ECLI:NL:RBGEL:2013:6518

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 juni 2013
Publicatiedatum
16 mei 2018
Zaaknummer
C/05/238082 / HA ZA 13-1
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid gemeente voor letselschade door struikeling over stroomkabels op de stoep tijdens markt

In deze zaak vordert eiseres, een vrouw die op 3 januari 2009 ten val kwam op de stoep van de Burchtstraat in Nijmegen, dat de gemeente Nijmegen aansprakelijk wordt gesteld voor de door haar geleden schade. Eiseres struikelde over stroomkabels die door marktkraamexploitanten waren neergelegd. De gemeente betwistte de aansprakelijkheid en voerde aan dat de kabels niet onder haar verantwoordelijkheid vielen. De rechtbank Gelderland oordeelde dat de gemeente niet aansprakelijk was voor de schade. De rechtbank stelde vast dat de elektriciteitskast eigendom was van de gemeente, maar dat de stroomkabels eigendom waren van de marktkraamhouders. De rechtbank concludeerde dat de kabels niet als een gebrek in de zin van artikel 6:174 BW konden worden aangemerkt, omdat deze kabels niet als vast onderdeel van het wegdek konden worden beschouwd. Eiseres had niet aangetoond dat de gemeente haar zorgplicht had geschonden. De rechtbank oordeelde dat de gemeente voldoende maatregelen had getroffen om toezicht te houden op de markt en dat er geen sprake was van een onrechtmatige daad. De vorderingen van eiseres werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/238082 / HA ZA 13-1
Vonnis van 19 juni 2013
in de zaak van
[Eiser],
[woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. R.T. Bocxe te Oegstgeest,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE NIJMEGEN,
zetelend te Nijmegen,
gedaagde,
advocaat mr. M.A. Bosman te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [Eiser] en de gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 maart 2013
- de ten behoeve van de comparitie ontvangen productie van de zijde van [Eiser]
- het (verkort) proces-verbaal van comparitie van 22 april 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 3 januari 2009 is [Eiser] op de stoep van de Burchtstraat in Nijmegen ten val gekomen, als gevolg waarvan zij letsel heeft opgelopen aan haar beide knieën.
2.2.
[Eiser] heeft op bij brief van haar rechtsbijstandverzekeraar van 9 januari 2009 de gemeente aansprakelijk gesteld voor de door haar als gevolg van haar val geleden schade.
2.3.
In de nadien tussen [Eiser] en de gemeente gevoerde correspondentie heeft de gemeente de door [Eiser] gestelde aansprakelijkheid betwist.

3.Het geschil

3.1.
[Eiser] vordert, samengevat, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. een verklaring voor recht dat de gemeente aansprakelijk is voor de door [Eiser] geleden schade als gevolg van het ongeval op 3 januari 2009;
2. veroordeling van de gemeente tot vergoeding van de door [Eiser] geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente;
3. veroordeling van de gemeente in de proceskosten en de nakosten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[Eiser] stelt dat zij op 3 januari 2009, toen er op het naast de Burchtstraat gelegen terrein een markt werd gehouden, met haar rechtervoet is blijven haken achter een (opgekrulde) stroomkabel die over de stoep lag. Toen zij met haar linkervoet wilde bijstappen is zij ten val gekomen. Deze stroomkabels waren afkomstig van een elektriciteitskast aan de gevelzijde van de stoep van de Burchtstraat en verzorgden de stroomvoorziening van de marktkramen op de aan de andere zijde van de stoep gelegen markt. Als gevolg van haar val heeft [Eiser] ernstig letsel opgelopen. [Eiser] stelt dat de gemeente primair op grond van artikel 6:174 BW, subsidiair op grond van artikel 6:162 BW juncto artikel 174 Gemeentewet aansprakelijk is voor de door haar ( [Eiser] ) geleden schade, zodat de gemeente gehouden is die schade te vergoeden.
3.3.
De gemeente voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat de elektriciteitskast, van waaruit (onder andere) de stroomvoorziening plaatsvindt ten behoeve van de markt(kramen), eigendom is van de gemeente en dat de stroomkabels eigendom zijn van de marktkraamhouders. Op de ochtend van de markt worden de stroomkabels door de marktkraamhouders neergelegd en aangesloten op de elektriciteitskast.
4.2.
Hoewel de gemeente de door [Eiser] gestelde toedracht van haar (onge)val betwist, zie de rechtbank aanleiding eerst de vraag met betrekking tot de aansprakelijkheid van de gemeente te beoordelen, veronderstellenderwijs uitgaande van de door [Eiser] gestelde toedracht.
Artikel 6:174 BW
4.3.
[Eiser] stelt dat de (enkele) aanwezigheid van (losliggende) kabels op het wegdek een gebrek opleveren in de zin van artikel 6:174 BW, waarvoor de gemeente als wegbeheerder aansprakelijk is.
4.4.
De gemeente betwist dat de stroomkabels onderdeel uitmaken van het wegdek/de weguitrusting en een gebrek kunnen opleveren in de zin van artikel 6:174 BW en betwist voorts dat een eventuele toezichthoudende plicht van de gemeente op dit punt haar grondslag kan vinden in bedoelde bepaling.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat de kabels ten behoeve van de stroomvoorziening van een markt niet kunnen worden aangemerkt als een vast onderdeel van het wegdek en/of de weguitrusting – en derhalve niet vallen onder de reikwijdte van het begrip opstal in de zin van artikel 6:174 BW – en dat (de ligging van) deze kabels als zodanig geen gebrek opleveren in de zin van artikel 6:174 BW, waarvoor de gemeente aansprakelijk is. Het betreft in dit geval zich incidenteel op het wegdek bevindende voorwerpen, die daar zijn aangebracht door derden. Dat de markt twee keer per week wordt gehouden, doet aan het voorgaande niet af. Dat de kabels worden aangesloten op elektriciteitskasten, die eigendom zijn van de gemeente, evenmin. De stelling van [Eiser] dat de gemeente haar zorgplicht heeft geschonden dan wel haar toezichthoudende taak niet naar behoren heeft uitgevoerd, kan dan ook niet worden gegrond op voormelde bepaling.
Artikel 6:162 BW (juncto artikel 174 Gemeentewet)
4.6.
[Eiser] stelt voorts dat, ook als artikel 6:174 BW toepassing zou missen, het bij de gemeente bekend was (is) dat er op vaste tijden kabels liggen, die een gevaarlijke situatie kunnen opleveren, en dat op de gemeente in haar hoedanigheid van wegbeheerder de zorgplicht rustte om maatregelen te treffen. Die kenbaarheid (in zijn algemeenheid) rechtvaardigt de conclusie dat de gemeente gehouden was uit hoofde van artikel 6:162 BW (juncto artikel 174 Gemeentewet) maatregelen ter afwending van het gevaar te treffen, aldus [Eiser] . Zij verwijst op dit punt onder meer naar het werkboek “Markt op maat 2004” en de “Handreiking Veiligheid op de markt” (versie 2008) van de adviescommissie Markt-, Straat- en Rivierhandel (MSR) van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD). [Eiser] stelt dat de gemeente bekend was althans behoorde te zijn met de inhoud van de hiervoor bedoelde documenten, waaruit blijkt dat niet alleen vanwege het struikelrisico maar ook vanwege de brandveiligheid maatregelen dienen te worden getroffen ter voorkoming van losliggende kabels op looproutes. De gemeente heeft niet aan haar zorgplicht voldaan door dit gevaar niet te inventariseren en door geen adequate maatregelen te treffen, bijvoorbeeld door in de Marktverordening te regelen dat aan het verlenen van vergunningen aan marktkraamhouders voorwaarden worden verbonden die betrekking hebben op de veiligheid van de markt, waaronder het op veilige wijze neerleggen van stroomkabels. De gemeente had voorts in het marktreglement de bevoegdheden en taken van de marktmeester kunnen regelen voor wat betreft het toezicht houden op de naleving van dit soort maatregelen. Nu de gemeente heeft nagelaten dergelijke regels op te stellen in haar Marktverordening, heeft zij niet voldoende maatregelen getroffen ter afwending van dit concrete (struikel)gevaar en is zij gehouden de daaruit voortvloeiende schade te vergoeden.
4.7.
De gemeente voert aan dat de gemeenteraad in juni 2007 de Marktverordening 2007 heeft vastgesteld, die op 24 januari 2008 in werking is getreden. Op grond van de artikelen 4 en 5 van deze verordening kunnen Burgemeester en Wethouders van de gemeente nadere regels stellen en standplaatsvergunningen verlenen en daaraan voorwaarden verbinden. De gemeente heeft de bevoegdheid tot regeling en bestuur inzake de huishouding van de gemeente (artikel 108 Gemeentewet). Deze bevoegdheid impliceert ook de vrijheid van de gemeente om die regels te stellen en die maatregelen te treffen die haar goeddunken in zaken die de gemeente aangaan. Dat andere gemeenten mogelijk andere regels stellen aan bijvoorbeeld marktplaatsvergunningen of de inrichting van de markt, schept voor de gemeente geen rechtsplicht om eveneens dergelijke regels te stellen en te handhaven. Er is volgens de gemeente voorts geen sprake van algemeen toezichtfalen (verwaarlozing door een bestuursorgaan van zijn wettelijke taken) noch van specifiek toezichtfalen (bijvoorbeeld het negeren van concrete aanwijzingen of waarschuwingen dat bepaalde voorschriften worden overtreden). De gemeente voert ten slotte aan dat het gevaar dat zich heeft verwezenlijkt niet door de gemeente in het leven is geroepen of in stand is gehouden, maar door een derde. De gemeente noch de marktmeester waren op de hoogte van de omstandigheid dat er een kabel lag in een zodanige positie dat voetgangers hierover konden struikelen en de gemeente kan niet aansprakelijk worden gehouden voor eventueel gevaarzettend handelen van een ander.
4.8.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van handelen door de gemeente in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, moet niet alleen worden gelet op de kans op schade, maar ook op de aard van de gedraging, de aard en de ernst van de eventuele schade en de bezwaarlijkheid en gebruikelijkheid van het nemen van voorzorgsmaatregelen (HR 5 november 1965, NJ 1966, 136). Niet reeds de enkele mogelijkheid van schade als verwezenlijking van aan een bepaald gedrag inherent gevaar doet dat gedrag onrechtmatig zijn; zodanig gevaarscheppend gedrag is slechts onrechtmatig indien de mate van waarschijnlijkheid van schade als gevolg van dat gedrag zo groot is dat de betrokkene zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten onthouden (HR 7 april 2006, NJ 2006, 244).
4.9.
De rechtbank overweegt dat op zichzelf kabels op de grond om en nabij een ‘evenement’ (zoals een markt) met veel mensen een risico op struikelen met zich brengt, zeker ook wanneer de kabels gekruld zouden liggen. Anderzijds is bij bezoekers en langslopend publiek bekend dat die kabels er kunnen liggen. Uit de door [Eiser] overgelegde foto’s blijkt dat de donkergekleurde kabels ook goed zichtbaar zijn op de lichtgekleurde tegels van de stoep. [Eiser] stelt dat er in het onderhavige geval meer kabels dan normaal zouden hebben gelegen, omdat een nabij gelegen elektriciteitskast defect was. Volgens de gemeente, en onweersproken door [Eiser] , is het gebruikelijk dat er twee tot vier kabels zijn aangesloten op de elektriciteitskast. Dat dit er op 3 januari 2009 vier of vijf waren, is dus niet uitzonderlijk. [Eiser] stelt in de inleidende dagvaarding dat er op 3 januari 2009 sprake was van een opgekrulde kabel ( [Eiser] heeft ter zitting verklaard niet meer te weten of de kabel al opgekruld was voordat (en waardoor) zij viel of dat de kabel opgekruld was als gevolg van haar val). De gemeente heeft ter gelegenheid van de comparitie toegelicht dat de (in dienst van de gemeente zijnde) marktmeester ’s ochtends een ronde maakt over de markt om te zien of alles goed staat en aangesloten is, ook wat betreft de elektriciteitskasten. Als er iets niet in orde is, trekt hij de kabels eruit of geeft hij aanwijzingen aan de marktkraamhouder over de opstelling van de marktkraam. Ook gedurende de dag maakt de marktmeester een aantal keren een ronde over de markt, de overige tijd is hij bereikbaar op zijn naast de markt gelegen kantoor. De gemeente heeft onbetwist gesteld dat er op 3 januari 2009 geen meldingen of klachten waren over een opgekrulde kabel en dat zij noch de marktmeester op de hoogte waren van het feit dat er een kabel lag in een zodanige positie dat er iemand over zou kunnen struikelen. Van een situatie, waarin de gemeente (dan wel de marktmeester) van het specifieke gevaar op de hoogte was, maar heeft nagelaten de benodigde maatregelen te treffen, was in dit geval dus geen sprake.
4.10.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de gemeente met het inrichten van de markt op de wijze zoals is geschied, met een marktmeester die toezicht houdt, gelet op de relatief beperkte omvang van het risico dat zich (ernstige) ongevallen zouden voordoen (het is nog niet eerder gebeurd) voldoende heeft gedaan wat van haar in het kader van haar zorgplicht en toezichthoudende taak kon en mocht worden verwacht.
4.11.
De rechtbank is van oordeel dat een (algemene) rechtsplicht tot het treffen van (nadere) maatregelen, op de wijze zoals door [Eiser] is gesteld, ook niet volgt uit artikel 174 Gemeentewet. De door [Eiser] aangehaalde documenten (werkboek en handreiking) vormen een aanbeveling voor gemeenten, maar leiden niet tot een verplichting voor gemeenten tot nadere regelgeving. Dat voor nadere regelgeving op het punt van de aanleg van stroomkabels door marktkraamhouders aanleiding zou zijn, kan ook niet in zijn algemeenheid worden aangenomen. De (enkele) omstandigheid dat bij het neerleggen van kabels rekening moet worden gehouden met het bezoekende en langslopende publiek is daartoe onvoldoende. De gemeente heeft voorts onweersproken gesteld dat dit de eerste (en enige) keer is geweest dat zij een melding heeft ontvangen van een val over de stroomkabels. Dat de gemeente op dit punt haar regelgevende dan wel toezichthoudende taak heeft geschonden, is dan ook niet gebleken, althans hetgeen [Eiser] daartoe stelt is onvoldoende.
4.12.
Ten slotte wordt overwogen dat, daargelaten de vraag of van de gemeente gevergd kan worden preventieve maatregelen te treffen (zoals het leggen van matten over de kabels) of dat dit de verantwoordelijkheid is van de marktkraamhouders, onvoldoende is komen vast te staan dat een dergelijke maatregel het risico op struikelen kan verkleinen. Dat het plaatsen van waarschuwingsborden daartoe een effectieve maatregel zou zijn, is gesteld noch gebleken.
4.13.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de gemeente niet onzorgvuldig of onrechtmatig heeft gehandeld jegens [Eiser] , zodat de gemeente niet aansprakelijk is voor de door [Eiser] geleden schade. De vraag naar de precieze toedracht van de val van [Eiser] behoeft in dat geval geen bespreking meer.
4.14.
De slotsom van het voorgaande is dat de vorderingen van [Eiser] zullen worden afgewezen.
4.15.
[Eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op:
- griffierecht € 589,00
- salaris advocaat
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.493,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [Eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 1.493,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2013.