ECLI:NL:RBGEL:2013:6490

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 december 2013
Publicatiedatum
25 april 2014
Zaaknummer
C-06-130252 - HA ZA 12-204
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijksgemeenschap en toepasselijkheid van Turks recht in echtscheidingsprocedure

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw die in Turkije zijn gehuwd. De rechtbank heeft op 11 december 2013 uitspraak gedaan over de verdeling van de huwelijksgemeenschap en de toepasselijkheid van het Turks huwelijksvermogensrecht. De man vorderde onder andere de verdeling van een kilo goud en € 50.000 aan contant geld, evenals de verdeling van andere goederen uit de huwelijksgemeenschap. De vrouw voerde verweer en stelde dat de man niet-ontvankelijk verklaard moest worden in zijn vorderingen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op basis van de woonplaats van de vrouw in Nederland ten tijde van de dagvaarding. De rechtbank heeft vervolgens het toepasselijke huwelijksvermogensrecht beoordeeld, waarbij het Turkse recht van toepassing werd verklaard op basis van de gemeenschappelijke nationaliteit van partijen ten tijde van het huwelijk. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen huwelijksgoederengemeenschap was tot 1 januari 2002, en dat vanaf die datum het Turks Burgerlijk Wetboek van toepassing was, wat leidde tot een regime van verwervingsdeelneming.

De rechtbank heeft de vorderingen van de man en de vrouw gezamenlijk beoordeeld en heeft bepaald dat de woning, de inboedel en het flexibel krediet onder de gemeenschappelijke verwervingen vallen. De rechtbank heeft de man veroordeeld om de aflossing en rentebetalingen van het flexibel krediet voor zijn rekening te nemen, en heeft partijen opgedragen om de woning te verkopen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/06/130252 / HA ZA 12-204
Vonnis van 11 december 2013
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. S. Kandemir te Dordrecht,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. F. Leemans te Apeldoorn
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 20 maart 2013 (hierna het tussenvonnis)
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
  • de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De vordering en het verweer in conventie

3.1.
De man vordert - na wijziging van eis – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis
I. zal verdelen het in huwelijksgemeenschap zijnde goud, zijnde 1 kilo goud;
II. zal verdelen het in huwelijksgemeenschap zijnde geld ten tijde van de echtscheiding, ter hoogte van € 50.000,00;
III. de verdeling van de overige goederen van de huwelijksgemeenschap zal gelasten, zulks met benoeming van een notaris en onzijdige personen, als bedoeld in de wet, om de partij te vertegenwoordigen die weigerachtig is aan de bevolen verdeling mee te werken;
IV. de vrouw zal veroordelen om mee te werken aan een zodanige verdeling als de rechtbank juist en billijk voorkomt;
V. de vrouw een dwangsom op zal leggen van € 500,00 per dag, of een dagdeel, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen dwangsom, indien de vrouw zich niet houdt aan de plicht van medewerking.
3.2.
De vrouw concludeert dat de rechtbank de man niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vorderingen dan wel hem die zal ontzeggen.
3.3.
De onderbouwing van de conventionele vorderingen en verweren komt voor zover van belang aan de orde bij de beoordeling.

4.De vordering en het verweer in reconventie

4.1.
De vrouw vordert dat de rechtbank
voor recht zal verklaren dat het tussen partijen geldende vermogensrecht in drie perioden verdeeld moet worden waarbij in de periode van [1990] tot en met 31 december 2001 het Turks huwelijksvermogensrecht van toepassing was en partijen buiten iedere huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap met elkaar gehuwd waren, in de periode van 1 januari 2002 tot februari 2006 het Turks huwelijksvermogensrecht van toepassing was en partijen buiten iedere huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap met elkaar gehuwd waren met een deelgenootschap in vermogensopbouw en in de periode vanaf februari 2006 tot 7 mei 2009 het Nederlands huwelijksvermogensrecht van toepassing was inhoudende een gemeenschap van goederen.
voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, ten aanzien van de gemeenschapsgoederen in de zin van boek 3 BW:
1. de verplichtingen uit hoofde van het flexibel krediet aan de man toe zal delen, de aflossing en rente betalingen voor zijn rekening zal laten komen zonder nadere verrekening, met de verplichting de vrouw te vrijwaren;
2. alle roerende zaken aan de man toe zal delen onder de verplichting aan de vrouw te betalen € 2.500,00;
3. primair de man zal gelasten mee te werken aan verkoop van de woning aan de [adres te plaats] alsmede aan afkoop van de daarmee verbonden levensverzekering/spaarhypotheek en de opbrengst tussen partijen te verdelen bij helfte; subsidiair de man zal veroordelen tot verdeling van de woning aan de [adres te plaats] en de daarmee verbonden levensverzekering/spaarhypotheek, met benoeming van een notaris en een onzijdig persoon volgens de wet, voor het geval een van de partijen niet aan de scheiding (de rechtbank begrijpt: verdeling) zou willen meewerken;
ten aanzien van de goederen in de zin van boek 1 BW:
de man zal veroordelen voor de in de periode van februari 2006 tot 7 mei 2009 verkregen goederen, welke gemeenschappelijk zijn ingevolge het tussen partijen geldende huwelijksvermogensrecht, mee te werken aan verdeling, met benoeming van een notaris en een onzijdig persoon volgens de wet, voor het geval een van de partijen niet aan de scheiding (de rechtbank begrijpt: verdeling) zou willen meewerken.
de man zal veroordelen inzage te verschaffen ter zake van die inkomens- en vermogensverwerving die voor verrekening in aanmerking komt in de periode 1 januari 2002 – februari 2006.
de man zal veroordelen tot afgifte van de aan de dochter toebehorende piano, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag voor iedere dag dat de man daarmee in gebreke is na een termijn van veertien dagen na betekening van dit vonnis.
de man zal veroordelen in de proceskosten.
4.2.
De man concludeert dat de rechtbank de vrouw bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen, althans deze zal afwijzen met haar veroordeling in de kosten van het geding in reconventie.
4.3.
De onderbouwing van de reconventionele vorderingen en verweren komt voor zover van belang aan de orde bij de beoordeling.

5.De beoordeling

in conventie en in reconventie

5.1.
Gezien de samenhang tussen de conventionele en de reconventionele vorderingen zal de rechtbank die gezamenlijk behandelen.
Bevoegdheid van de Nederlandse rechter
5.2.
De Nederlandse rechter komt op grond van artikel 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna Rv) jo artikel 3:178 Burgerlijk Wetboek (hierna BW) rechtsmacht toe aangezien de vrouw ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding haar woonplaats in Nederland had.
Het toepasselijk huwelijksvermogensrecht
5.3.
Voor de beantwoording van de vraag welk huwelijksvermogensrecht van toepassing is, is het moment van huwelijkssluiting bepalend. Het aldus aangewezen huwelijksgoederenregime geldt in beginsel voor de hele duur van het huwelijk.
Het huwelijk van partijen is gesloten op [1990]. Zij hebben geen huwelijksvoorwaarden opgemaakt en voorafgaand aan of tijdens hun huwelijk geen rechtskeuze gemaakt. Ten tijde van het huwelijk hadden partijen (enkel) de Turkse nationaliteit (zie tussenvonnis onder 2.2). Nu partijen zijn gehuwd op [1990] is het verwijzingssysteem van het Chelouche - Van Leer arrest (HR 10 december 1976, NJ 1977, 275) van toepassing zodat de op het huwelijksgoederenregime van partijen toepasselijke wet wordt aangewezen door hun gemeenschappelijke nationaliteit ten tijde van de huwelijkssluiting. Derhalve is het Turkse huwelijksvermogensrecht van toepassing. [1]
Voor een uitzondering op het beginsel dat dit recht voor de hele duur van het huwelijk geldt, is geen plaats. Niet is gesteld of gebleken dat hier een uitzondering van toepassing is. Het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 is gezien het moment van huwelijkssluiting, dat voor 1 september 1992 ligt, niet van toepassing zodat de daarin gelegen omslag evenmin van toepassing is. Hieruit vloeit voort dat de door de vrouw onder A gevorderde verklaring voor recht niet voor toewijzing vatbaar is.
Het toepasselijk regime
5.4.
Tot 1 januari 2002 gold in Turkije een algehele scheiding van goederen, tenzij de echtgenoten anders waren overeengekomen. Dat hebben partijen niet gedaan.
Per 1 januari 2002 is het (nieuwe) Turks Burgerlijk Wetboek (hierna TBW) in werking getreden. Op grond van het overgangsrecht blijft tussen echtgenoten die voor de inwerkingtreding van de nieuwe wet zijn gehuwd tot 1 januari 2002 het oude recht gelden en hebben zij tot 1 januari 2003 de mogelijkheid te kiezen voor een ander dan het wettelijk vermogensrechtelijk stelsel. Een dergelijke keuze hebben partijen niet gemaakt. Daarom geldt tussen partijen van [1990] tot 1 januari 2002 een algehele scheiding van goederen en vanaf 1 januari 2002 het wettelijk huwelijksgoederenregime van verwervingsdeelneming (artikel 202 TBW), waarover hierna meer.
Het tot 1 januari 2002 toepasselijke regime, algehele scheiding van goederen
5.5.
Voor de periode vanaf de huwelijkssluiting tot 1 januari 2002 kende het TBW als wettelijk stelsel de algehele scheiding van goederen. Derhalve is tot 1 januari 2002 tussen partijen geen sprake van een huwelijksgoederengemeenschap die voor verdeling vatbaar is.
Bovendien is geen verdeling gevorderd van vermogensbestanddelen waarvan gesteld of gebleken is dat partijen die gezamenlijk of persoonlijk in bezit hadden voor 1 januari 2002.
Het vanaf 1 januari 2002 toepasselijke regime van verwervingsdeelneming
5.6.
Het regime van verwervingsdeelneming omvat de verwervingen en het persoonlijk vermogen van ieder van de echtgenoten (artikel 218 TBW). Het vermogen van iedere echtgenoot bestaat aldus uit twee deelvermogens: de verwervingen en het persoonlijk vermogen, zodat in totaal vier vermogens te onderscheiden zijn. Als verwervingen worden beschouwd de tijdens dit deelgenootschap om baat verworven vermogensbestanddelen, in het bijzonder: de inkomsten uit arbeid, sociale verzekeringen, uitkeringen wegens verlies aan arbeidsvermogen, inkomsten uit persoonlijk vermogen en vervangende vermogensbestanddelen (artikel 219 TBW). Tot het persoonlijk vermogen behoren op grond van de wet limitatief: de voor persoonlijk gebruik bestemde goederen, de ten huwelijk aangebrachte en staande huwelijk door erfrecht of schenking verworven vermogensbestanddelen, vorderingen uit immateriële schadevergoeding en de vervangende vermogensbestanddelen (artikel 220 TBW). Daarnaast is het mogelijk om bij overeenkomst te aanvaarden dat vermogensbestanddelen die voortvloeien uit een beroepsuitoefening of ondernemingsactiviteit als persoonlijk vermogen worden beschouwd of dat inkomsten uit persoonlijk vermogen niet tot de verwervingen worden gerekend (artikel 221 TBW). Dat een overeenkomst als bedoeld in artikel 221 TBW is gesloten, is gesteld noch gebleken.
Einde van het huwelijksgoederenregime en vereffening
5.7.
Het huwelijksgoederenregime eindigt op het tijdstip waarop de rechtszaak tot beëindiging van het huwelijk wegens echtscheiding aanvangt (artikel 225 TBW). Hiervoor is het moment waarop de griffie van de rechtbank het verzoekschrift heeft ontvangen, bepalend (zie Teker 2013, p. 46, 47). Blijkens de beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 25 maart 2009 (productie A2 van de vrouw) heeft de vrouw op 13 januari 2009 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend zodat de rechtbank ervan uitgaat dat het wettelijk huwelijksgoederenregime op 13 januari 2009 is geëindigd.
5.8.
Bij echtscheiding vindt een financiële afrekening plaats van hetgeen tijdens het huwelijk is verworven. Op grond van artikel 236 TBW is iedere echtgenoot rechthebbende op de helft van de nettowaarde van de verwervingen van de andere echtgenoot. Vorderingen worden verrekend. Echtgenoten hebben geen recht op (een deel van) het persoonlijk vermogen van de ander. De verwervingen en het persoonlijk vermogen worden gescheiden naar de staat daarvan op het tijdstip van de ontbinding van het huwelijksgoederenregime (228 lid 1 TBW). Gezien hetgeen in rechtsoverweging 5.7 is overwogen, heeft als peildatum voor het bepalen van de omvang van de verwervingen 13 januari 2009te gelden. De bestanddelen die op dat moment tot de verwervingen behoren, worden op grond van artikel 235 lid 1 TBW gewaardeerd op het tijdstip van vereffening, dus de huidige waarde. Op grond van artikel 235 lid 2 TBW geschiedt de berekening van de aan de verwervingen toe te voegen (vermogens)waarden (als bedoeld in artikel 229 TBW) op basis van de datum van overdracht.
Omvang van de verwervingen
5.9.
Partijen hebben gesteld dat de na te melden vermogensbestanddelen verdeeld of in de verrekening betrokken moeten worden. De rechtbank zal voor elk daarvan bepalen of sprake is van een te verrekenen vordering en/of te verdelen vermogen en aan de hand van het daarop toepasselijke recht en de standpunten van partijen beslissen. Op grond van artikel 231 TBW is de te verdelen netto waarde de waarde die overblijft nadat de totale waarde van de verwervingen van elk der echtgenoten, met inbegrip van de waarden die zijn verkregen uit de toevoegingen en verrekeningen, is verminderd met de op deze goederen rustende schulden. Een negatief saldo wordt niet in beschouwing genomen.
De man heeft gevorderd een notaris en onzijdige personen te benoemen ter verdeling van hetgeen er daarnaast tussen partijen te verdelen is. Nu hij gesteld noch onderbouwd heeft welke goederen dit betreft, terwijl de vrouw aanvoert dat zij zich niet kan bedenken welke goederen daaronder zouden kunnen vallen, wijst de rechtbank die vordering af.
Over na te melden (vermeende) vermogensbestanddelen zal de rechtbank beslissen:
een kilo goud,
ongeveer € 50.000,00 aan contant geld,
de woning aan de [adres te plaats],
e levensverzekering / spaarpolis behorende bij de woning onder c en bij de hypothecaire geldlening onder l,
en boerderij in [plaats], [adres],
een boerderij in [plaats],
grond in Turkije [plaats],
een bedrag dat is geïnvesteerd en verdeeld tussen de kinderen in Turkije Merkez Bank,
de verkoopopbrengst van een winkel in [plaats],
de inboedel,
de piano.
de hypothecaire geldlening behorende bij de woning onder c,
een flexibel krediet bij de ABN AMRO-bank.
Geld en goud
5.10.
De man stelt dat partijen beschikt hebben over een kilo goud en € 50.000,00 aan contant geld. De man heeft deze stelling, gezien de gemotiveerde betwisting door de vrouw, onvoldoende met feiten en omstandigheden onderbouwd zodat de rechtbank hem niet tot het bewijs daarvan zal toelaten. Nu het bestaan van deze vermogensbestanddelen niet vaststaat, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling aan wie deze toebehoren en of deze als persoonlijk vermogen of als verwerving moeten worden aangemerkt. De vordering tot verdeling hiervan wordt afgewezen.
De woning [adres te plaats] (hierna: de woning) en de hypothecaire geldlening, de levensverzekering en het spaarsaldo in de spaarhypotheek (hierna het spaarsaldo)
5.11.
Partijen zijn het erover eens dat de woning door hen in gezamenlijk eigendom, ieder voor de helft, is verkregen, dat deze volledig is gefinancierd met een hypothecaire geldlening en dat hieraan zijn gekoppeld een levensverzekering en een spaarsaldo. Tevens stelt de rechtbank vast dat de helft in het verwervingsvermogen van de man en de andere helft in het verwervingsvermogen van de vrouw valt.
5.12.
De vrouw stelt dat zij er belang bij heeft dat de woning verkocht wordt nu de man heeft aangegeven niet in staat te zijn de woning te financieren. Zij stelt dat de (advocaat van de) man bij brief van 12 april 2010 heeft laten weten dat de man er niet in geslaagd was de woning op zijn naam te laten overschrijven (productie G bij de conclusie van dupliek in conventie tevens repliek in reconventie). Volgens de vrouw had de man eind 2012 een zodanige achterstand met de hypotheekbetaling dat de hypotheekverstrekker stappen heeft ondernomen om tot gedwongen verkoop te komen.
5.13.
De man voert verweer. Hij voert aan dat partijen ten tijde van de echtscheiding zijn overeengekomen dat hij in de woning mocht blijven en de daarbij behorende lasten zou dragen. De vrouw is, volgens hem, in de afgelopen jaren nooit aangesproken voor betaling van de hypothecaire geldlening. Derhalve heeft zij, aldus de man, geen belang bij verkoop van de woning. Subsidiair voert de man aan dat als peildatum voor de verdeling de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking moet gelden en dat partijen de kosten van taxatie bij helfte moeten delen. Verder heeft de man nog aangevoerd dat hij de rechtbank informatie zal verstrekken over het kunnen overnemen van de hypothecaire geldlening.
5.14.
De rechtbank overweegt als volgt. Tegenover de door de vrouw onderbouwde stelling dat de man de overname van de woning niet kan financieren, heeft de man zijn stelling dat hij dat wel zou kunnen niet onderbouwd. Gelet hierop zal de woning moeten worden verkocht aan een derde. Als partijen geen overeenstemming hebben bereikt over verkoop moet het goed op grond van artikel 699 TBW worden gesplitst of verkocht op een veiling. De verkregen tegenprestatie wordt tussen de echtgenoten naar verhouding verdeeld. Splitsing is geen optie nu een woning zich daarvoor in principe niet leent. In Nederland levert verkoop van een woning op een veiling in de regel een aanmerkelijk lagere opbrengst op dan de werkelijke waarde zodat partijen niet gebaat zijn bij verkoop op een veiling maar belang hebben bij reguliere verkoop. De rechtbank zal partijen opdragen tot verkoop van de woning over te gaan en bepalen dat een eventuele positieve of negatieve waarde na verkoop van de woning, aflossing van de hypothecaire geldlening en aftrek van de waarde van de levensverzekering/spaarpolis bij helfte moet worden gedeeld of gedragen. De kosten verbonden aan verkoop van de woning moeten door partijen, gezien de eigendomsverhouding, bij helfte gedragen worden. De kosten van de woning, waaronder de rente van de hypothecaire geldlening en de betalingen in de levensverzekering/de spaarpolis, tussen het moment van echtscheiding en het moment van verkoop van de woning komen gedurende de tijd dat de man, zoals tussen partijen is overeengekomen, in de woning verblijft, echter op grond van die overeenkomst voor rekening van de man.
Erfenis
5.15.
De vrouw heeft aangevoerd dat haar vader, die de Turkse nationaliteit had maar al ruim 30 jaar in Nederland woonde, op [2004] is overleden in Nederland. De man heeft erkend dat de vader van de vrouw tijdens het huwelijk van partijen is overleden.
Nu het Turkse huwelijksvermogensrecht van toepassing is, valt de mogelijk verkregen erfenis op grond van artikel 220 sub 2 TBW in het persoonlijk vermogen van de vrouw zodat deze niet voor verdeling en/of afrekening vatbaar is. Of de vrouw (rechtsgeldig) afstand heeft gedaan van de erfenis, hetgeen de man betwist, is derhalve in deze procedure niet relevant.
Van de door de man genoemde vermogensbestanddelen noemt de vrouw de navolgende in het kader van de discussie van de erfenis (dat de vrouw van de posten g en h niets zou afweten, zoals zij stelt, is daarbij niet relevant):
een boerderij in [plaats], [adres],
een boerderij in [plaats],
grond in Turkije [plaats],
een bedrag dat is geïnvesteerd en verdeeld tussen de kinderen in Turkije Merkez Bank,
de verkoopopbrengst van een winkel in [plaats].
De man heeft dit niet, althans niet voldoende gemotiveerd, betwist zodat vast staat dat deze (eventuele) vermogensbestanddelen uit de erfenis afkomstig zijn en als persoonlijk vermogen van de vrouw niet voor verdeling of afrekening vatbaar zijn zodat de rechtbank de vordering tot verdeling daarvan zal afwijzen.
Inboedel (met uitzondering van de piano) en auto
5.16.
De vrouw heeft aangevoerd dat partijen gedurende het huwelijk de inboedel en een auto hebben aangeschaft en dat de bedoeling van partijen was dat die gemeenschappelijk zouden zijn. Zij schat de waarde op het moment in 2008 dat zij de echtelijke woning verliet op € 5.000,00. Nu de man de door de vrouw gestelde waarde niet betwist, gaat de rechtbank daarvan uit. Tevens stelt de rechtbank vast dat de helft in het verwervingsvermogen van de man en de andere helft in het verwervingsvermogen van de vrouw valt.
De man voert aan dat de vrouw bij haar vertrek uit de woning de goederen heeft meegenomen die zij toen wenste. De vrouw zegt dat het alleen kleding betreft, hetgeen de man betwist. De vrouw heeft bij haar standpunt gepersisteerd. Nu geen van partijen zijn/haar standpunt nader heeft onderbouwd zal de rechtbank bepalen dat ieder behoudt wat hij/zij feitelijk onder zich heeft (met uitzondering van de piano, zie rechtsoverweging 5.18) en zijn/haar aandeel heeft ontvangen zonder dat sprake is van overbedeling.
Flexibel krediet
5.17.
Partijen hebben tijdens hun huwelijk samen een flexibel krediet afgesloten bij de ABN AMRO-bank onder nummer 48.84.88.206. Naar Turks recht is op grond van artikel 268 aanhef en lid 3 TBW ieder der echtgenoten voor deze schuld aansprakelijk met zijn persoonlijk vermogen en gemeenschapsvermogen.
De vrouw heeft aangevoerd dat in 2004 van het krediet nog ongeveer € 5.000,00 open stond en dat alleen de man sindsdien over de pasjes heeft kunnen beschikken, terwijl uit de door haar overgelegde productie blijkt dat ter zake het krediet op 30 mei 2013 € 25.847,56 aan de ABN AMRO-bank verschuldigd was. Zij vordert het krediet aan de man toe te wijzen, onder vrijwaring van de vrouw. Verder heeft zij onderbouwd aangevoerd dat haar bankrekening op enig moment is geblokkeerd omdat er achterstanden waren bij de nakoming van de verplichtingen uit het flexibel krediet. De man heeft de stellingen van de vrouw niet, althans niet voldoende gemotiveerd, weersproken. Derhalve zal de rechtbank er van uitgaan dat tot een bedrag van € 5.000,00 sprake was van een gemeenschappelijke schuld en dit bedrag in aanmerking nemen bij de te verrekenen verwerving, ieder voor de helft, te weten € 2.500,00.
De man heeft ten aanzien van het meerdere het standpunt van de vrouw niet betwist zodat de rechtbank de toename van het flexibel krediet op grond van artikel 230/231 TBW als alleen voor persoonlijk gebruik door de man bestemd tot zijn persoonlijk vermogen zal rekenen. Dit geldt dus voor zover het krediet het bedrag van € 5.000,00 overschrijdt. Ook voor het overige heeft de man de vordering van de vrouw in verband met het flexibel krediet niet betwist zodat de rechtbank de vordering van de vrouw zal toewijzen als na te melden, zie ook rechtsoverweging 5.22. Nu de rechtbank het flexibel krediet aan de man toedeelt zal zij hem verplichten de vrouw terzake te vrijwaren.
Piano
5.18.
De vrouw heeft aangevoerd dat de dochter van partijen voor hun uiteengaan een piano heeft gekregen die bij de man is gebleven en niet is begrepen in de ter zake van de inboedel geschetste waarde. Zij heeft afgifte daarvan gevraagd. Zij heeft aangevoerd dat de dochter van partijen, [naam 1], bij haar woont. De man heeft het standpunt van de vrouw over de piano niet betwist zodat tussen partijen vaststaat dat de piano toebehoort aan de dochter. Uit productie 2a van de vrouw blijkt echter dat de dochter geboren is op 25 mei 1992 zodat zij meerderjarig is. Gesteld noch gebleken is dat de vrouw bevoegd is namens haar dochter afgifte van de piano te vorderen. Derhalve zal de rechtbank de vordering tot afgifte van de piano alsmede de dwangsomvordering afwijzen.
Overige
5.19.
De vrouw heeft verzocht om inzage te verschaffen in gegevens betreffende inkomens- en vermogensverwerving van de man in de periode 1 januari 2002- februari 2006 nu een afreken- en verrekenplicht tussen hen bestaat. De man heeft niet aan dat verzoek voldaan en evenmin verweer gevoerd. De rechtbank zal de vordering toewijzen.
5.20.
De vrouw heeft gevorderd de man te veroordelen voor de in de periode van februari 2006 tot 7 mei 2009 verkregen goederen, welke gemeenschappelijk zijn ingevolge het tussen partijen geldende huwelijksvermogensrecht, mee te werken aan verdeling, met benoeming van een notaris en een onzijdig persoon volgens de wet, voor het geval een van de partijen niet aan de scheiding (de rechtbank begrijpt: verdeling) zou willen meewerken. Nu de man hiertegen geen verweer gevoerd heeft zal de rechtbank deze vordering toewijzen.
5.21.
De vrouw heeft de man verzocht een toelichting te verstrekken op een namens hem uitgebracht exploit waarin sprake is van de kinderen [naam 2], [naam 3] en [naam 4], welke namen haar niets zeggen. Zij heeft ter zake echter geen vordering geformuleerd noch heeft zij aangevoerd dat sprake zou zijn van een situatie met huwelijksvermogensrechtelijke gevolgen zodat de rechtbank hieraan voorbij gaat.
Conclusie
5.22.
Tot de verwervingsvermogens van de man en de vrouw behoren, voor elk van hen bij helfte: de woning met de levensverzekering en het spaarsaldo, de inboedel en auto ad € 5.000,00 en het flexibel krediet ad € 5.000,00.
Op grond van artikel 231 TBW moet de totale waarde van de verwervingen van elk van de echtgenoten worden verminderd met de op deze goederen rustende schulden. Dit betreft de hypothecaire geldlening en het flexibel krediet tot een bedrag van € 5.000,00.
Daarna moet hetgeen er rest bij helfte worden verdeeld, voor zover het een positief saldo betreft.
Dit leidt tot de conclusie dat de vrouw aan de man haar aandeel in het flexibel krediet moet voldoen, te weten € 2.500,00, dat geen sprake is van overbedeling inzake de inboedel en de auto en dat de netto waarde van de woning (als gedefinieerd in rechtsoverweging 5.14) bij helfte moet worden verdeeld als deze positief is. Een negatief saldo wordt op grond van artikel 231 TBW niet verrekend. In dat geval dient elk van partijen de helft daarvan te dragen.
5.23.
De rechtbank ziet thans geen aanleiding tot het opleggen van de door de man gevorderde dwangsom nu deze nog slechts zou zien op de verkoop van de woning en de verdeling van de netto waarde van de woning (zie rechtsoverweging 5.14) en de vrouw zulks expliciet heeft gevorderd.
Proceskosten
5.24.
De vordering de raadsman van de man in de proceskosten te veroordelen, wordt afgewezen nu artikel 245 Rv, anders dan het oude artikel 58 Rv, die mogelijkheid niet kent. De proceskosten zullen, nu partijen voormalige echtelieden zijn, aldus worden gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
6.1.
veroordeelt de man de aflossing en de rentebetalingen ter zake het flexibel krediet bij de ABN AMRO-bank onder nummer 48.84.88.206 voor zijn rekening te nemen zonder nadere verrekening, met de verplichting de vrouw te vrijwaren, onder gehoudenheid voor de vrouw aan de man te voldoen haar aandeel in de schuld ter grootte van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd gulden),
6.2.
stelt de verdeling van de auto en de inboedel (met uitzondering van de piano) zodanig vast dat ieder behoudt wat hij/zij onder zich heeft,
6.3.
draagt partijen op over te gaan tot verkoop van de woning aan de [adres te plaats] door een makelaar,
6.4.
bepaalt dat de opbrengst van de woning aan de [adres te plaats] verminderd met de hypothecaire geldlening, het saldo van de daarmee verbonden levensverzekering/ het spaarsaldo en de kosten verbonden aan verkoop tussen partijen bij helfte verdeeld zullen worden dan wel dat partijen (in hun interne verhouding) de schuld die resteert na verkoop van de woning aan de [adres te plaats], aflossing van de hypothecaire geldlening en beëindiging van de daarmee verbonden levensverzekering/ het spaarsaldo, bij helfte dienen te dragen,
6.5.
veroordeelt de man om inzage te verschaffen in gegevens betreffende zijn inkomens- en vermogensverwerving in de periode 1 januari 2002- februari 2006,
6.6.
veroordeelt de man ten aanzien van de in de periode van februari 2006 tot 7 mei 2009 verkregen gemeenschappelijke goederen voor zover niet in de onderhavig verdeling/verrekening betrokken, mee te werken aan verdeling van die gemeenschap ten overstaan van na te melden notaris,
6.7.
benoemt daartoe mr. C.H.A. Wille, notaris gevestigd te Apeldoorn, of diens waarnemer of opvolger en bepaalt dat:
- als de man niet meewerkt aan de verdeling, mr. E. Smit, advocaat te Deventer, als zijn vertegenwoordiger zal optreden,
- als de vrouw niet meewerkt aan de verdeling, mr. M.G. Bolijn van der Linden, advocaat te Apeldoorn, als haar vertegenwoordiger zal optreden,
6.8.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6.9.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 6.1 tot en met 6.8 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
6.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.I. Spoor en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2013. [2]

Voetnoten

1.De rechtbank heeft voor het Turks Huwelijksvermogensrecht geraadpleegd:
2.TS/CP