ECLI:NL:RBGEL:2013:6470

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 december 2013
Publicatiedatum
18 maart 2014
Zaaknummer
245279
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen en schadevergoeding in het kader van een onderzoeksopdracht

In deze zaak vordert de besloten vennootschap GEZONDHEIDSDIENST VOOR DIEREN B.V. (hierna: GD) betaling van openstaande facturen van de besloten vennootschap VT VETERINARY CONSULTANCY B.V. (hierna: VTVC) in het kader van een onderzoeksopdracht. De rechtbank Gelderland heeft op 4 december 2013 vonnis gewezen in deze civiele procedure, waarin GD een bedrag van € 267.221,34 vordert, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. GD stelt dat VTVC in verzuim verkeert omdat zij de openstaande facturen niet heeft betaald, ondanks herhaalde aanmaningen en sommatie. VTVC heeft op haar beurt verweer gevoerd en vordert in reconventie een schadevergoeding van € 67.500,00, stellende dat GD nalatig is geweest in de uitvoering van haar werkzaamheden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat VTVC niet schriftelijk in gebreke is gesteld, waardoor GD niet gehouden is tot schadevergoeding. De rechtbank overweegt dat de e-mail van VTVC niet als een ingebrekestelling kan worden gekwalificeerd, omdat een termijnstelling ontbreekt. Bovendien was GD gerechtigd haar verplichtingen op te schorten, aangezien VTVC in verzuim verkeerde door het niet betalen van de facturen. De rechtbank heeft de vordering van GD toegewezen en de vordering van VTVC in reconventie afgewezen. VTVC is veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van GD zijn begroot op € 7.791,71, en in reconventie op € 894,00.

De beslissing van de rechtbank is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat GD het toegewezen bedrag kan incasseren, ook al is VTVC het niet eens met de uitspraak. Dit vonnis benadrukt het belang van een correcte ingebrekestelling en de gevolgen van verzuim in contractuele relaties.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/245279 / HA ZA 13-413
Vonnis van 4 december 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GEZONDHEIDSDIENST VOOR DIEREN B.V.,
gevestigd te Deventer,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. D. van Alst te Nijmegen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VT VETERINARY CONSULTANCY B.V.,
gevestigd te Uden,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. C.C.E. Wilschut te Veghel.
Partijen zullen hierna de GD en VTVC genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 7 augustus 2013
  • de conclusie van antwoord in reconventie
  • het proces-verbaal van comparitie van 9 oktober 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
VTVC is een onderneming die onder meer dierproeven uitvoert voor farmaceutische bedrijven en daarover rapporteert aan de betreffende opdrachtgever.
G. van Tulder is directeur en eigenaar van VTVC.
2.2.
VTVC heeft van Boehriger Ingelheim Veterinary Research Center Gmbh & Co (hierna: Boehringer), een groot farmaceutisch bedrijf, opdracht gekregen voor een groot klinisch veldonderzoek in varkens voor een nieuw vaccin PRRS (Porcine Respitory Reproductive Syndrom). PRRS is een vaccin tegen virusziekte om longaandoeningen te bestrijden. Doel van het onderzoek was het verzamelen van data van de uitslagen van bloedgegevens, sectie en waarnemingen. Het onderzoek was onderworpen aan een onderzoeksprotocol. Alle verzamelde data moesten worden verwerkt op een Case Record Form (hierna: CRF).
2.3.
Het klinisch veldonderzoek vond plaats bij varkenshouderij [naam] te [plaats]. De werkzaamheden bestonden uit het vaccineren met het PRRS vaccin, het afnemen van bloed, het doen van laboratoriumonderzoek en het ophalen van dode biggen ten behoeve van het uitvoeren van sectie en de afvoer van die biggen nadien. Voor de uitvoering van een deel van deze opdracht heeft VTVC GD als onderaannemer ingeschakeld.
2.4.
GD heeft aan VTVC geoffreerd voor twee projecten, te weten
‘Field safety and efficacy study in breeding sows/gilts for vaccination with PRRS 94881 MLV in the Netherlands’(hierna: project I) en
‘Longscores bij biggen’(hierna project II).
2.5.
De algemene voorwaarden van GD luiden, voor zover van belang, als volgt:
(…)
9. Betalingsvoorwaarden
9.1.
De GD zendt de Opdrachtgever voor het uitvoeren van de Opdracht een factuur. Betaling dient te geschieden binnen 14 dagen na de factuurdatum.
9.2.
Overschrijding van enige betalingstermijn heeft de navolgende gevolgen:
De Opdrachtgever is vanaf de vervaldag van de factuur in verzuim; hij is vanaf die datum de wettelijke rente verschuldigd; alle met de incasso van de gefactureerde bedragen gemoeide (buitengerechtelijke) incassokosten komen voor rekening van de Opdrachtgever.
9.3.
Indien de Opdrachtgever in gebreke is dan is de GD gerechtigd, om de overeenkomst op te schorten of te ontbinden en/of nieuwe Opdrachten te weigeren.
9.4.
De GD is gerechtigd om bij het aanvaarden van de Opdracht een voorschot ten bedrage van de volledige opdrachtsom als vooruitbetaling te verlangen. Het voorschot wordt bij de opstelling van de eindfactuur voor de Opdracht verrekend met het bedrag dat voor de Opdracht in rekening wordt gebracht. De GD is over het voorschot geen rente verschuldigd.
2.6.
In de periode van november 2011 tot en met mei 2012 heeft GD in opdracht en voor rekening van VTVC werkzaamheden en diensten verricht.
2.7.
In totaal heeft GD aan VTVC in de periode van 25 november 2012 tot en met 8 juni 2012 14 facturen verzonden. Het betroffen 8 voorschotfacturen voor project I, 5 facturen voor extra secties die GD in opdracht voor VTVC heeft uitgevoerd en 1 factuur voor project II. Het totaalbedrag van de facturen is € 424.529,40 inclusief btw.
2.8.
VTVC heeft op 3 april 2012, 18 juli 2012 en 17 augustus 2012 betalingen verricht tot een totaalbedrag van € 122.314,15.
2.9.
Bij e-mail van 30 augustus 2012 heeft VTVC aan GD een betalingsvoorstel gedaan.
2.10.
Bij e-mail van 31 augustus 2013 antwoordt GD, voor zover van belang, het volgende:
Dank voor je reactie. Ik ben akkoord met je voorstel voor betaling, met dien verstande dat de € 90.000,00 op rekening van GD moet staan op uiterlijk 31 oktober 2012 en het restant € 153.592,00 uiterlijk 28 december 2012.
2.11.
Bij brief van 29 januari 2013 stuurt de incassogemachtigde van GD een ingebrekestelling en wordt VTVC gesommeerd om tot betaling van de hoofdsom van € 243.765,55 over te gaan. In deze brief wordt VTVC erop gewezen dat bij het niet voldoen aan de sommatie ook incassokosten van € 3.500 en vertragingsrente van € 5.847,22 verschuldigd zullen zijn.
2.12.
Bij brief van 20 februari 2013 schrijft Boehringer aan VTVC dat VTVC een laatste kans krijgt ontbrekende data aan te leveren. Boehringer zal anders juridische maatregelen nemen.
2.13.
Op 4 maart 2013 vindt in Hannover een bijeenkomst plaats tussen GD en Boehringer. VTVC verschijnt niet wegens gezondheidsproblemen van Van Tulder. GD laat Boehringer tijdens de bespreking weten dat zij niet bereid is de ontbrekende gegevens direct aan Boehringer te leveren aangezien zij gecontracteerd heeft met VTVC.
2.14.
Bij brief van 14 maart 2013 zegt Boehringer de overeenkomst met VTVC op wegens het niet aanleveren van de gevraagde gegevens. Boehringer behoudt zich het recht voor VTVC aansprakelijk te stellen voor eventuele schade. Boehringer blijkt evenwel bereid alsnog ontvangen gegevens te verwerken.
2.15.
Bij e-mail van 18 maart 2013 van VTVC aan GD, schrijft VTVC onder meer het volgende.
Volgend op ons telefoongesprek van vanochtend, bevestig ik hierbij mijn verzoek aan jou als deskundige om de extractie van bepaalde data uit de voor jou toegankelijke database van varkenshouder [naam] te [plaats]. Het gaat hier om data die gegenereerd hadden moeten zijn tijdens de effectiviteitsveldproef met PRRS vaccin in opdracht van Boehringer Ingelheim, studynumber 2010125. Deze studie is uitgevoerd van 22 november 2011 (D0) tot eind mei 2012 (D56 post-vacc. B).
Er is gebleken dat de betreffende data door de verantwoordelijke investigators van de GD niet vastgelegd en gerapporteerd zijn op de in het protocol aangegeven wijze; betreffende ingevulde Case Record Forms (CRF’s) met data ontbreken derhalve en zijn klaarblijkelijk nooit gegenereerd dan wel in mijn beheer en/of bezit geweest. Het gaat om dié data als aangegeven op de volgende CRF’s (zie ook protocol studynumber 2010125 met de daaraan bijgevoegde CRF’s voor de gevraagde data):
(…)
Het voorstel en verzoek van BI is nu deze data over de betreffende studieperiode zo maximaal mogelijk uit de bedrijfs-database van [naam] te extraheren en om te zetten in- en aan te leveren als XLS files (Excell spreadsheets), zowel in digitale vorm als printouts. Tijdens ons telefoongesprek heb ik aangegeven dat de ontbrekende data daarbij van de betreffende electronische zeugenkaarten geëxtraheerd zouden kunnen en moeten worden.
(…)
Er is dringend aangegeven dat deze data op zo kort mogelijke termijn beschikbaar dienen te zijn, daar het gehele project dan anders voor BI onacceptabele vertraging oploopt. BI heeft te kennen gegeven in dat onverhoopte geval de nog steeds uitblijvende laatste forse betalingen zelfs definitief af te zullen wijzen en daarnaast genoodzaakt zullen zijn verdergaande stappen te ondernemen.
Voor vragen en overleg kan je altijd contact met me opnemen. Alvast enorm bedankt voor je medewerking; graag hoor ik z.s.m. wanneer e.e.a. gerealiseerd kan worden.
2.16.
GD is niet overgegaan tot het aanleveren van de data waar VTVC om heeft verzocht.
2.17.
VTVC is ondanks herhaalde aanmaningen en sommaties niet tot betaling van de openstaande facturen overgegaan.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
GD vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van VTVC tot betaling van € 267.221,34, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex art. 6:119a BW, danwel de wettelijke rente over € 243.765,55 gerekend vanaf 14 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van VTVC in de proceskosten.
3.2.
GD legt aan haar vorderingen ten grondslag dat VTVC de openstaande facturen van project I tot een totaalbedrag van € 227.999,05 en de openstaande factuur van project II van € 15.767,50 ondanks herhaalde aanmaning en sommatie niet betaald heeft. De gevorderde incassokosten van € 3.500,00 is VTVC primair verschuldigd op grond van haar algemene voorwaarden en subsidiair op grond van het bepaalde in artikel 6:74 BW juncto artikel 6:96 BW. Daarnaast maakt GD op grond van haar algemene voorwaarden, dan wel op grond van de wet, aanspraak op vergoeding van wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 14 dagen na factuurdatum.
3.3.
VTVC voert gemotiveerd verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
VTVC vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van GD tot betaling van € 67.500,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf maart 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van GD in de proceskosten.
3.6.
VTVC legt aan haar vorderingen ten grondslag dat GD nalatig is geweest, heeft gewanpresteerd dan wel onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, in de uitvoering van haar werkzaamheden. VTVC heeft GD alsnog in de gelegenheid gesteld na te komen maar GD heeft dat geweigerd omdat VTVC weigerde de nadien door GD gezonden facturen te betalen op grond van de nalatigheid, wanprestatie en/of onrechtmatig handelen van GD. VTVC heeft daardoor weken op kantoor en bij [naam] achter zijn computer gezeten om alle data te verzamelen, te verwerken en op de CRF’s in te vullen. Voorts heeft VTVC moeten constateren dat ruim 2000 door GD ingevulde CRF’s onvolledig of niet juist waren, welke CRF’s VTVC allemaal heeft moeten corrigeren. De extra werkzaamheden die VTVC heeft moeten verrichten om de schade van Boehringer zo beperkt mogelijk te houden, hebben voor VTVC ongeveer negen volle weken in beslag genomen. VTVC berekent een bedrag van € 1.500,00 per dag voor het verrichten van haar werkzaamheden. Een en ander komt neer op in totaal € 67.500,00.
3.7.
GD voert gemotiveerd verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Gelet op de samenhang tussen de conventie en de reconventie bespreekt de rechtbank deze gezamenlijk.
4.2.
GD heeft zich allereerst op het standpunt gesteld dat zij gerechtigd was haar eventuele verplichtingen - want GD betwist ook gemotiveerd dat zij haar verplichtingen niet zou zijn nagekomen - op te schorten omdat VTVC in verzuim verkeerde. Volgens GD is het verzuim van VTVC reeds met het verstrijken van de voor de betaling overeengekomen termijnen ingetreden. In artikel 9.2 van de van toepassing zijnde algemene voorwaarden is immers bepaald dat overschrijding van de betaaltermijn direct leidt tot verzuim, derhalve zonder ingebrekestelling. Zo VTVC al niet met het verstrijken van de betaaltermijnen die voor de facturen golden in verzuim is geraakt, is zij dat wel als gevolg van de in de gezonden sommaties gestelde termijnen. Daarenboven is VTVC ook in de nakoming van de tussen partijen gesloten betalingsregeling toerekenbaar tekort geschoten en is zij ter zake in verzuim geraakt nu de daarvoor gestelde fatale betaaltermijnen eveneens niet zijn nagekomen en op 28 december 2012 het gehele openstaande bedrag betaald diende te zijn. Nadat zij de e-mail van 18 maart 2013 van VTVC had ontvangen, heeft GD daarom aan VTVC meegedeeld dat zij geen verdere werkzaamheden zou uitvoeren totdat VTVC de openstaande facturen had voldaan, aldus GD.
4.3.
VTVC heeft de hoogte van de door GD gestuurde facturen niet betwist. Ook heeft VTVC niet betwist dat de door GD gehanteerde algemene voorwaarden op de overeenkomsten van toepassing zijn. Daarnaast heeft VTVC erkend dat tussen partijen een betalingsregeling is overeengekomen die zij niet is nagekomen. Dat VTVC de facturen niet heeft betaald en ook de betalingsregeling niet is nagekomen, was volgens VTVC aanvankelijk te wijten aan de slechte financiële positie waarin zij verkeerde en waarin zij thans ook nog verkeert. Naderhand heeft VTVC een beroep gedaan op een opschortingsrecht. In februari/maart 2013 is het VTVC namelijk duidelijk geworden dat GD tekort was geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Dat blijkt uit de door Boehringer gezonden brieven, waarin Boehringer vraagt om ontbrekende gegevens alsnog snel aan te leveren, aldus VTVC. VTVC heeft vervolgens per e-mail van 18 maart 2013 GD verzocht de ontbrekende gegevens alsnog aan te leveren. Volgens VTVC was haar weigering de nadien gezonden nota’s te betalen, voor GD aanleiding haar medewerking in het project direct te staken. VTVC stelt dat zij door deze tekortkoming in de nakoming door GD schade heeft geleden tot in ieder geval een bedrag van € 67.500,00. Dat bedrag bestaat uit door VTVC gewerkte uren om alsnog de door Boehringer gewenste gegevens aan te leveren. Volgens VTVC zou deze schade nog hoger kunnen worden omdat VTVC nog een schadeclaim van Boehringer kan verwachten, aldus VTVC. Ten aanzien van de factuur voor project 2 ad € 15.767,50 heeft VTVC zich ter comparitie op het standpunt gesteld dat zij deze factuur wil verrekenen met haar schade.
4.4.
De rechtbank overweegt als volgt. VTVC heeft niet gesteld en voorts is niet gebleken dat zij GD schriftelijk in gebreke heeft gesteld. De e-mail van 18 maart 2013 kwalificeert niet als een ingebrekestelling nu een termijnstelling ontbreekt, alsmede de aanzegging dat bij gebreke van nakoming binnen de gestelde termijn, GD voor de vertraging aansprakelijk zou worden gesteld. Bovendien is in artikel 7.7 van de algemene voorwaarden bepaald dat GD onverwijld en schriftelijk in gebreke gesteld dient te worden om in verzuim te komen. Daar komt bij dat GD door deze e-mail niet in verzuim kan zijn gebracht, doordat GD haar eventuele herstelverplichting bevoegdelijk heeft opgeschort nu VTVC reeds geruime tijd in verzuim verkeerde ter zake van haar betalingsverplichtingen. Ten slotte ontbreekt ook een omzettingsverklaring in de zin van artikel 6:87 BW.
4.5.
Het vorenstaande betekent dat GD niet gehouden is tot het vergoeden van schade aan VTVC op grond van een eventuele tekortkoming in de nakoming van haar verplichtingen. VTVC heeft verder onvoldoende gesteld waaruit kan blijken dat GD jegens VTVC op een andere grond aansprakelijk en schadeplichtig is geworden. Zo is van onrechtmatig handelen aan de zijde van GD niet gebleken. Gelet op het hiervoor overwogene zal de vordering in conventie dan ook worden toegewezen en de vordering in reconventie worden afgewezen.
4.6.
Met betrekking tot de gevorderde buitengerechtelijke kosten overweegt de rechtbank dat VTVC op grond van artikel 9.2 van de algemene voorwaarden gehouden is de buitengerechtelijke kosten te voldoen. Het gevorderde bedrag ad € 3.500,00 is in overeenstemming met het Besluit BIK en wordt daarom toegewezen.
4.7.
VTVC zal als de in het ongelijk gestelde partij in conventie in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van GD worden begroot op:
- dagvaarding € 76,71
- griffierecht 3.715,00
- salaris advocaat
4.000,00(2,0 punt × tarief € 2.000,00)
Totaal € 7.791,71
4.8.
VTVC zal als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van GD worden begroot op € 894,00 aan salaris advocaat (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 894,00).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt VTVC om aan GD te betalen een bedrag van € 267.221,34 (tweehonderdzevenenzestig duizendtweehonderdéénentwintig euro en vierendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over het bedrag van € 243.765,55 met ingang van 3 mei 2013 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt VTVC in de proceskosten, aan de zijde van GD tot op heden begroot op € 7.791,71,
5.3.
verklaart dit vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
wijst de vorderingen af,
5.5.
veroordeelt VTVC in de proceskosten, aan de zijde van GD tot op heden begroot op € 894,00,
5.6.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S.T. Belt en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2013.