In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw die in Turkije zijn gehuwd. De rechtbank heeft op 11 december 2013 uitspraak gedaan over de verdeling van de huwelijksgemeenschap en de toepasselijkheid van het Turks huwelijksvermogensrecht. De man vorderde onder andere de verdeling van een kilo goud en € 50.000 aan contant geld, evenals de verdeling van andere goederen uit de huwelijksgemeenschap. De vrouw voerde verweer en stelde dat de man niet-ontvankelijk verklaard moest worden in zijn vorderingen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op basis van de woonplaats van de vrouw in Nederland ten tijde van de dagvaarding. De rechtbank heeft vervolgens het toepasselijke huwelijksvermogensrecht beoordeeld, waarbij het Turkse recht van toepassing werd verklaard op basis van de gemeenschappelijke nationaliteit van partijen ten tijde van het huwelijk. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen huwelijksgoederengemeenschap was tot 1 januari 2002, en dat vanaf die datum het Turks Burgerlijk Wetboek van toepassing was, wat leidde tot een regime van verwervingsdeelneming.
De rechtbank heeft de vorderingen van de man en de vrouw gezamenlijk beoordeeld en heeft bepaald dat de woning, de inboedel en het flexibel krediet onder de gemeenschappelijke verwervingen vallen. De rechtbank heeft de man veroordeeld om de aflossing en rentebetalingen van het flexibel krediet voor zijn rekening te nemen, en heeft partijen opgedragen om de woning te verkopen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.