Uitspraak
Rechtbank GELDERLAND
[stichting],
1.Procesverloop
- het ter griffie binnengekomen verzoekschrift d.d. 16 oktober 2013;
- het ter griffie binnengekomen verweerschrift d.d. 14 november 2013;
- twee faxberichten van de zijde van [naam 1] van 19 november 2013 met bijlagen;
- de mondelinge behandeling ter terechtzitting d.d. 20 november 2013, waarvan door de griffier aantekening is gehouden.
2.De feiten
ca. 94 bewoners in 7 gebouwen. De nachtdienstmedewerkers verblijven in verschillende gebouwen en kunnen contact met elkaar houden via portofoons. Indien nodig kunnen twee medewerkers uit de ‘slaapdienst’, die ook op het terrein zijn, opgeroepen worden. Buiten het terrein van [locatie ] is een clusterleider met bereikbaarheidsdienst die gebeld kan worden bij calamiteiten.
“
Schaafplekken door zich op de grond laten vallen van de cliënt. Omdat de cliënt veel herrie maakte, was de kans groot dat andere cliënten wakker zouden worden. Hiervoor is geprobeerd cliënt op een nadere plek te krijgen. Omdat cliënt zich hiertegen verzette, ontstond er een schaafplek op de rug omdat we cliënt niet konden tillen”.
oppervlakkige schafwond midden op rug ter grootte van 4 handpalmen. In de richting van boven naar beneden of andersom. Ook op re bil ter hoogte van de anus een identieke schaafplek ter grootte van een halve handpalm. Het zijn geen hematomen. Er is geschuurd in een richting of er is aan dhr getrokken in een bepaalde richting. Hierdoor oppervlakkige huidbeschadiging. Er is geen therapie nodig. Dit zal spontaan restloos genezen.”.
In de nacht van 9 op 10 juni jl. heeft een incident plaatsgevonden waaraan één van onze cliënten letsel heeft overgehouden. Dit letsel is (…) het gevolg van het feit dat getracht is om de betreffende cliënt weg (naar buiten) te slepen.Wij hebben u naar aanleiding van het bovenstaande gehoord en aangegeven dat wij de zaak zeer hoog opnemen en ook erg geschrokken zijn van de buitenproportionele wijze waarop is ingegrepen. Wij zullen de situatie nog nader onderzoeken en ons vervolgens beraden op de vervolgstappen/arbeidsrechtelijke consequenties. (…) Tot die tijd wordt u (…) op non-actief gesteld voor (in beginsel) een periode van drie weken. (…)”.
Hoffmann heeft in haar rapport geconcludeerd: “
(…) Op basis van de bescheiden en de verklaring van mevrouw [naam 3] heeft zij geen handelingen verricht anders dan het openhouden van de deur, het stukje wandelen met de cliënt en het afdeppen ter verkoeling van de wond op de rug van de cliënt. De heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] zouden beiden hebben geprobeerd de cliënt te verplaatsen en derhalve het letsel hebben veroorzaakt. (…) Opzet is hierbij niet aangetoond. Daarnaast is het niet waarschijnlijk dat er sprake is van opzet in het geval dat de nachtdienstmedewerkers allebei een arm en een been hebben vastgepakt om zo de cliënt te kunnen verplaatsen. (…)”.
3. Het verzoek en het verweer
[naam 1] verwijt [stichting] ook met twee maten te meten, nu voor [naam 3] geen ontbinding is verzocht. [naam 1] wenst op het werk terug te keren. Indien dat niet kan omdat bij [stichting] het vertrouwen ontbreekt, dan is dat uitsluitend aan [stichting] te verwijten. Het inzetten van Hoffmann was onnodig en diffamerend voor [naam 1] en zijn collega’s. [naam 1] heeft zich ziek moeten melden, is nog arbeidsongeschikt en staat nog onder medische behandeling. Deze ernstige gevolgen rechtvaardigen een vergoeding met correctiefactor 5 indien toch tot ontbinding overgegaan zou moeten worden.
4.De beoordeling
Van de zijde van [naam 1] is hieromtrent verklaard dat er op dat moment geen enkel alternatief voorhanden was. [bewoner] lag in een kleine ruimte te zwaaien met armen en benen en maakte veel lawaai. De inschatting van de drie nachtdienstmedewerkers was dat [bewoner], als ze hem daar zouden laten liggen, kans liep zichzelf te verwonden doordat hij met armen of benen de muur zou raken en bovendien met zijn benen tussen de deur zou komen als de deur niet langer open gehouden zou worden. Daarnaast liep [bewoner] de kans dat medebewoners, die door het lawaai gewekt zouden worden, boos op hem zouden zijn en overdag op hem wraak zouden nemen. Ook schatten de medewerkers in dat ze zelf geraakt zouden kunnen worden door de maaiende armen of benen als ze bij [bewoner] zouden blijven (om te trachten hem te kalmeren door met hem te praten en om de deur open te houden) en dat bij het wakker worden van andere bewoners onvoldoende menskracht aanwezig zou zijn om hen te begeleiden. [naam 2] had ook de eerdere ervaring dat [bewoner] in een soortgelijke stemming buiten het gebouw anderhalf uur is blijven liggen alvorens zelf op te staan.
In die afweging is, aldus [naam 1], door de medewerkers samen besloten te trachten [bewoner] circa twee meter te verplaatsen naar buiten het halletje.
[stichting] heeft hierop slechts aangegeven dat men [bewoner] had moeten laten liggen tot hij zelf zou opstaan. Deze keuze geeft echter geen oplossing voor de door [naam 1] en zijn collega’s ingeschatte risico’s, die op zich niet door [stichting] zijn betwist. Daarmee kan niet gesproken worden van een reëel alternatief.
Vast staat dat het incident en de reactie daarop van [stichting] een grote impact heeft gehad op [naam 1]. Hij heeft zich ziek gemeld en is thans onder medische behandeling en arbeidsongeschikt. Desondanks verklaart hij te willen terugkeren bij [stichting] en zijn werk te willen hervatten, zodra dat medisch mogelijk is.