ECLI:NL:RBGEL:2013:6433

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 december 2013
Publicatiedatum
19 februari 2014
Zaaknummer
13_4455
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid bezwaar tegen exploitatie- en aanwezigheidsvergunning voor speelautomatenhal

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een bezwaar dat is ingediend door V.O.F. Suikerland tegen de verleende exploitatie- en aanwezigheidsvergunning voor de speelautomatenhal Jack’s Casino. De vergunning werd verleend door de burgemeester van de gemeente Arnhem op 19 december 2012, maar het bezwaar van Suikerland was ingediend op 18 oktober 2012, voordat de bezwaartermijn was aangevangen. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar prematuur was, omdat het besluit van 19 december 2012 op dat moment nog niet tot stand was gekomen. De rechtbank stelt vast dat Suikerland niet redelijkerwijs kon menen dat het besluit al bestond op het moment van indienen van het bezwaar.

De rechtbank heeft ook gekeken naar een brief van Suikerland van 12 februari 2013, die als een bezwaarschrift werd aangemerkt, maar deze werd te laat ingediend. De rechtbank concludeert dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat Suikerland door eerdere correspondentie van de gemeente op het verkeerde been is gezet. De rechtbank oordeelt dat de inhoud van de brieven van verweerder niet als kennelijke misslag had moeten worden onderkend door Suikerland.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en ziet zij geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Team bestuursrecht
zaaknummer: AWB 13/4455
Uitspraak van de meervoudige kamer van in de zaak tussen
Wilgrim Amusement B.V., gevestigd te Tilburg, eiseres
(gemachtigde: mr. M.T.C.A. Smets),
en
de burgemeester van de gemeente Arnhem, verweerder.
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
V.O.F. Suikerland, te Arnhem, en
Big Apple Arnhem B.V., te Arnhem
(gemachtigde: mr. M.A.A. Gockel-Gieskes).
Procesverloop
Bij besluit van 19 december 2012 heeft verweerder aan eiseres een exploitatie- en aanwezigheidsvergunning verleend voor de speelautomatenhal Jack’s Casino, voor de periode 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 (verder: vergunning 2013).
Bij besluit van 14 juni 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van de derde-partijen ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 december 2013. Namens eiseres is verschenen S. van Groenendael-Rijken, als bedrijfsjurist werkzaam bij JVH, bijgestaan door haar gemachtigde mr. M.T.C.A. Smets, advocaat te Eindhoven. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. Hindriks, werkzaam bij de gemeente Arnhem. Namens V.O.F. Suikerland is verschenen M. Klein. De derde-partijen zijn (voorts) vertegenwoordigd door de gemachtigde mr. M.A.A. Gockel-Gieskes, advocaat te Zevenaar.
Overwegingen
1. Bij besluit van 25 juli 2012 heeft verweerder aan eiseres een exploitatie- en aanwezigheidsvergunning verleend voor de speelautomatenhal Jack’s Casino, voor de periode 25 juli 2012 tot en met 31 december 2012 (verder: vergunning 2012). Bij brief van 18 oktober 2012 hebben de derde-partijen (verder: Suikerland) bezwaar gemaakt “Voor het geval Wilgrim Amusement B.V. ….vraagt om verlenging” van de vergunning 2012. Bij het besluit van 19 december 2012 heeft verweerder de vergunning 2013 verleend.
2. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder het bezwaarschrift ten onrechte ontvankelijk heeft geacht, omdat het bezwaarschrift van 18 oktober 2012 prematuur was, en vervolgens door Suikerland buiten de wettelijke termijn bezwaar is gemaakt.
3. Het besluit van 19 december 2012 is bekend gemaakt door toezending aan eiseres op 19 december 2012. De bezwaartermijn is derhalve aangevangen op 20 december 2012. De laatste dag van de bezwaartermijn was 30 januari 2013. Het bezwaarschrift van 18 oktober 2012 is voor het begin van de bezwaartermijn ingediend.
4. Gelet op het bepaalde in artikel 6:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is derhalve de vraag aan de orde of ten tijde van de indiening van het bezwaar van 18 oktober 2012 het besluit van 19 december 2012 reeds tot stand was gekomen, of dat Suikerland redelijkerwijs kon menen dat dit reeds het geval was.
Duidelijk is dat het besluit van 19 december 2012 op 18 oktober 2012 niet reeds tot stand was gekomen. De aanvraag van eiseres voor de vergunning 2013 is immers pas op 30 november 2012 gedaan.
De rechtbank is voorts van oordeel dat Suikerland niet redelijkerwijs kon menen dat op 18 oktober 2012 het besluit van 19 december 2012 reeds tot stand was gekomen. De stukken bevatten daarvoor geen aanknopingspunten. De stellingen van Suikerland dat bij voorbaat vaststond dat eiseres om verlenging van de vergunning voor 2013 zou vragen en dat ook bij voorbaat vaststond dat die vergunning zou worden verleend, zijn – wat er verder ook van die stellingen zij – onvoldoende om te oordelen dat eiseres redelijkerwijs kon menen dat op 18 oktober 2012 de vergunning 2013 reeds tot stand was gekomen.
Dat betekent dat niet de situatie aan de orde was dat niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van 18 oktober 2012 achterwege diende te blijven op grond van artikel 6:10 van de Awb.
5. De brief van Suikerland van 12 februari 2013 moet naar het oordeel van de rechtbank als bezwaarschrift worden aangemerkt. Dit bezwaar is te laat gemaakt.
6. Bij brief van 25 januari 2013 heeft verweerder Suikerland op de hoogte gesteld van de vergunning 2013. Deze brief is op 28 januari 2013 door Suikerland ontvangen. Aangezien het bezwaarschrift van 12 februari 2013 niet binnen 2 weken na 28 januari 2013 (laatste dag: 11 februari 2013) is ingediend, komt Suikerland reeds hierom geen beroep toe op de zogenaamde 2-wekenjurisprudentie.
7. Gelet echter op de brieven van verweerder aan Suikerland van 25 oktober 2012, 25 januari 2013 en 29 januari 2013, is de rechtbank van oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Door deze brieven is Suikerland op het verkeerde been gezet en kon zij menen dat reeds bezwaar was gemaakt, en dat tot 15 februari 2013 dan wel 22 februari 2013 het bezwaar kon worden aangevuld.
Analoog aan de jurisprudentie met betrekking tot de vermelding van een onjuiste rechtsmiddelclausule is de rechtbank van oordeel dat Suikerland de inhoud van de drie brieven van verweerder niet als kennelijke misslag had moeten onderkennen. Van kennelijkheid is geen sprake nu voor de beoordeling of sprake is van een ontvankelijk bezwaar op grond van artikel 6:10 van de Awb diverse stukken in onderling verband beschouwd dienen te worden.
8. Het voorgaande betekent dat het beroep ongegrond is. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, voorzitter, en mr. C.H.M. Pastoors en
mr. H.J.M. Besselink, leden, in aanwezigheid van mr. N.J.H. Klomp, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.