In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 27 november 2013 uitspraak gedaan in een vordering van een vrouw tot nietigverklaring van de erkenning van haar minderjarige kind door de biologische vader. De vrouw stelde dat haar toestemming voor de erkenning tot stand was gekomen door misbruik van omstandigheden, aangezien zij zich in een kwetsbare en afhankelijke positie bevond ten opzichte van de man. De vrouw, die op dat moment 19 jaar oud was, had een relatie met de 44-jarige man en was zwanger van hem. Tijdens de relatie ontdekte zij dat de man haar had misleid over zijn leeftijd en verleden, wat haar angst aanjoeg dat haar kind door jeugdzorg zou worden weggehaald. De rechtbank oordeelde dat de vrouw onder druk van deze bijzondere omstandigheden haar toestemming had gegeven voor de erkenning, en dat de man misbruik had gemaakt van deze situatie. De rechtbank concludeerde dat de toestemming van de vrouw vernietigbaar was op grond van artikel 3:44 BW, en dat de erkenning van het kind door de man nietig was. De rechtbank wees ook de vordering van de vrouw tot doorhaling van de geslachtsnaam van de man af, omdat de nietigverklaring van de erkenning betekende dat de geslachtsnaam van het kind automatisch die van de vrouw zou zijn. De beslissing van de rechtbank was gebaseerd op de vaststelling dat de invloed van de man op de vrouw na de erkenning nog enkele jaren had doorgewerkt, waardoor de vordering niet was verjaard. De rechtbank vernietigde de toestemming van de vrouw voor de erkenning en verklaarde de erkenning nietig.