ECLI:NL:RBGEL:2013:813

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 mei 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
AWB-13_2325
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake ongeldigverklaring rijbewijs en alcoholslotprogramma

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 29 mei 2013 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die zijn rijbewijs ongeldig verklaard zag en een alcoholslotprogramma opgelegd kreeg door de stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Hij verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij het groot rijbewijs nodig heeft voor zijn onderneming. Verzoeker stelde dat het besluit van 9 april 2013, dat zijn rijbewijs voor alle categorieën ongeldig verklaarde, zijn onderneming in gevaar bracht. De voorzieningenrechter heeft op 24 mei 2013 de zaak behandeld, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerster.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het verzoek om voorlopige voorziening een spoedeisend belang heeft, omdat het in stand laten van de ongeldigverklaring van het rijbewijs voor categorie C zou kunnen leiden tot onomkeerbare gevolgen, zoals het faillissement van verzoekers onderneming. De voorzieningenrechter heeft zich echter beperkt tot een belangenafweging en heeft het verzoek toegewezen voor zover het de ongeldigverklaring van het rijbewijs voor categorie C betreft. Voor het overige werd het verzoek afgewezen. De voorzieningenrechter heeft ook de proceskosten van verzoeker, tot een bedrag van € 944, vergoed door de verweerster. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Team bestuursrecht
zaaknummer: AWB 13/2325
uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 mei 2013 op het verzoek om voorlopige voorziening inzake

[verzoeker], verzoeker

(gemachtigde: mr. J.T. Willemsen),
en

de stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerster

(gemachtigde: mr. J.J. Kwant).

Procesverloop

Bij besluit van 9 april 2013 heeft verweerster het rijbewijs van verzoeker ongeldig verklaard en hem een alcoholslotprogramma opgelegd.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt.
Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 mei 2013. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.
Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat het besluit van 9 april 2013, inhoudende de ongeldigverklaring van het rijbewijs voor alle categorieën en deelname aan het alcoholslotprogramma, wordt geschorst. Volgens verzoeker heeft hij een spoedeisend belang bij het treffen van deze voorlopige voorziening. Daartoe voert hij aan dat hij het groot rijbewijs nodig heeft voor zijn onderneming. Volgens verzoeker beschikt zijn personeel niet over een groot rijbewijs en is het door de verliezen van de afgelopen jaren niet mogelijk om een vrachtwagenchauffeur in dienst te nemen. Het besluit van 9 april 2013 betekent het einde van de onderneming, aldus verzoeker.
3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker daarmee het spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening voldoende aannemelijk gemaakt.
4.
Verzoeker beoogt met zijn verzoek een voorlopig rechtmatigheidsoordeel over het besluit van 9 april 2013 te verkrijgen. Daartoe voert hij onder meer aan dat de wettelijke basis voor beperking van het alcoholslotprogramma tot personenauto’s ontbreekt en dat de ongeldigverklaring van het rijbewijs voor een periode van 24 maanden een criminal charge is in de zin van de artikelen 6 en 7 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, reden waarom de bestuursrechter vol aan het evenredigheidsbeginsel dient te toetsen.
5.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter leent onderhavige procedure zich minder goed voor de beantwoording van deze vragen, gelet op het principiële karakter daarvan. Verder acht de voorzieningenrechter van belang dat deze vragen ook aan de orde komen in een bodemprocedure die naar verwachting ter zitting van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van eind mei 2013 zal worden behandeld. De voorzieningenrechter zal zich daarom beperken tot een belangenafweging.
6.
De voorzieningenrechter overweegt dat het thans in stand laten van de ongeldigverklaring van verzoekers rijbewijs voor categorie C zou kunnen leiden tot een situatie met onomkeerbare gevolgen, te weten het faillissement van verzoekers onderneming, terwijl er binnen afzienbare tijd een uitspraak van de Afdeling valt te verwachten. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding het verzoek toe te wijzen, voor zover het de ongeldigverklaring van verzoekers rijbewijs voor categorie C betreft. Voor het overige wordt het verzoek afgewezen. Deze voorziening vervalt op het moment van bekendmaking van het besluit op bezwaar.
7.
Omdat het verzoek deels wordt toegewezen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding verweerster te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten worden begroot op € 944, voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Van andere voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van verweerster van 9 april 2013, voor zover het de ongeldigverklaring van het rijbewijs van verzoeker voor categorie C betreft;
bepaalt dat deze voorlopige voorziening vervalt op het moment van bekendmaking van het besluit op bezwaar;
wijst het verzoek voor het overige af;
veroordeelt verweerster in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 944;
bepaalt dat verweerster aan verzoeker het betaalde griffierecht ten bedrage van € 160 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.S.M. Bak, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Rosmalen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2013.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.