Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[naam 1],
[naam 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 30 januari 2013
- het proces-verbaal van comparitie van 16 mei 2013 met daaraan gehecht de opmerkingen van beide partijen.
2.De feiten
“(…)[verkopers] lieten weten dat zij de overdracht van het perceel op korte termijn willen laten plaats vinden. De [gedaagden] gaven aan dat de financiering nagenoeg rond is, maar dat zij nog enige tijd nodig hebben om de financiering volledig te regelen. Een termijn van twee maanden zou voldoende zijn. Afgesproken is de akte van levering van het perceel te doen passeren op 3 januari 2012 om 10.00 uur. De [gedaagden] lieten weten dat het perceel door de drie kopers (de [gedaagden]) afgenomen zal worden. (…) Voor de goede orde vermeld ik hier nog bij dat op 28 oktober jl. de waarborgsom op één van mijn kantoorrekeningen is gestort.”
verstrekt aan partij 2[[gedaagden], rb]
een borgstelling ten bedrage van € 80.000,-- (…). Deze borgstelling dient uitsluitend om de verplichting voortkomend uit het voorlopige koopcontract betreffende de aankoop van het perceel (groot 6500 vierkante meter – waarvan 90% bebouwd mag worden-, met daarop vrijstaand woonhuis, hal van ca 1250 vierkante meter en een schuur van ca 200 vierkante meter) [adres 1 te plaats] te waarborgen.
per heden” te leen heeft ontvangen van [naam BV] een bedrag van € 150.000,--
“(…) Ik vind dat eerst uitvoering moet worden gegeven aan de koopovereenkomst van 25 september 2008 en daarna kunnen we praten over de andere koopovereenkomst. (…)”[naam 1] heeft, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:
“(…) Wij hadden eerst een andere overeenkomst, die dateert van 2008. Op de uitvoering daarvan zitten we ook nog te wachten. Omstreeks 1 juni 2011, het moment dat wordt genoemd in de koopovereenkomst, hadden wij de financiering niet rond. Wij hebben toen overleg gehad met de [verkopers] en uitstel gekregen. Ik weet niet meer wie van ons drieen in overleg was getreden met de [verkopers]. U moet weten dat dit al langer speelt. Op een gegeven moment hadden wij de financiering rond en hebben wij 10% betaald. We zouden toen gaan beschrijven. We zijn toen bij de notaris geweest en hebben een opleverdatum ergens begin januari 2012 afgesproken. (…) Mij wordt voorgehouden de verklaring van [verkoper 1] van 28 augustus 2012 die heeft verklaard dat ik op 3 januari 2012 bij de notaris heb verteld dat de financiering nog niet rond was en dat dat te maken had met mijn scheiding. Ook wordt mij voorgehouden de verklaring van getuige [verkoper 2] van 28 augustus 2012 die gelijksoortig verklaart. Mijn reactie daarop is dat het zou kunnen. Ik weet het niet. (…) Ik ben vaker bij de notaris geweest voor de overdracht. Volgens mij twee keer. De eerste keer zat het spul vast met de financiering. De bank werkte niet mee en ook het niet ingeschreven zijn van mijn scheiding was een probleem voor de financiering. Wij hebben toen een andere afspraak gemaakt. Bij de tweede overdracht zat het vast op de details van het koopcontract. (…)”Ook[naam 3] is gehoord en heeft, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:
“(…) Mijn zonen [gedaagden] en ik hebben voor een paar jaar terug met[verkopers] om de tafel gezeten omdat we hun grond wilden kopen. We hadden ook een optie op het pand. Dit is allemaal niet doorgegaan. Later kwamen [gedaagden] bij mij dat ze met de [verkopers] hadden gesproken en dat ze het pand van de [verkopers] wilden kopen. Dat is alles wat ik er van weet. [gedaagden] wilden het kopen, maar ons bedrijf moest borg staan voor een deel van de financiering. Daarom moest ik het koopcontract meetekenen. (…) Het mocht dan zo zijn dat mijn zonen kochten, maar ik moest wel meebetalen. (…)”
3.De vordering in conventie
4.Het verweer in conventie
5.De vordering in reconventie
6.Het verweer in reconventie
7.De beoordeling
in conventie
1.788,00(2 punten × tarief € 894,00)
894,00(2 punten × factor 0,5 × tarief € 894,00)