2006 tot 28 oktober 2010 en de wettelijke rente bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van volledige voldoening,
3.4. veroordeelt Mirzon Invest tot betaling aan SGM van € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) vermeerderd met de contractuele rente ad 4,5% per jaar vanaf 12 april 2006 tot 28 oktober 2010 en de wettelijke rente bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van volledige voldoening,
3.5. veroordeelt Mirzon Imobiliare en [gedaagde in conventie sub 6] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan SGM van € 75.000,00 (vijfenzeventigduizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van algehele voldoening, alsmede voor Mirzon Imobiliare de contractuele rente ad 10% per jaar en voor [gedaagde in conventie sub 6] de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de periode van 20 augustus 2007 tot 28 oktober 2010,
3.6. veroordeelt Mirzon Imobiliare en [gedaagde in conventie sub 6] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan SGM van € 150.000,00 (honderdvijftigduizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van algehele voldoening alsmede voor Mirzon Imobiliare de contractuele rente ad 10% per jaar en voor [gedaagde in conventie sub 6] de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de periode van 21 december 2007 tot 28 oktober 2010,
3.7. veroordeelt Mirzon Proiect en [gedaagde in conventie sub 6] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan SGM van € 150.000,00 (honderdvijftigduizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van algehele voldoening alsmede voor Mirzon Proiect de contractuele rente ad 10% per jaar en voor [gedaagde in conventie sub 6] de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over € 100.000,00 over de periode vanaf 7 juni 2007 tot 28 oktober 2010 en over € 50.000,00 over de periode van 8 juni 2007 tot 28 oktober 2010,
3.8. veroordeelt Mirzon Intermediar en [gedaagde in conventie sub 6] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan SGM van € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van algehele voldoening alsmede voor Mirzon Intermediar met de contractuele rente ad 10% per jaar en voor [gedaagde in conventie sub 6] de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW voor de periode van 1 oktober 2006 tot 28 oktober 2010,
3.9. veroordeelt Mirzon Intermediar en [gedaagde in conventie sub 6] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan SGM van € 15.000,00 (vijftienduizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van algehele voldoening alsmede voor Mirzon Intermediar de contractuele rente ad 10% per jaar en voor [gedaagde in conventie sub 6] de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW voor de periode van 4 september 2006 tot 28 oktober 2010,
3.10. veroordeelt Mirzon Intermediar en [gedaagde in conventie sub 6] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan SGM van € 50.000,00 (vijftigduizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van algehele voldoening alsmede voor Mirzon Intermediar de contractuele rente ad 10% per jaar en voor [gedaagde in conventie sub 6] de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW voor de periode vanaf 10 juli 2006 tot 28 oktober 2010,
3.11. veroordeelt Mirzon Invest en [gedaagde in conventie sub 6] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan SGM van € 525.000,00 (vijfhonderdvijfentwintig duizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van algehele voldoening alsmede voor Mirzon Invest de contractuele rente ad 10% per jaar en voor [gedaagde in conventie sub 6] de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW voor de periode van 11 januari 2007 tot 28 oktober 2010,
3.12. veroordeelt Mirzon Invest en [gedaagde in conventie sub 6] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan SGM van € 55.000,00 (vijfenvijftigduizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van algehele voldoening alsmede voor Mirzon Invest de contractuele rente ad 10% per jaar en voor [gedaagde in conventie sub 6] de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over € 27.500,00 vanaf 22 december 2006 en over € 27.500,00 vanaf 27 december 2006, steeds tot 28 oktober 2010,
3.13. veroordeelt Salvadar en [gedaagde in conventie sub 6] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan SGM van € 400.000,00 (vierhonderdduizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van algehele voldoening alsmede voor Salvadar de contractuele rente ad 10% per jaar en voor [gedaagde in conventie sub 6] de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW voor de periode van 7 maart 2008 tot 28 oktober 2010,
3.14. veroordeelt Mirzon Intermediar en [gedaagde in conventie sub 6] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan SGM van € 15.000,00 (vijftienduizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van algehele voldoening alsmede voor Mirzon Intermediar de contractuele rente ad 10% per jaar en voor [gedaagde in conventie sub 6] de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de periode van 13 februari 2006 tot 28 oktober 2010,
3.15. veroordeelt Mirzon Intermediar en [gedaagde in conventie sub 6] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan SGM van € 15.000,00 (vijftienduizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van algehele voldoening alsmede voor Mirzon Intermediar de contractuele rente ad 10% per jaar en voor [gedaagde in conventie sub 6] de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de periode van 20 december 2005 tot 28 oktober 2010,
3.16. veroordeelt Mirzon Intermediar en [gedaagde in conventie sub 6] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan SGM van € 27.500,00 (zevenentwintigduizendvijfhonderd euro) vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van algehele voldoening alsmede voor Mirzon Intermediar de contractuele rente ad 4% per jaar en voor [gedaagde in conventie sub 6] de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de periode van 10 januari 2006 tot 28 oktober 2010,
3.17. veroordeelt Mirzon Intermediar en [gedaagde in conventie sub 6] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan SGM van € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van algehele voldoening alsmede voor Mirzon Intermediar de contractuele rente ad 10% per jaar en voor [gedaagde in conventie sub 6] de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de periode van 28 juli 2006 tot 28 oktober 2010,
3.18. veroordeelt Mirzon Intermediar en [gedaagde in conventie sub 6] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan SGM van € 20.000,00 (twintigduizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van algehele voldoening alsmede voor Mirzon Intermediar de contractuele rente ad 10% per jaar en voor [gedaagde in conventie sub 6] de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de periode van 28 februari 2006 tot 28 oktober 2010,
3.19. veroordeelt Mirzon Intermediar en [gedaagde in conventie sub 6] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan SGM van € 250.000,00 (tweehonderdvijftigduizend, te weten twee maal honderdvijfentwintigduizend, euro) vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van algehele voldoening alsmede voor Mirzon Intermediar de contractuele rente ad 4% per jaar en voor [gedaagde in conventie sub 6] de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de periode van 17 oktober 2005 tot 28 oktober 2010,
3.20. veroordeelt Mirzon Intermediar en [gedaagde in conventie sub 6] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan SGM van € 42.500,00 (tweeënveertigduizendvijfhonderd euro) vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van algehele voldoening alsmede voor Mirzon Intermediar de contractuele rente ad 10% per jaar en voor [gedaagde in conventie sub 6] de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de periode van 1 november 2005 tot 28 oktober 2010,
3.21. veroordeelt Mirzon Intermediar en [gedaagde in conventie sub 6] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan SGM van € 50.000,00 (vijftigduizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van algehele voldoening alsmede voor Mirzon Intermediar de contractuele rente ad 4% per jaar en voor [gedaagde in conventie sub 6] de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de periode van 7 november 2005 tot 28 oktober 2010,
3.22. veroordeelt Mirzon Intermediar en [gedaagde in conventie sub 6] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan SGM van € 15.000,00 (vijftienduizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van algehele voldoening alsmede voor Mirzon Intermediar de contractuele rente ad 4% per jaar en voor [gedaagde in conventie sub 6] de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de periode van 27 oktober 2005 tot 28 oktober 2010,
3.23. veroordeelt Mirzon Intermediar en [gedaagde in conventie sub 6] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan SGM van € 30.000,00 (dertigduizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van algehele voldoening alsmede voor Mirzon Intermediar de contractuele rente ad 10% per jaar en voor [gedaagde in conventie sub 6] de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de periode van 14 november 2005 tot 28 oktober 2010,
3.24. veroordeelt Mirzon Imobiliare en [gedaagde in conventie sub 6] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan SGM van € 50.000,00 (vijftigduizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van algehele voldoening alsmede voor Mirzon Imobiliare de contractuele rente ad 10% per jaar en voor [gedaagde in conventie sub 6] de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de periode van 28 september 2007 tot 28 oktober 2010,
3.25. veroordeelt Mirzon Intermediar en [gedaagde in conventie sub 6] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan SGM van € 20.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van algehele voldoening alsmede voor Mirzon Intermediar de contractuele rente ad 4,5% per jaar en voor [gedaagde in conventie sub 6] de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de periode van 12 mei 2006 tot 28 oktober 2010,
3.26. veroordeelt Mirzon Intermediar en [gedaagde in conventie sub 6] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan SGM van € 20.000,00 (twintigduizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van algehele voldoening alsmede voor Mirzon Intermediar de contractuele rente ad 4,5% per jaar en voor [gedaagde in conventie sub 6] de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de periode van 11 mei 2006 tot 28 oktober 2010,
3.27. veroordeelt Mirzon Intermediar en [gedaagde in conventie sub 6] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan SGM van € 15.000,00 (vijftienduizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van algehele voldoening alsmede voor Mirzon Intermediar de contractuele rente ad 4,5% per jaar en voor [gedaagde in conventie sub 6] de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de periode van 24 mei 2006 tot 28 oktober 2010,
3.28. veroordeelt Mirzon Intermediar en [gedaagde in conventie sub 6] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan SGM van € 10.000,00 (tienduizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van algehele voldoening alsmede voor Mirzon Intermediar de contractuele rente ad 4,5% per jaar en voor [gedaagde in conventie sub 6] de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de periode van 28 juni 2006 tot 28 oktober 2010,
3.29. veroordeelt Mirzon Invest en [gedaagde in conventie sub 6] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan SGM van € 415.500,00 (vierhonderdvijftienduizendvijfhonderd euro) vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van algehele voldoening alsmede voor Mirzon Invest de contractuele rente ad 10% per jaar en voor [gedaagde in conventie sub 6] de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de periode van 24 mei 2006 tot 28 oktober 2010,
3.30. veroordeelt Mirzon Intermediar en [gedaagde in conventie sub 6] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan SGM van € 50.000,00 (vijftigduizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van algehele voldoening alsmede voor Mirzon Intermediar de contractuele rente ad 4% per jaar en voor [gedaagde in conventie sub 6] de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de periode van 4 november 2005 tot 28 oktober 2010,
3.31. veroordeelt Mirzon Intermediar en [gedaagde in conventie sub 6] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan SGM van € 10.000,00 (tienduizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van algehele voldoening alsmede voor Mirzon Intermediar de contractuele rente ad 4% per jaar en voor [gedaagde in conventie sub 6] de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de periode van 25 oktober 2005 tot 28 oktober 2010,
3.32. veroordeelt Mirzon Intermediar en [gedaagde in conventie sub 6] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan SGM van € 10.000,00 (tienduizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van algehele voldoening alsmede voor Mirzon Intermediar de contractuele rente ad 4% per jaar en voor [gedaagde in conventie sub 6] de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de periode van 30 november 2005 tot 28 oktober 2010,
3.33. veroordeelt Mirzon Invest c.s. in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 4.486,88,
3.34. veroordeelt gedaagden in conventie hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van SGM tot op heden begroot op € 14.972,96,
3.35. veroordeelt gedaagden in conventie hoofdelijk, met dien verstande dat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagden in conventie niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.36. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.37. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.38. wijst de vorderingen af,
3.39. veroordeelt [gedaagde in conventie sub 6] in de proceskosten, aan de zijde van SGM tot op heden begroot op € 6.422,00,
3.40. veroordeelt [gedaagde in conventie sub 6] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde in conventie sub 6] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.41. verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar, mr. D.T. Boks en mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2013.