ECLI:NL:RBGEL:2013:768

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 mei 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
AWB-12_6036ARN
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag werktijdverkorting deeltijder in strijd met Ambtenarenwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 mei 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een deeltijdwerknemer die de 60-jarige leeftijd had bereikt, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen. Eiser had verzocht om werktijdverkorting op grond van de 60-jarigenregeling, maar zijn aanvraag werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de 60-jarigenregeling in strijd is met artikel 125g van de Ambtenarenwet, omdat het onderscheid tussen deeltijders en voltijders niet objectief gerechtvaardigd is. De rechtbank stelde vast dat de afwijzing van de aanvraag niet kon standhouden, aangezien de regeling niet op een objectieve rechtvaardiging kon rekenen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiser, die zijn begroot op € 944,-. De rechtbank benadrukte dat er geen plaats was voor zelfvoorziening, omdat het verboden onderscheid naar arbeidsduur op verschillende manieren kan worden opgeheven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team bestuursrecht
Zittingsplaats Arnhem
registratienummer: AWB 12/6036
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)van
inzake
[eiser], eiser,
wonende te [woonplaats] vertegenwoordigd door mr. J. Aberkrom,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen,verweerder.

1.Aanduiding bestreden besluit

Besluit van verweerder van 22 oktober 2012.

2.Procesverloop

Bij besluit van 3 mei 2012 heeft verweerder afwijzend beslist op het verzoek van eiser om werktijdverkorting op grond van artikel 6.4.1.5 van de Arbeidsvoorwaardenregeling Gemeente Nijmegen (AGN) (Werktijdenverkorting 60 jaar en ouder).
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het ingediende bezwaar ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit gehandhaafd.
Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank van 19 maart 2013. Eiser is aldaar verschenen, bijgestaan door mr. J. Aberkrom, werkzaam bij de Abvakabo FNV te Deventer. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mevrouw mr. L.M.M. Thissen, werkzaam bij de gemeente Nijmegen.

3.Overwegingen

Eiser is werkzaam in deeltijd (32 uur per week). Op [xxx] 2012 heeft hij de 60-jarige leeftijd bereikt. Bij brief van 29 februari 2012 heeft hij verweerder verzocht om een werktijdverkorting van 2 uur per week op grond van artikel 6.4.1.5, eerste lid, van de AGN (Werktijdenverkorting 60 jaar en ouder), ingaande [xxx] 2012.
Artikel 6.4.1.5 van de AGN luidt:
De ambtenaar die de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, een volledige betrekking vervult en geen gebruik maakt van de voorziening als bedoeld in artikel 5:1 kan, indien hij zulks wenst, in aanmerking komen voor een vermindering van zijn werktijd met een half uur per dag.
Indien naar het oordeel van het college het dienstbelang zich tegen toepassing van het in het voorgaande lid bepaalde verzet, heeft de ambtenaar echter recht op een vrije dag zodra een periode verstreken is waarin het totaal aantal halve uren dat hem met toepassing van het eerste lid aan werktijdverkorting zou zijn toegestaan, overeenkomt met een werkdag.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder afwijzend op eisers verzoek om werktijdverkorting beslist, omdat hij van mening is dat de 60-jarigenregeling verboden onderscheid naar leeftijd maakt en daarom in strijd is met artikel 125g van de Ambtenarenwet en de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid.
Eiser heeft aangevoerd dat de 60-jarigenregeling wegens verboden onderscheid naar arbeidsduur in strijd is met artikel 125g van de Ambtenarenwet, zodat verweerder deze regeling ten onrechte niet op hem heeft toegepast. Hij heeft verzocht de regeling met terugwerkende kracht ingaande [xxx] 2012 op hem toe te passen.
Voorts heeft eiser aangevoerd dat het bestreden besluit onzorgvuldig is genomen en in strijd is met het motiveringsbeginsel.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van artikel 125g, eerste lid, van de Ambtenarenwet mag het bevoegd gezag geen onderscheid maken tussen ambtenaren op grond van een verschil in arbeidsduur in de voorwaarden waaronder een aanstelling wordt verleend, verlengd dan wel beëindigd, tenzij een dergelijk onderscheid objectief gerechtvaardigd is.
Blijkens de wetsgeschiedenis levert een verschil in behandeling naar arbeidsduur slechts een onderscheid in de zin van artikel 125g, eerste lid, van de Ambtenarenwet op indien dit verschil tot benadeling leidt. Van benadeling is naar de bedoeling van de wetgever in het algemeen geen sprake indien de arbeidsvoorwaarde evenredig is aan de omvang van de vastgestelde arbeidsduur. Uit de aard of de strekking van een arbeidsvoorwaarde kan voortvloeien dat die evenredigheid wel tot benadeling leidt. De memorie van toelichting (blz. 9-12) noemt als voorbeelden: "verlof voor gevallen waarin de werknemer wegens een bijzondere gebeurtenis verhinderd is om te werken, vergoeding van een in het kader van de werkzaamheden verplichte opleiding en vergoeding van onkosten die met het werk samenhangen.”
De rechtbank is met eiser van oordeel dat de 60-jarigenregeling in strijd is met artikel 125g van de Ambtenarenwet, omdat niet is gebleken dat het onderscheid naar arbeidsduur, in dit geval het onderscheid tussen deeltijders en voltijders, objectief gerechtvaardigd is. Dit betekent dat de 60-jarigenregeling in zoverre buiten toepassing moet worden gelaten en verweerder het onderhavige verzoek om toepassing van die regeling niet op grond van de arbeidsduur mag afwijzen.
De afwijzing door verweerder op de grond dat de 60-jarigenregeling leeftijdsdiscriminatoir is, kan geen stand houden. De 60-jarigenregeling is immers van kracht en eiser heeft op zodanige discriminatie geen beroep gedaan.
Gelet op het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard en het bestreden besluit te worden vernietigd.
De rechtbank is van oordeel dat voor zelf voorzien geen plaats is, omdat het verboden onderscheid naar arbeidsduur door verweerder op verschillende manieren kan worden opgeheven. Verweerder zal, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, een nieuw besluit op bezwaar moeten nemen.
Ten aanzien van het in bezwaar gedane verzoek van eiser om vergoeding van de kosten die hij in verband met de behandeling van het bezwaar heeft moeten maken, merkt de rechtbank op dat verweerder bij het nieuw te nemen besluit op bezwaar daarover dient te beslissen.
De rechtbank acht wel termen aanwezig om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten in beroep, welke zijn begroot op € 944,- aan kosten van verleende rechtsbijstand. Van andere kosten in dit verband is de rechtbank niet gebleken.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.

4.Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat verweerder met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar van eiser neemt;
  • veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten ten bedrage van € 944,-;
  • bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Vermeulen, voorzitter, en mr. H.C. Naves en
mr. L. van Gijn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.A. Kajim-Panjer, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op .
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Verzonden op: