ECLI:NL:RBGEL:2013:BZ8231

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
13-28
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van een rechter in een civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 april 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot wraking van een rechter. Het wrakingsverzoek was ingediend door verzoeker op 10 februari 2013, terwijl de feiten die aanleiding gaven tot het verzoek op 23 januari 2013 bekend waren geworden. De rechtbank oordeelde dat het verzoek te laat was ingediend, waardoor verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek tot wraking. De procedure was aanhangig in een civiele zaak tussen mr. E.A.P. Boerkamp en verzoeker, samen met stichting Futurest en stichting Zoya. Tijdens de mondelinge behandeling waren verzoeker en [betrokkene] aanwezig, terwijl mr. [de rechter] niet verscheen. Verzoeker stelde dat de onpartijdigheid van mr. [de rechter] in het geding was, omdat deze drie gerekwestreerden niet op hun woonadres had doen oproepen en de gang van zaken onjuist had weergegeven in de oproepingsbrief. De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek niet inhoudelijk kon worden behandeld, omdat het te laat was ingediend. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beschikking.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Wrakingskamer
zaaknummer: 13-28
Beschikking van 17 april 2013
in de zaak van
[verzoeker]
verzoeker tot wraking,
tegen
mr. [de rechter], in zijn hoedanigheid van rechter
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 10 februari 2013
- het schriftelijke verweer van mr. [de rechter] van 25 februari 2013.
Bij de mondelinge behandeling zijn verzoeker en [betrokkene] verschenen.
Mr. [de rechter] heeft laten weten niet te zullen verschijnen.
2. Het wrakingsverzoek
2.1 Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. [de rechter] als rechter in de zaak met nummer 849335 AZ VERZ 12-7071 tussen mr. E.A.P. Boerkamp enerzijds en verzoeker, [betrokkene], stichting Futurest en stichting Zoya anderzijds.
2.2 Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, onder meer het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. De onpartijdigheid en onafhankelijkheid van mr. [de rechter] zijn in het geding, althans de schijn van onpartijdigheid van mr. [de rechter] is gewekt, doordat mr. [de rechter] drie gerekwestreerden niet op hun woonadres in [woonplaats] heeft doen oproepen en voorts doordat hij in de oproepingsbrief die op 23 januari 2013 namens hem is verzonden, de gang van zaken onjuist heeft weergegeven.
2.3 Mr. [de rechter] heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft verweer gevoerd. Dat verweer wordt hierna zover nodig besproken.
3. De beoordeling
3.1 Volgens artikel 37 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering moet het wrakingsverzoek worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden die er aanleiding toe geven, aan de verzoeker bekend zijn geworden. Dit voorschrift strekt er mede toe te verzekeren dat de procedure direct nadat zich feiten of omstandigheden hebben voorgedaan waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, wordt geschorst, zodat de procedure door de indiening van het wrakingsverzoek – of dit nu gegrond is of niet – zo weinig mogelijk vertraagd wordt. Uit het door verzoeker gestelde blijkt dat de aangevoerde feiten en omstandigheden voor de wraking hem op 23 januari 2013 bekend zijn geworden. Verzoeker heeft pas op 10 februari 2013 een wrakingsverzoek op grond van die feiten en omstandigheden ingediend. Dat is te laat, zodat verzoeker niet-ontvankelijk verklaard moet worden in zijn verzoek. Aan een inhoudelijke behandeling van het verzoek komt de rechtbank daarom niet toe.
4. De beslissing
De rechtbank
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Deze beschikking is gegeven door de mrs. J.D.A. den Tonkelaar, C. van Linschoten en G.A. van der Straaten in tegenwoordigheid van de griffier mr. B.C.C. van den Bosch en in openbaar uitgesproken op 17 april 2013.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.