ECLI:NL:RBGEL:2013:BZ8371

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
05/700947-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een bestuurster voor verkeersdelict met dodelijke afloop

Op 19 april 2013 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 26-jarige vrouw uit Veenendaal, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeluk waarbij een ander om het leven kwam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, op 26 maart 2012, als bestuurder van een personenauto, onoplettend en onvoorzichtig heeft gehandeld. Dit gebeurde op de Stationsweg te De Klomp, waar zij een kruispunt met een oranje knipperend verkeerslicht benaderde. Ondanks dat het zicht niet belemmerd was, heeft zij onvoldoende gelet op het overige verkeer en is zij rechtsaf geslagen, waarbij zij een snorfietser over het hoofd heeft gezien. De rechtbank achtte het subsidiair tenlastegelegde bewezen, maar sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, omdat haar rijgedrag gevaar op de weg heeft veroorzaakt. De officier van justitie had een geldboete van 800 euro en een ontzegging van de rijbevoegdheid geëist. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een geldboete op van 800 euro, te betalen in termijnen, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat zij nog nooit eerder met justitie in aanraking was gekomen en de emotionele impact van het ongeval op haar leven.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/700947-12
Datum zitting : 11 januari 2013 en 05 april 2013
Datum uitspraak : 19 april 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats].
raadsman : mr. L.E.G. van der Hut, advocaat te 's-Gravenhage.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een toegelaten wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 26 maart 2012, te De Klomp, gemeente Ede, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Stationsstraat, ter hoogte van het kruispunt met de N224, zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam, terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, terwijl op korte afstond voor de/het kruising/kruispunt met het naast die Stationsstraat gelegen fietspad/bromfietspad een in haar, verdachtes, rijrichting een (extra) verkeerslicht was geplaatst, welke oranje knipperend licht uitstraalde als bedoeld in artikel 75 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, inhoudende "gevaarlijk punt; voorzichtigheid geboden", en/of voornoemd kruispunt is opgereden, en/of (vervolgens) rechtsaf is geslagen en/of naar rechts heeft gestuurd, en/of (daarbij) haar aandacht niet, althans in onvoldoende mate op of bij het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of gehad, en/of (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor haar gelegen gedeelte van die Stationsstraat en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of (vervolgens) voornoemd fietspad/bromfietspad is opgereden en/of overgereden, en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijdig gekomen met (de bestuurder van) een op dat fietspad/bromfietspad rijdende snorfiets, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) werd gedood;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
zij op of omstreeks 26 maart 2012 te De Klomp, gemeente Ede, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Stationsweg, ter hoogte van het kruispunt met de N224, terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, terwijl op korte afstond voor de/het kruising/kruispunt met het naast die Stationsstraat gelegen fietspad/bromfietspad een in haar, verdachtes, rijrichting een (extra) verkeerslicht was geplaatst, welke oranje knipperend licht uitstraalde als bedoeld in artikel 75 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, inhoudende "gevaarlijk punt; voorzichtigheid geboden", en/of voornoemd kruispunt is opgereden, en/of (vervolgens) rechtsaf is geslagen en/of naar rechts heeft gestuurd, en/of (daarbij) haar aandacht niet, althans in onvoldoende mate op of bij het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of
gehad, en/of (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor haar gelegen gedeelte
van die Stationsstraat en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of (vervolgens) voornoemd fietspad/bromfietspad is opgereden en/of overgereden, en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijdig gekomen met (de bestuurder van) een op dat fietspad/bromfietspad rijdende snorfiets, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op laatstelijk op 05 april 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. L.E.G. van der Hut, advocaat te 's-Gravenhage.
De officier van justitie, mr. A. Reah, heeft gerekwireerd.
Verdachte en haar raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde:
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen is zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Voor wat betreft een bewezenverklaring in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeersweg 1994 dient er, voor wat betreft de “schuld”, sprake te zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid aan de zijde van verdachte. Daarvan is in de onderhavige zaak niet gebleken.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 26 maart 2012 reed verdachte als bestuurster van een personenauto te De Klomp in de gemeente Ede over de Stationsweg ter hoogte van het kruispunt met de N224. Het zicht voor verdachte werd ter plaats niet belemmerd, beperkt of gehinderd. Op korte afstand van de kruising was een voor verdachte zichtbaar extra verkeerslicht geplaatst welk verkeerslicht oranje knipperend licht uitstraalde met de bedoeling dat een gevaarlijk punt genaderd werd en voorzichtigheid geboden was. Verdachte is bij groen licht het kruispunt opgereden en rechtsaf geslagen. Daarbij heeft zij in onvoldoende mate op het voor haar gelegen gedeelte van die Stationsweg en het overige verkeer gelet en het fietspad/bromfietspad overgereden en in aanrijding gekomen met de bestuurder van een op dat fietspad/bromfietspad rijdende bromfiets.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Voor een bewezenverklaring van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 is vereist dat er sprake is van een concrete en evidente gevaarzetting: evident gevaarlijk (rij)gedrag. De wetgever heeft, aldus de verdediging, expliciet benoemd dat lichte vormen van gevaar of hinder in het hedendaagse verkeer niet te vermijden zijn, maar dat het niet de bedoeling is dat in dat soort situaties artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 wordt toegepast. De enkele omstandigheid dat verdachte dhr. [slachtoffer] niet heeft gezien is onvoldoende om aan te nemen dat zij haar aandacht niet bij het verkeerd heeft gehouden en/of dat zij daar onvoldoende op heeft gelet.
Beoordeling door de rechtbank
Voor een bewezenverklaring van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 is vereist dat door het rijgedrag van verdachte gevaar op een weg veroorzaakt wordt of kan worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd.
Verdachte was de verkeerssituatie ter plaatse bekend. Zij was zich bewust van het extra verkeerslicht, inhoudende dat extra voorzichtigheid geboden was bij het rechtsaf slaan . Zij wist dat zowel zij zelf als het verkeer op het (brom)fietspad gelijktijdig groen licht hadden en dat de rechtdoor rijdende (brom)fietsers voorrang hadden. Door verdachtes handelen, te weten het op een gevaarlijke kruising, rechtsaf slaan waarbij extra voorzichtigheid geboden was, heeft zij gevaar op de weg veroorzaakt, immers zij is zonder te stoppen een fietspad/bromfietspad overgereden terwijl een snorfiets, die voorrang had, bezig was die weg over te steken.
Het gegeven dat verdachte door groen licht reed alvorens rechtsaf te slaan, rustig optrok en langzaam wegreed, het knipperlicht naar rechts in werking had, over haar schouder heeft gekeken en vlak voor het afslaan naar achteren heeft gekeken, doet aan de situatie dat zij onvoldoende heeft opgelet op deze gevaarlijke kruising niet af. Verdachte had juist op deze kruising nog beter moeten opletten alvorens zij het fietspad/bromfietspad overreed op welke oplettendheid zij geattendeerd werd door het extra geplaatste oranje licht uitstralende verkeerslicht.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
zij op 26 maart 2012 te De Klomp, gemeente Ede, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Stationsweg, ter hoogte van het kruispunt met de N224, terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, terwijl op korte afstond voor de/het kruising met het naast die Stationsweg gelegen fietspad/bromfietspad een in haar, verdachtes, rijrichting een (extra) verkeerslicht was geplaatst, welke oranje knipperend licht uitstraalde als bedoeld in artikel 75 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, inhoudende "gevaarlijk punt; voorzichtigheid geboden", en/of voornoemd kruispunt is opgereden, en/of (vervolgens) rechtsaf is geslagen en/of naar rechts heeft gestuurd, en/of (daarbij) haar aandacht niet, op of bij het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of
gehad, en/of (daarbij) niet, op het voor haar gelegen gedeelte
van die Stationsstraat en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of (vervolgens) voornoemd fietspad/bromfietspad is overgereden, en/of (vervolgens) in aanrijdig gekomen met (de bestuurder van) een op dat fietspad/bromfietspad rijdende snorfiets, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het subsidiaire:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ten bedrage van 800 euro subsidiair 16 dagen hechtenis alsmede ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt zal rekening moeten worden gehouden met de bijzondere omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft het er erg moeilijk mee dat door haar toedoen een ander is overleden hetgeen zij haar hele leven zal moeten meedragen. Er is sprake van een aanzienlijke schuld en verdachte is nog nooit met politie en/of justitie in aanraking geweest. Verzocht wordt toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 15 maart 2013.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft een aanrijding veroorzaakt waarbij een dodelijk slachtoffer is te betreuren. De nabestaanden, en met name de kinderen en kleinkinderen hebben een uiterst pijnlijk en onomkeerbaar verlies geleden dat een leven lang voelbaar zal blijven. Harerzijds zal verdachte moeten leren leven met de rol die zij daarin ongewild heeft vervuld. Met deze omstandigheden zal de rechtbank rekening houden. Eveneens houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte geen justitiële documentatie heeft. Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat een straf, conform de eis van de officier van justitie, in deze passend en geboden is. Gezien de financiële omstandigheden van verdachte zal de rechtbank bepalen dat de geldboete in termijnen mag worden betaald.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 91 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 5, 177, 178 en 179 Wegenverkeerswet.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
Betaling van een geldboete van € 800,-- (achthonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door de duur van 16 (zestien) dagen hechtenis.
Bepaalt voorts dat de geldboete kan worden betaald in 8 (acht) maandelijkse termijnen van elk € 100,-- (eenhonderd euro).
Alsmede:
Ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 4 (vier) maanden.
Bepaalt dat deze ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door:
mrs. A.M. van Gorp (voorzitter), R.M. Maanicus en H.T. Wagenaar, rechters,
in tegenwoordigheid van R. van Dijk en L. Bakker, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 april 2013, zijnde mr. Wagenaar buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.