ECLI:NL:RBGEL:2013:6468

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 december 2013
Publicatiedatum
14 maart 2014
Zaaknummer
249043
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid van een verzekeringsadviseur met betrekking tot beleggingsadvies voor pensioendoelstellingen

In deze zaak gaat het om de beroepsaansprakelijkheid van de verzekeringsadviseur Finles NV, die [eiser] adviseerde over de bestemming van een schadeloosstelling van € 130.000,00 met een pensioendoelstelling. De rechtbank Gelderland oordeelt dat de advisering van Finles niet aan de zorgvuldigheidseisen voldeed die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend verzekeringsadviseur verwacht mocht worden. De feiten van de zaak zijn als volgt: [eiser] benaderde Finles in 2006 voor advies over de bestemming van zijn schadeloosstelling. Finles stelde een beleggingsproduct voor, maar [eiser] stelt dat hij onvoldoende is voorgelicht over de risico's en kosten van de belegging. De rechtbank oordeelt dat de advisering van Finles niet voldeed aan de eisen die aan een verzekeringsadviseur gesteld mogen worden, vooral gezien de pensioendoelstelling van [eiser]. De rechtbank concludeert dat [eiser] niet voldoende is geïnformeerd over de risico's van de beleggingen en dat Finles hem niet de juiste keuzemogelijkheden heeft geboden. De vorderingen van [eiser] worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank benadrukt dat de advisering moet worden beoordeeld naar de situatie van oktober en november 2006, vóór de wereldwijde financiële crisis van 2007.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/249043 / HA ZA 13-565
Vonnis van 4 december 2013
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
advocaat mr. K. Rutten te Utrecht,
tegen
de naamloze vennootschap
FINLES NV,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. M. Jongkind te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Finles genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 18 september 2013
  • het proces-verbaal van comparitie van 6 november 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eind 2006 weet [eiser] dat hij een schadeloosstelling na beëindiging dienstverband van € 130.000,00 zal ontvangen. Hij richt zich tot Finles om geadviseerd te worden over de bestemming van dit bedrag met een pensioendoelstelling. Namens Finles heeft zijn verzekeringsadviseur [naam] contact met hem.
2.2.
[naam] stelt op 31 oktober 2006 een notitie, Argumentatie Advies, op, die onder meer inhoudt (Elop betekent Lijfrente Opname Plan):
Klant (…) heeft (had) een salaris van 58000. Verwacht wel redelijk snel aan het werk te kunnen maar wel met een lager salaris. Dus duur van een uitkering van uit de polis uiteen zetten naar de klant (…).
GH in offertevorm in een Elop daar de duur nog 22 jaar naar 65 is kan er makkelijk naar een beleggingsproduct gekeken worden. maar ook een offerte van Flexgarant tot zijn 80e met 90% overgang.
2.3.
Levensverzekering Maatschappij Erasmus N.V. (hierna: Erasmus) stelt een offerte op met betrekking tot de belegging van € 130.000,00 door [eiser]. Bij de gegevens over [eiser] staat vermeld dat de offerte Lijfrente Opname Plan Units (LOP) betreft, ingaande op 24 december 2006, met 24 juni 2028 als einddatum. Het type belegging is aangeduid als Veilig Rendement Depot. Het gaat om een depot dat belegt in aandelen(fondsen). Hieraan is in de offerte direct toegevoegd: ‘Dit brengt een neerwaarts risico met zich mee, maar kan ook leiden tot een hoger resultaat. U dient zich hiervan bewust te zijn bij het maken van uw keuze’.
2.4.
De offerte bevat depot-informatie over vijf depotmogelijkheden:
  • Het Erasmus Geldmarkt Depot, waarbij de ingebrachte waarde op een depotrekening wordt belegd in deposito’s bij Nederlandse bankinstellingen, obligaties en onderhandse leningen. Het bruto rendement bedraagt op jaarbasis minimaal 3%.
  • Het NL-depot, waarbij wordt belegd in een viertal Nederlandse beleggingsfondsen, die wereldwijd en voornamelijk in aandelen beleggen. Bij een gemiddeld rendement over de voorafgaande tien jaar van 6,1% zaten uitslagen tussen -33,3% in 2002 en 46,5% in 1999.
  • Het Finles Collectief Beheer fonds (FCB). In de toelichting hierop staat onder meer dat het fonds gebruik maakt van ‘de meest moderne middelen om de risico’s te beperken’ en dat het gebruik maakt van hedge funds waardoor het een lager risicoprofiel heeft gerealiseerd dan vergelijkbare fondsen. De rendementen over 1998-2005 worden vermeld; het rendement van 1999 is het hoogste (15,4%), dat over 2001 het laagste (-8,1%). Het rendement over 2004 bedroeg 1,8%, dat over de eerste acht maanden van 2005 3,4%.
  • Het Finles European Selector fonds, dat belegt in beleggingsfondsen waarbij veel gebruik wordt gemaakt van hedge funds, en sinds de oprichting in 2001 een gemiddeld rendement behaalde van 3,8%.
  • Het Veilig Rendement Depot (VR-Depot), een depot dat een actief beleggingsbeleid voert waartoe in overleg met Finles Vermogensbeheer BV beleggingsproducten geselecteerd worden. De laatste zin van de toelichting over dit depot luidt: ‘Met nadruk wijzen wij u erop dat “beschermd beleggen” niet inhoudt dat de depotkoersen niet kunnen dalen’.
2.5.
De offerte vermeldt het volgende over de kosten van de verschillende mogelijkheden.
Erasmus Leven heeft zich op de Nederlandse markt gemanifesteerd als levensverzekeraar, die streeft naar een optimale relatie tussen kosten enerzijds en de te leveren diensten anderzijds (…). De kosten bij het aangaan van de verzekering (…) bedragen maximaal 3,5% van de koopsom. De fondsbeheerkosten worden door de vermogensbeheerder verrekend in de koers. De kosten voor het beheer en bepaling van de verzekeringstechnische reserve en berekening van de verschuldigde belastingen en ander verplichte inhoudingen en uitbetaling van lijfrente uitkeringen bedragen:
- per uitbetaalde lijfrentetermijn EUR 11.34;
- 0,5% polisbeheerskosten op jaarbasis (…);
- beheerskosten van de vermogensbeheerder, deze zijn in de koersen verrekend en verschillen per depot.
- aan- en/of verkoopkosten (…). Deze kosten verschillen per depot:
1. Erasmus Geldmarkt Depot : Geen aan- of verkoopkosten.
2. NL-Depot : Aan- en verkoopkosten beide 1%.
3. Finles Collectief Beheer fonds : Aan- en verkoop resp. 0,9% en 0,6%.
4. Finles European Selector fonds : Aan- en verkoopkosten beide 1,5%
5. Veilig Rendement Depot : Geen aan- of verkoopkosten.
2.6.
Namens Finles worden [eiser] op 27 september 2006 de inventarisatieformulieren bij beëindiging dienstverband en hypotheekadvies gestuurd met het verzoek die ingevuld te retourneren. [eiser] ondertekent in verband met de hier bedoelde advisering een Inventarisatie bij Beëindiging Dienstverband, een KlantProfiel Gouden Handdruk, een Checklist Hypotheekadvies en een Klantprofiel Hypotheken.
2.7.
[eiser] mailt op 10 november 2006 aan Finles:
Ik heb zojuist gesproken met de heer [naam], nav het rapport inzake gouden handdruk. We willen graag nog een paar vragen stellen.
vraag 1
(…). We zouden graag een overzicht willen ontvangen waarin per jaar 1 t/m 22 de ontwikkeling staat gesplitst naar:
- (…)
- bedrag aan kosten wat in mindering wordt gebracht per jaar
- bedrag aan premie wat wij ontvangen ivm overlijdensrisico per jaar
- het betreffende geschatte rendement, we denken erover Veilig Rendement Depot te kiezen stel dat uitgegaan wordt van een rendement van netto 5% per jaar (…).
vraag 2
We zouden ook graag willen weten wat het belangrijkste verschil is tussen Finles Collectief Beheer Fonds en Veilig rendement depot (…).
vraag 3
Kan je zo vaak als je wilt wisselen tussen de 5 genoemde fondsen en wat kost zo’n wisseling?
2.8.
[naam] mailt [eiser] op 13 november 2006 om 11.07 uur:
Bijgaand de ontwikkeling van de polis. Er worden 0,5% beheerskosten door Erasmus per jaar in rekening gebracht en deze worden van het bruto rendement gehaald (…). Verder zijn er overigens geen kosten dan alleen de beheerskosten. Daarnaast is het zo dat als er een uitkering wordt aangekocht uit het depot hier geen kosten voor in rekening gebracht worden (…).
Finles Collectief beheer kent een iets groter risico. Doel van het fonds is 8% en draait sinds 1987 7,5% gemiddeld. Het VR depot heeft als doel 6% heeft hierdoor een nog lager risico (…). Het switchen tussen de fondsen NL depot, VR depot en geldmarkt depot zijn gratis het Collectiefbeheer Fonds kost 0,5% bij aan- en verkoop. Uiteraard kunt u onbeperkt switchen.
2.9.
Hierop reageert [eiser] per mail met:
(…). Als je bij voorbeeld kijkt naar jullie product van de maand Floresteca certificaten dan behaal je daarmee al een rendement van 6,4%, ik dacht met weinig risico. Of klopt dat niet? Wat ik me dan afvraag is waarom behalen die deskundigen in de fondsen zoals waar die koopsom in belegd wordt niet minimaal een rendement van 7 of 8%? Ik zie wel vaker van die obligatieadvertenties met redelijk hoge percentages in cash stond een advertentie van groenewoud vanilleprojecten bv en Partrust. Ik vraag me af of de risico’s, ook al zijn het obligaties, toch in sommige gevallen nog redelijk hoog zijn? Maar voor jullie product van de maand Floresteca neem ik toch aan dat de risico’s niet zo hoog zijn en dan heb je toch al een rendement van minimaal 6,4%?
2.10.
[naam] mailt voorts onder meer op 13 november 2006 om 14.24 uur:
Floresteca, is een bedrijfsobligatie, welke toch een hoog risico met zich meebrengt. Als het bedrijf failliet gaat ben je al je geld kwijt. Dus zullen nooit met dit soort gelden deze producten aankopen. Wel de SG 9% bis product bijvoorbeeld.
Wat wij willen is een super laag risico en toch een leuk rendement. 20% rendement is niet zo moeilijk alleen je risico neemt hand over hand toe.
Dat is precies wat wij zien te [voorkomen] met dit soort gelden.
2.11.
Op 19 november 2006 vraagt [eiser] per mail aan [naam]:
Daarnaast nog een vraag over je excel bestandje. Er gaat dus 4550 kosten af van onze inleg. Valt daar over te onderhandelen en waar zijn die kosten allemaal voor? Stel we leggen het restant bedrag ad 125.450 in collectief beheer fonds in. Dan gaat er van dat bedrag niets meer aan kosten af, mag ik hopen?
2.12.
Op 20 november 2006 mailt [naam] aan [eiser] onder meer:
De kosten zijn eenmalig 3,5% in het ELOP. Er is alleen bij verkoop van het finles collectief beheer fonds kosten, bij de andere fondsen geen.
Er zitten verder ook geen kosten meer in dit product. Alle uitkeringen die er in de toekomst uitgehaald worden zijn dus ook gratis.
Het grote voordeel is dat deze fondsen speciaal gemaakt zijn voor Gouden Handdrukken. Dus laag risico.
De aanschafkosten zijn bruto. Dus de fiscus betaalt ook mee.
2.13.
[eiser] vult een aanvraagformulier voor een Erasmus Lijfrente Opname Plan (ELOP) met stamrechtclausule in waarbij als beleggingsvorm Finles Collectief Beheer Fonds aangekruist wordt.
2.14.
Met ingang van 24 december 2006 is een koopsompolis tot stand gekomen tussen [eiser] en Erasmus. Het verzekerd kapitaal is ‘bij in leven zijn van de verzekerde op 24-06-2028, de waarde van de beleggingsrekening’ en ‘bij overlijden van de verzekerde voor 24-06-2028, 90% van de waarde van de beleggingsrekening’ ([eiser], de verzekerde, is geboren op 1 juni 1963). De koopsom van € 130.000,00 is door Arbons voormalige werkgever overgemaakt naar Erasmus die na aftrek van de initiële kosten € 125.450,00 in het beleggingsdepot gestort heeft.
2.15.
In een op 29 januari 2007 door [eiser] ondertekend Cliëntrisicoprofiel staat onder meer bij voorgedrukte antwoorden het volgende aangegeven.
  • als beleggingsdoelstelling: ‘Financiering van een toekomstige uitgave. Bijvoorbeeld (…) eerder stoppen met werken, aflossen hypotheek’,
  • bij de vraag ‘Welke gevolgen heeft het niet halen van uw rendementsdoelstelling?’: ‘Ik zou teleurgesteld zijn, maar het heeft nauwelijks invloed hebben op mijn levenspeil’,
  • bij de vraag ‘Welke kansverdeling spreekt u het meest aan voor het door u te beleggen vermogen?’: ‘Een jaarlijks gemiddeld rendement van 11%, maar in een slecht jaar kan ik uitkomen op -19%’,
  • op de vraag ‘Welke van onderstaande alternatieven spreekt u het meest aan?’: ‘90% kans op EUR 20.000,- en 10% kans op EURO 0,- ’,
  • op de vraag ‘Bij welke tussentijdse waardedaling van uw effectenportefeuille voelt u zich als belegger nog steeds comfortabel?’: ‘Bij een waardedaling kleiner dan 25%’,
  • op de vraag ‘Heeft u reeds ervaring met beleggen?’: ‘ja, ruimschoots en voor langere tijd’.
Deze en de andere antwoorden leveren een ‘gemengd’ risicoprofiel op, gelegen tussen gemengd-defensief en gemengd-offensief.
2.16.
Bij brief van 19 mei 2010 deelt Erasmus [eiser] het volgende mee in verband met een fondsswitch.
Finles Capital Management is voornemens het Finles European Selector Fund per 1 juli 2010 te fuseren met het Finles Collectief Beheer Fonds (…).
De genoemde Finles fondsen zijn zogenaamde paraplufondsen (…). Paraplufondsen kennen een gelaagde kostenstructuur, omdat de onderliggende fondsen ook kosten rekenen. Door deze gelaagde kostenstructuur is de zogenaamde Total Expense Ratio (…) van het Finles Collectief Beheer Fonds en het Finles European Selector Fund de laatste jaren gestegen. Tot een niveau dat wij het niet langer gewenst vinden om deze fondsen nog aan te bieden (…).
In samenwerking met uw tussenpersoon Finles Financial Management bieden wij u een prima alternatief, het Finles Liquid Macro Fund. Dit fonds is geen paraplufonds, kent dezelfde risicokwalificatie en beleggingsstrategie máár met lagere kosten (…). Zonder uw tegenbericht, zullen wij uw beleggingen omzetten naar het Finles Liquid Macro Fund (…).
Delta Lloyd Groep, waar Erasmus Leven onderdeel van uitmaakt, heeft in september 2008 overeenstemming bereikt met consumentenorganisaties (…) over de maximale kosten in particuliere beleggingsverzekeringen. Indien een tegemoetkoming van toepassing is, wordt deze meegenomen in de omzetting.
2.17.
[eiser] reageert niet op deze brief van Erasmus.
2.18.
Erasmus deelt bij brief van 30 juni 2010 aan [eiser] mee dat de fondsswitch van 100% van de waarde van het Finles Collectief Beheer fonds naar het Finles Liquid Macro Fund uitgevoerd is; de totale waarde is dan volgens de brief € 105.674,97.
2.19.
In januari 2013 wordt Arbons beleggingsverzekering afgekocht. Erasmus maakt de afkoopsom over naar een stamrechtb.v. De waarde van de beleggingsverzekering is bij de afkoop vastgesteld op € 86.515,00.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – primair
  • een verklaring voor recht dat Finles toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens hem,
  • veroordeling van Finles tot betaling aan hem van € 76.459,66 dan wel schadevergoeding als op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
  • vermeerderd met rente en kosten, waaronder buitengerechtelijke kosten, nakosten en rente over de proceskosten,
en subsidiair
  • een verklaring voor recht dat Finles onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld,
  • veroordeling van Finles tot betaling aan hem van € 76.459,66 dan wel schadevergoeding als op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
  • vermeerderd met rente en kosten, waaronder buitengerechtelijke kosten, nakosten en rente over de proceskosten.
3.2.
[eiser] stelt dat Finles, degene die hem heeft geadviseerd in verband met de pensioendoelstelling van de belegging van de schadeloosstelling en die tevens de beheerder is van het FCB Fonds en het FLM Fund, hem onvoldoende heeft voorgelicht over het door hem gekochte beleggingsproduct. Zijn klachten houden in dat Finles
  • een onjuist advies heeft gegeven aangezien het FCB Fonds en het FLM Fund niet pasten bij de pensioendoelstelling en het daaraan gekoppelde risicoprofiel van [eiser],
  • onjuiste althans onvolledige informatie heeft verstrekt over de risico’s verbonden aan het FCB Fonds – laat staan dan zij heeft gewaarschuwd voor de risico’s verbonden aan beleggen in het FCB Fonds en het FLM Fund,
  • [eiser] niet heeft gewaarschuwd dat de schadeloosstelling minder waard kon worden c.q. geheel kon verdampen,
  • [eiser] onjuist heeft voorgelicht over de kosten van de belegging,
  • na het advies van Erasmus zonder meer is overgegaan tot de overstap naar het FLM Fund zonder contact op te nemen met [eiser] en naar diens situatie te informeren.
Als [eiser] goed was voorgelicht, stelt hij, had hij afgezien van het beleggen van de schadeloosstelling en zou hij via een stamrechtb.v. het bedrag in een spaardeposito hebben gestort. Zijn schade beloopt thans het verschil tussen het vermogen dat via een stamrechtb.v. zou zijn opgebouwd per 14 januari 2013 – € 162.974,66 – en de door Erasmus betaalde afkoopsom van € 86.515,00: € 76.459,66.
3.3.
Finles voert verweer. Op de stellingen van partijen zal de rechtbank hierna, voor zover van belang, nader ingaan.

4.De beoordeling

4.1.
Centraal staat de vraag of Finles – voor wie [naam] optrad – toen [eiser] had gevraagd hem te adviseren over de bestemming van de schadeloosstelling, gelet op de pensioendoelstelling die [eiser] daarbij voor ogen had, heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend verzekeringsadviseur verwacht mocht worden. De rechtbank benadrukt dat het in deze vraag gaat om Finles als verzekeringsadviseur en dat voor beide partijen vaststond dat het bedrag van de schadeloosstelling een pensioendoelstelling kreeg.
4.2.
De pensioendoelstelling brengt mee dat binnen het kader van de door [eiser] geuite wensen ten aanzien van rendement gestreefd moest worden naar een zo groot mogelijke zekerheid op lange termijn.
4.3.
Finles was verzekeringsadviseur. Dit betekent dat zij vanuit de deskundigheid van een verzekeringsadviseur en gelet op wat verzekeraars met wie zij samenwerkte, aanboden, binnen het kader van de pensioendoelstelling diende te komen tot het advies dat van een redelijk bekwaam en redelijk handelend verzekeringsadviseur verwacht mocht worden.
4.4.
Die mogelijkheden heeft Erasmus, met wie Finles samenwerkte – daartegen richt zich geen zelfstandig bezwaar van [eiser] –, aan Finles, niet rechtstreeks aan [eiser], voorgelegd in de onder 2.3-2.5 hierboven bedoelde offerte. Het doel van het uitbrengen van deze offerte aan de adviseur van [eiser] was kennelijk deze adviseur de mogelijkheden voor te leggen waaruit zij de beste diende te kiezen bij het opstellen van haar advies aan [eiser].
4.5.
Erasmus op haar beurt baseerde zich op de informatie die [naam] had neergelegd in zijn Argumentatie Advies van 31 oktober 2006 (2.2). Gesteld noch gebleken is dat het Argumentatie Advies niet zou aansluiten bij de wensen van [eiser] en de stukken bevestigen dat het Argumentatie Advies daarbij aansluit. De rechtbank merkt op dat [eiser] toen de belegging van de schadeloosstelling een feit was, in zijn beleggingswensen in januari 2007 een wat soepeler houding aanneemt; het feit dat er al een aanzienlijk bedrag bestemd is voor zijn pensioen leidt kennelijk tot de antwoorden die in het op 29 januari 2007 ondertekende Cliëntrisicoprofiel zijn gegeven en die op een iets offensiever wijze van beleggen duiden. Dit is echter niet van belang bij de beoordeling van de advisering door Finles in het najaar van 2006.
4.6.
Het Argumentatie Advies dat [naam] had opgesteld leidde dus tot een offerte van Erasmus aan Finles. De rechtbank laat Arbons betwiste stelling dat hij geen inzage heeft gekregen in die offerte voor wat zij is omdat naar het oordeel van de rechtbank de adviserende taak van Finles niet zonder meer meebracht dat zij inzage in deze offerte moest geven. De offerte was, zo blijkt uit de gang van zaken en de toezending aan Finles, gemaakt ten behoeve van haar advisering op grond waarvan [eiser] zijn keuze zou maken, niet ten behoeve van die keuze zelf. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat [naam] mocht kiezen tussen het geven van inzage in de volledige offerte, het wijzen op de mogelijkheden van de offerte en het wijzen op de volgens hem relevante en aanbevelenswaardige mogelijkheden uit de offerte als hij maar handelde zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend verzekeringsadviseur verwacht mocht worden.
4.7.
Vast staat dat [eiser] een rendement wenste te bereiken dat hoger lag dan dat van een spaardeposito. Het rendement op een spaardeposito was volgens hem – Finless heeft dit niet weersproken – destijds 3,8%. Dit betekent dat de belegging onvermijdelijk een hoger risico dan een spaardeposito zou hebben en [eiser] heeft in deze procedure expliciet aangegeven dit te hebben begrepen en geaccepteerd.
4.8.
Vast staat ook dat rendement en risico als elementen van de advisering door Finles beoordeeld moeten worden naar de situatie van oktober en november 2006. Deze periode valt – hoewel er signalen waren voor de vastgoedcrisis in de Verenigde Staten – vóór de wereldwijde economische crisis waarvan pas tegen de zomer van 2007 sprake was. Het is van belang dat financieel adviseurs en beleggingsadviseurs en dus ook verzekeraars en verzekeringsadviseurs, wier visie in zekere zin moet worden gezien als afgeleid van die van financieel en beleggingsadviseurs, zich in die tijd over bepaalde risico’s anders uitlieten dan in de jaren vanaf 2007 toen allerlei vormen van belegging niet alleen risico houdend, maar risicovol tot extreem risicovol bleken te zijn.
4.9.
Het advies van Finles, bij monde van [naam], aan [eiser], zou op meerdere onderdelen ondeugdelijk zijn volgens [eiser]. Allereerst is hem niet de juiste keuzemogelijkheid geboden uit de voorstellen die Erasmus had gedaan, in de tweede plaats zijn hem onvoldoende inlichtingen gegeven over de risico’s die aan de voorgelegde vormen van beleggen waren verbonden en in de derde plaats zou [eiser] onjuist zijn voorgelicht over de aan de belegging verbonden kosten.
4.10.
De als zelfstandige grond voor de vordering aangevoerde onvoldoende communicatie met [eiser] over de overstap naar FLM zal de rechtbank niet behandelen omdat uit de stukken en ter zitting is komen vast te staan dat Finles in de tijd van die overstap niet de adviseur van [eiser] was terwijl Erasmus het initiatief tot de overstap nam.
4.11.
De rechtbank oordeelt als volgt over Arbons stelling dat hem niet de juiste keuzemogelijkheid is geboden uit de voorstellen die Erasmus had gedaan.
4.12.
Finles’ medewerker [naam] legde twee mogelijkheden voor aan [eiser], het FCB en het VR-Depot. De vraag die zich daarbij voordoet, is of hij gelet op de eisen die aan hem gesteld mochten worden, zich mocht beperken tot die twee fondsen. Deze vraag leidt tot de voorvragen of het FCB en het VR-Depot voldeden aan Arbons wensen, en of de niet door [naam] aan [eiser] voorgelegde mogelijkheden uit Erasmus’ offerte even goed of beter voldeden aan diens wensen.
4.13.
De vraag of het FCB en het VR-Depot voldeden aan Arbons wensen, kan op grond van hetgeen is vastgesteld over Arbons wensen en doelstelling en op grond van het overzicht van de mogelijkheden die Erasmus’ offerte aan Finles noemde, bevestigend worden beantwoord. Het rendement van het Erasmus Geldmarkt Depot lag lager dan het door [eiser] gewenste, terwijl het geheel in aandelen beleggende NL-depot door zijn sterke uitschieters in rendement niet aansloot bij Arbons behoefte aan enige risicomijding. Het Finles European Selector fonds lag op het niveau van het spaarrendement terwijl het risicovoller was (zie voor alles 2.4 hierboven).
4.14.
De vraag of de niet door [naam] aan [eiser] voorgelegde mogelijkheden uit Erasmus’ offerte niet even goed of beter voldeden aan diens wensen, moet daarmee ontkennend beantwoord worden.
4.15.
De vraag of [naam] handelde zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend verzekeringsadviseur verwacht mocht worden door zich te beperken tot het FCB en het VR-Depot, moet gelet op het voorgaande bevestigend worden beantwoord.
4.16.
De onder 4.9 als tweede genoemde stelling van [eiser] houdt in dat hem onvoldoende inlichtingen zijn gegeven over de risico’s die aan de voorgelegde vormen van beleggen waren verbonden.
4.17.
Vast staat dat het FCB Fonds zijn gelden mede belegde in hedge funds. De stelling van Finles dat destijds – haar advies moet worden beoordeeld naar de situatie van najaar 2006 – in redelijkheid mocht worden aangenomen dat hedge funds met een absolute return-situatie risico dempend werken, is als zodanig niet weersproken en moet daarmee als juist beschouwd worden. Dat een enkele deskundige al in 2006 waarschuwde, zoals is aangevoerd, voor gevaren van het beleggen in hedge funds welke gevaren toen niet algemeen onderschreven werden, verandert hier niets aan, net zo min als het gegeven dat nadien in brede kring heel anders over hedge funds werd gesproken.
4.18.
De stelling van [eiser] dat Finles hem onjuist en onvolledig heeft geinformeerd over de kenmerken van het FCB Fonds en niet heeft gewaarschuwd voor en gewezen op de risico’s die waren verbonden aan de beleggingsverzekering en met name het beleggen in hedge funds, verwerpt de rechtbank. Het overzichtje dat in de offerte van Erasmus aan Finles is gegeven en waarvan gesteld noch gebleken is dat het niet door [naam] is doorgegeven aan [eiser], voldoet aan de eisen die in redelijkheid, gelet op het hierboven geformuleerde criterium, gesteld mogen worden aan het advies dat een verzekeringsadviseur over een depot als het onderhavige aan een cliënt geeft.
4.19.
Het staat vast dat het, zoals [eiser] stelt, Finles duidelijk is geweest dat hij slechts een beperkt risico wilde lopen in verband met zijn pensioendoelstelling. Het staat echter ook vast dat [eiser] een hoger rendement dan bijvoorbeeld een spaardepot opleverde, wilde behalen. Gelet op deze beide wensen is het risico van het FCB Fonds vergeleken bij dat van het NL-depot en het Finles European Selector fonds, laag te noemen. De rechtbank is het in zoverre met [eiser] eens dat Brehms omschrijving ‘super laag’ (zie 2.10) niet gepast is, maar dan met name omdat deze woorden bij een relatief begrip als het risico van beleggen te weinig zeggen. In het kader van de vergelijking met bijvoorbeeld het beleggen in aandelen via het NL-depot zijn deze woorden echter niet onverantwoord.
4.20.
Hoewel [eiser] Finles verwijt dat zij hem niet heeft gewaarschuwd dat de schadeloosstelling minder waard kon worden c.q. geheel kon verdampen, betwist hij niet dat hij wist dat beleggen in aandelen het risico van waardevermindering inhield. Hij wist dus, behoorde althans te begrijpen, dat de belegging waarin de schadeloosstelling was omgezet, minder waard kon worden. Het risico van geheel verdampen speelt naar het oordeel van de rechtbank geen zelfstandige rol, nu niet is gesteld dat de waarde geheel verdampt is en [eiser] bovendien heeft gemeend zijn verlies te moeten beperken door de beleggingsverzekering af te kopen, waardoor niet kan worden nagegaan of de beleggingen uiteindelijk – dat wil zeggen: op de overeengekomen einddatum – verlies zouden hebben opgeleverd of zelfs verdampt zouden zijn.
4.21.
Als derde stelling van [eiser] is in 4.9 genoemd dat hij onjuist zou zijn voorgelicht over de aan de belegging verbonden kosten. Deze stelling heeft twee kanten; zij betreffen de voorlichting op zichzelf en de vraag waarop de voorlichting betrekking moest hebben. De rechtbank zal met het laatste beginnen.
4.22.
Uit hetgeen [eiser] ter zitting naar voren heeft gebracht is duidelijk geworden dat hij zich niet alleen onvoldoende voorgelicht acht over de kosten die door het FCB depot op zijn weg zouden komen, maar ook over de rol die de kosten spelen in verband met het rendement. Het gaat hier om de beheers- en andere kosten die bij een beleggingsfonds gemaakt worden voordat het rendement wordt vastgesteld en die dus voor de deelnemer in het fonds die slechts naar het rendement kijkt, verborgen blijven. Gelet op het rendement van een fonds zoals dat ná kosten is weergegeven in Erasmus’ offerte, betekent dit volgens [eiser] dat als een beleggingsfonds bijvoorbeeld kosten heeft van 4%, het een rendement van 9% moet halen, wil tegenover de belegger een rendement van 5% haalbaar zijn. ‘Dat kan alleen’, stelde [eiser] ter comparitie, ‘als er grote risico’s worden genomen’. Het bezwaar tegen de onvoldoende voorlichting over de kosten is daarmee wat dit betreft, in wezen een bezwaar tegen onvoldoende voorlichting over het te lopen risico.
4.23.
De rechtbank volgt [eiser] niet in dit betoog. Weliswaar is het zo dat er kosten verborgen zitten in het rendement van een beleggingsfonds en is het dus ook zo dat een deel van het werkelijke rendement op de erachter liggende effecten verborgen blijft, maar dit betekent nog niet dat in vergelijking met andere vormen van belegging in andere beleggingsfondsen, een onredelijk hoog risico wordt gelopen. Het risico wordt hoofdzakelijk bepaald door het karakter van de beleggingen. Uit het voorgaande volgt dat de door [eiser] gevolgde redenering ook niet opgaat omdat er bij de advisering steeds sprake is geweest van een vergelijking van risico’s – niet van absolute risico’s – die mede in het licht van zijn rendementswens plaats vond.
4.24.
De voorlichting over de kosten zou voorts niet juist geweest zijn omdat er kosten verborgen zouden zijn gehouden voor [eiser]. Deze stelling acht de rechtbank feitelijk onjuist. Uit de onder 2.5 weergegeven feiten blijkt dat in de offerte aan Finles alle kosten genoemd werden. Ook als [naam] deze niet heeft voorgehouden aan [eiser], maar zich heeft beperkt tot de mededelingen in zijn mail van 20 november 2006, heeft hij zich, gelet op de voorlichting in de offerte van Erasmus aan Finles en op het gegeven dat de beheerskosten van het fonds in beginsel het voorgespiegelde rendement – immers rendement ná kosten – niet beïnvloedden, niet anders gedragen dan van een redelijk bekwaam en redelijk handelend verzekeringsadviseur verwacht mocht worden.
4.25.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat door [eiser], gelet op zijn beleggingsdoeleinden en -wensen, niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij tot belegging via een spaardeposito zou zijn overgegaan als hem duidelijk was geweest dat in alle beleggingsfondsen verborgen kosten een rol speelden.
4.26.
Dat Erasmus in verband met de kostenontwikkeling ruim drie jaar nadat Finles [eiser] geadviseerd heeft, een waarschuwend geluid laat horen – en overigens daarop een nadeel beperkende maatregel neemt – verandert naar het oordeel van de rechtbank niets aan het onder 4.23 overwogene.
4.27.
De slotsom is dat de bezwaren van [eiser] tegen Finles’ advisering niet opgaan. Daaruit volgt zonder dat nog behandeling van de overige stellingen nodig is, dat Arbons vorderingen moeten worden afgewezen.
4.28.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Finles worden begroot op:
- griffierecht € 1.836,00
- salaris advocaat
1.788,00(2,0 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 3.624,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Finles tot op heden begroot op € 3.624,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2013.