ECLI:NL:RBGEL:2013:6450

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 oktober 2013
Publicatiedatum
14 maart 2014
Zaaknummer
248618
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen eiswijziging in civiele procedure tussen Broekhuis Harderwijk B.V. en Hazelaar/HMTV Milieutechniek B.V.

In deze civiele procedure, aangespannen door Broekhuis Harderwijk B.V. tegen Hazelaar/HMTV Milieutechniek B.V., heeft de rechtbank Gelderland op 30 oktober 2013 uitspraak gedaan over een verzet tegen een eiswijziging. Broekhuis had eerder een vordering ingesteld, maar na een bevoegdheidsincident was de zaak terugverwezen naar de rechtbank. Broekhuis heeft vervolgens haar eis gewijzigd, waarbij zij niet langer ontbinding van de overeenkomst vorderde, maar alleen schadevergoeding van € 119.310,94. Hazelaar verzet zich tegen deze wijziging, stellende dat Broekhuis niet haar opdrachtgever was, maar Broekhuis Holding B.V., en dat dit de vordering tot schadevergoeding complexer maakt.

De rechtbank heeft het verzet tegen de eiswijziging ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar van Hazelaar speculatief was en dat er geen sprake was van onredelijke bemoeilijking van de verdediging of onredelijke vertraging van het geding. De rechtbank heeft de zaak vervolgens naar de rol verwezen voor het nemen van een conclusie van antwoord door Hazelaar. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en ondertekend door rechter R.J.J. van Acht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: 248618 / HA ZA 13-545
Vonnis van 30 oktober 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BROEKHUIS HARDERWIJK B.V.
gevestigd te Harderwijk
eiseres
advocaat: mr. J. Verhoeven te Alphen aan den Rijn
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HAZELAAR/HMTV MILIEUTECHNIEK B.V.
gevestigd te Coevorden en kantoorhoudende te Ede
gedaagde
procesadvocaat: mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem
behandelend advocaat: mr. J.M.H.W. Bindels te Arnhem
Partijen zullen hierna Broekhuis en Hazelaar worden genoemd.

1.De procedure

1.1
Deze zaak is door Broekhuis eerder aangebracht onder nummer 216787 / HA ZA 11-899, waarna Hazelaar een bevoegdheidsincident heeft opgeworpen. In dat incident heeft Broekhuis niet geantwoord, waarop de rechtbank zich bij vonnis van 12 oktober 2011 onbevoegd heeft verklaard van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen.
1.2
Van deze beslissing is Broekhuis in appel gegaan bij het gerechtshof Arnhem. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft bij arrest van 19 februari 2013 de vordering in het incident afgewezen en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Arnhem (lees: de rechtbank Oost-Nederland), teneinde te beslissen op de hoofdzaak.
1.3
Bij exploot van 29 juli 2013 heeft Broekhuis Hazelaar opgeroepen voort te procederen bij de rechtbank Gelderland en bij akte van 7 augustus 2013 haar eis gewijzigd.
1.4
Bij akte uitlaten wijziging van eis van 4 september 2013 heeft Hazelaar zich tegen die eiswijziging verzet.
1.5
Daarop is vonnis bepaald.

2.De beoordeling van het verzet tegen de eiswijziging

2.1
Bij inleidende dagvaarding heeft Broekhuis gesteld opdracht te hebben gegeven aan Hazelaar tot het verrichten van een in-situ bodemsanering, welke sanering geen rendement heeft gehad, als gevolg van welke tekortkoming van Hazelaar zij ontbinding van de overeenkomst (van aanneming van werk) heeft gevorderd, met terugbetaling van hetgeen zij Hazelaar in het kader van de sanering heeft voldaan (€ 119.310,94) en aanvullende schadevergoeding, op te maken bij staat.
2.2
In haar akte houdende wijziging van eis stelt zij zich nog steeds op het standpunt dat Hazelaar jegens haar tekort is geschoten, maar wenst zij niet langer ontbinding te vorderen maar alleen schadevergoeding, welke zij stelt op het bedrag dat zij aan Hazelaar heeft betaald, derhalve € 119.310,94.
2.3
Bij akte uitlaten wijziging van eis heeft Hazelaar, vooruitlopend op haar verweer, aangevoerd dat niet Broekhuis haar opdrachtgever is geweest maar Broekhuis Holding B.V., waaruit zij afleidt dat Broekhuis daarom de vordering tot ontbinding kennelijk heeft laten vallen en er dus nu alleen sprake is van een vordering tot schadevergoeding van een derde, waardoor “ook bijvoorbeeld wettelijke gronden voor aansprakelijkheid in beeld kunnen zijn en het inhoudelijk debat dus beduidend uitgebreider en complexer wordt”. Als gevolg daarvan verzet volgens haar een goede procesorde zich hier tegen de wijziging van eis.
2.4
Hoewel het bezwaar van Hazelaar, gelet op de inhoud van de dagvaarding, niet onbegrijpelijk is, is het bepaald speculatief te noemen, waar het allerlei veronderstellingen met betrekking tot de feiten (en het recht) in zich houdt, ten aanzien waarvan de stelplicht in de sfeer van Broekhuis ligt doch waarover Broekhuis zich nog niet heeft uitgelaten en ook niet hoefde uit te laten. Aldus gezien kan er thans niet van worden uitgegaan dat zich - in de woorden van Hazelaar - het spiegelbeeld voordoet van het geval van HR 22 oktober 2004, NJ 2006, 202 (en HR 2 april 1993, NJ 1993, 573) [1] .
2.5
Het verzet tegen de eiswijziging is dus ongegrond, ook nu niet op voorhand sprake lijkt te zijn van onredelijke bemoeilijking van de verdediging dan wel onredelijke vertraging van het geding (HR 12 oktober 1990, NJ 1001, 186), dat nu in feite eerst op het punt staat te beginnen.
2.6
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor het nemen van een conclusie van antwoord door Hazelaar.

3.De beslissing

De rechtbank
verklaart het verzet tegen de eiswijziging ongegrond,
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 11 december 2013 voor het nemen van een conclusie van antwoord door Hazelaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2013.

Voetnoten

1.In rechte kan worden opgetreden door een gevolmachtigde die een rechtsvordering instelt in naam van een met name aangeduide volmachtgever om wiens belangen het in het betrokken geding (mede) gaat, maar een eisende partij die niet reeds bij dagvaarding heeft gesteld (mede) op te treden als gevolmachtigde van een met name genoemde volmachtgever, kan niet hangende de procedure die hoedanigheid alsnog aannemen door op de voet van art. 134 (oud) Rv (thans: art. 130 Rv) haar eis te veranderen.