Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 24 juli 2013
- het proces-verbaal van comparitie van 5 september 2013.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 november 2013 een vonnis in verzet gewezen in de procedure tussen Waitahuna Holding BV en [gedaagde]. De zaak betreft een geschil over de tijdigheid van het verzet dat door [gedaagde] is ingesteld tegen een eerder verstekvonnis. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzet tijdig is ingesteld, ondanks de betwisting door Waitahuna. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat [gedaagde] op 5 april 2013 bekend was met het verstekvonnis, en dat de verzettermijn dus niet was verstreken.
De rechtbank heeft vervolgens de inhoudelijke verweren van [gedaagde] beoordeeld. [gedaagde] stelde dat hij de lening van € 60.000,- nooit had ontvangen en dat de leningsovereenkomst onder een voorwaarde was aangegaan. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst dwingend bewijs oplevert van de verklaring van [gedaagde] dat hij het bedrag had ontvangen. De rechtbank concludeerde dat [gedaagde] niet voldoende bewijs had geleverd om zijn verweer te onderbouwen en dat de vordering van Waitahuna tot terugbetaling van de lening dus bekrachtigd moest worden.
Daarnaast heeft de rechtbank het boetebeding in de leningsovereenkomst beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] niet naast de nakoming van de lening ook de boete verschuldigd was, omdat het boetebeding niet was gesteld op niet-tijdige nakoming. Dit deel van het verstekvonnis werd vernietigd. De rechtbank heeft de proceskostenveroordeling van het verstekvonnis in stand gelaten, waarbij [gedaagde] als grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het verzet werd verwezen. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 6 november 2013.