ECLI:NL:RBGEL:2013:6419

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 oktober 2013
Publicatiedatum
10 februari 2014
Zaaknummer
240095
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige concurrentie door (ex-)werknemers en bewijsopdracht

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Gelderland, stond de vraag centraal of de gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], onrechtmatig hebben gehandeld jegens de eiseres, Prosperity International BV, door concurrentie te voeren tijdens en na hun dienstverband. Prosperity, een onderneming die zich bezighoudt met zonwering, stelde dat de gedaagden, die eerder in dienst waren bij haar, een concurrerend bedrijf genaamd Rolloblinds hebben opgericht en daarmee onrechtmatig hebben geprofiteerd van de kennis en middelen die zij tijdens hun dienstverband hadden opgedaan. De rechtbank onderzocht de feiten, waaronder de oprichting van Rolloblinds, de activiteiten van de gedaagden en de communicatie tussen hen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende aanwijzingen waren dat de gedaagden tijdens hun dienstverband al concurrerende activiteiten hebben ontplooid, wat hen aansprakelijk maakt voor de schade die Prosperity heeft geleden. De rechtbank droeg Prosperity op om bewijs te leveren van de onrechtmatige concurrentie en de gedaagden kregen de gelegenheid om tegenbewijs te leveren. De zaak werd aangehouden voor verdere bewijslevering en de gedaagden werden ook opgedragen om bewijs te leveren voor hun vorderingen in reconventie, waaronder achterstallig salaris en kosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/240095 / HA ZA 13-133
Vonnis van 16 oktober 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROSPERITY INTERNATIONAL BV,
gevestigd te Reeuwijk,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.J. van Basten Batenburg te Den Haag,
tegen

1.[gedaagde sub 1],

wonende te [plaats],
2.
DANIELLE GEERTRUIDA [gedaagde sub 2],
wonende te [plaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. C.J. Driessen te Beers.
Eiseres zal hierna Prosperity worden genoemd. Gedaagden zullen [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 29 mei 2013
  • het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 12 augustus 2012.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Prosperity is een in 2003 opgerichte onderneming. Volgens de inschrijving bij de Kamer van Koophandel Rotterdam zijn haar bedrijfsactiviteiten: ‘Technisch ontwerp en advies voor werktuig-, machine- en apparatenbouw’en ‘Groothandel in overige machines en apparaten voor industrie en handel n.e.g.’. Zij heeft verschillende handelsnamen, waaronder Prosole. Onder de naam Prosole houdt zij zich bezig met de productie en levering van producten voor de zonwering, waaronder rolluiken en bedieningssystemen ten behoeve van verschillende zonweringen en rolluiken. Enig bestuurder en aandeelhouder van Prosperity is [holding], van welke vennootschap [naam] (hierna: [naam]) enig aandeelhouder en bestuurder is.
2.2.
[gedaagde sub 1] handelde vanuit [plaats] onder de naam Profalco Products (hierna: Profalco) in zonweringen en was één van de klanten van Prosperity. Bij vonnis van 9 maart 2010 is [gedaagde sub 1] failliet verklaard. Zijn eenmanszaak is per die datum gestaakt. [naam] is met de curator in het faillissement overeengekomen om de voorraad en inventaris van Profalco over te nemen. Ook is [naam] met de curator overeengekomen dat hij [gedaagde sub 1] in dienst van Prosperity zou nemen.
2.3.
[gedaagde sub 1] is per 13 september 2010 op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van 12 maanden in dienst getreden bij Prosperity in de functie van ‘Product Manager Private Sector’. Zijn laatstelijk verdiende salaris bedroeg € 1.800,-- bruto per maand, exclusief vakantietoeslag. In zijn arbeidsovereenkomst is geen schriftelijk concurrentie- of relatiebeding opgenomen.
2.4.
Op aanbeveling van [gedaagde sub 1] heeft Prosperity op 1 augustus 2010 [gedaagde sub 2] als office manager in dienst genomen. Op 1 augustus 2011 is deze arbeidsovereenkomst van rechtswege geëindigd. In deze arbeidsovereenkomst was het volgende beding opgenomen:
U verbindt zich om u volgend op het einde van de arbeidsovereenkomst gedurende een periode van 1 jaar te onthouden van enig zakelijk contact dan wel het afsluiten van enige transactie, met de ten tijde van de beëindiging van het dienstverband bestaande zakelijke relaties van Prosperity International BV indien hierdoor de belangen van Prosperity International BV worden geschaad.
U zult gedurende het dienstverband en na beëindiging daarvan geen informatie verstrekken aan derden voor zover daardoor de belangen van Prosperity International BV kunnen worden geschaad.
2.5.
Blijkens het register van de Kamer van Koophandel Centraal Gelderland is op 14 februari 2011 de eenmanszaak Rolloblinds opgericht, op naam van [gedaagde sub 2], met de omschrijving (onder meer): ‘verkoop (groot- en kleinhandel) in zonwering’. In maart 2011 heeft [gedaagde sub 1] aan [naam] verteld dat Rolloblinds was opgericht en dat hij daarmee binnenzonwering vanuit [plaats] leverde.
2.6.
Tussen [naam] en [gedaagde sub 1] is later onenigheid ontstaan. [naam] heeft [gedaagde sub 1] op 12 augustus 2011 op staande voet ontslagen. [gedaagde sub 1] heeft op 14 augustus 2011 de nietigheid van dit ontslag op staande voet ingeroepen en zich bereid verklaard de bedongen arbeid te verrichten. [gedaagde sub 1] heeft bij de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, sector kanton, locatie Gouda, gevorderd voor recht te verklaren dat het hem gegeven ontslag nietig is. Bij vonnis van 27 september 2012 heeft de kantonrechter de gevorderde verklaring voor recht afgewezen.
2.7.
[naam] heeft op de bedrijfscomputer van [gedaagde sub 1] een grote hoeveelheid chatberichten aangetroffen tussen [gedaagde sub 1] en [derde] (de Poolse vriendin van [gedaagde sub 1]) en tussen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. Een aantal daarvan wordt hierna geciteerd.
- tussen [gedaagde sub 1] en [derde]:
(04-07-2011) [gedaagde sub 1]:
nee ik wil stoppen daar en verder met rolloblinds
(04-07-2011) [derde]:
deze kantor met produktie wil je blijfen?
(04-07-2011) [gedaagde sub 1]:
Ik weet nieten heb ook niet zoveel intresse meervoor ProSole ik kan de kost zelf wel verdienen in Rolloblinds
(04-07-2011) [gedaagde sub 1]:
geen productie meer alleen import van Oost Europa
(16-07-2011) [gedaagde sub 1]:
[naam] is bankroet en krijgt geen nieuw crediet heeft grote problemen met Rabobank
(19-07-2011) [gedaagde sub 1]:
is bijna bankroet en dat is goed voor Rolloblinds
(19-07-2011 [derde]:
en wat doet belastidienst met die autos, als hij is bankroet
(19-07-211) [gedaagde sub 1]:
auto’s zijn voor mij
(31-07-2011) [derde]:
maar deze firma is van [naam].kantor en produktie (…)
(31-07-2011) [gedaagde sub 1]:
nee denk het niet ik ga goed denken over de nieuwe situatie van Rolloblinds
(02-08-2011) [gedaagde sub 1]:
he liefje ik heb van de midaag een mooie opdracht gekregen van 8100,00 Euro voor Rolloblinds
(02-08-2011)
voor mij is bijna alles klaar voor de voorbereiding van alles bij Rolloblinds
(8-8-2011) [gedaagde sub 1]:
ik heb alles al geregelelt liefje (…)
(8-8-2011 [gedaagde sub 1]:
Dus ProSole weg en de nieuwe naam Rolloblinds
- tussen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]:
(30-07-2011) [gedaagde sub 2]:
Net goed, de sukkel
(30-07-2011) [gedaagde sub 1]:
ja ik maak hem helemaal kapot nu
(30-07-2011) [gedaagde sub 2]:
Laat hem toch lekker stikken
(30-07-2011) [gedaagde sub 1]:
dan doen we samen schat we maken hem helemaal kapot
(01-08-2011)[gedaagde sub 2]:
Samen volhouden en dan redden we het
(01-08-2011) [gedaagde sub 1]:
hij zal weten wie wij zijn
(01-08-[gedaagde sub 2]:
Laat hem maar zweten
(01-08-2011) [gedaagde sub 1]:
ja zal hij ook zeer zeker doen
(01-08-2011) [gedaagde sub 1]:
zijn avontuur is ten einde
2.8.
Prosperity heeft onder meer een e-mailbericht van [derde] aan [naam] van 30 september 2011 overgelegd. In deze e-mail staat:
‘Hallo [naam],
Ik ben enigszins in verwarring. Ik heb met het bedrijf rolloblinds gebeld en ik begrijp dat ik met uw bedrijf uiteindelijk niet te maken heb. (…). Mijn excuses voor de verwarring. Zij geven aan het probleem over twee weken op te lossen als zij zaken weer op orde hebben.’

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Prosperity vordert:
voor recht te verklaren dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] onrechtmatig jegens Prosperity hebben gehandeld en uit dien hoofde aansprakelijk zijn voor de geleden en te lijden schade;
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk te veroordelen in de door Prosperity geleden en te lijden schade, nader op te maken bij staat;
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk te veroordelen tot voldoening van de buitengerechtelijke kosten, groot € 1.785,-- inclusief btw;
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
Prosperity stelt primair dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] haar tijdens hun dienstverband onrechtmatig hebben beconcurreerd dan wel dat zij anderszinns onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld en / of dat zij in strijd hebben gehandeld met het in artikel 7:611 BW neergelegde beginsel van goed werknemerschap. Prosperity stelt subsidiair dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] na afloop van het dienstverband het geldende concurrentie- of relatiebeding hebben overtreden en haar onrechtmatig hebben beconcurreerd. Een en ander maakt hen volgens Prosperity schadeplichtig ten aanzien van de door haar geleden en te lijden schade.
3.3.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren gemotiveerd verweer. Zij betwisten dat er sprake is van onrechtmatige concurrentie. Zij voeren onder meer aan dat [naam] heeft ingestemd met hun activiteiten in Rolloblinds en dat Rolloblinds geen concurrent is van Prosperity omdat zij alleen binnenzonwering verkoopt, terwijl Prosperity buitenzonwering verkoopt. Zij voeren aan dat zij juist hebben geprobeerd om de locatie in [plaats] zo goed mogelijk draaiende te houden, ondanks de veelvuldige afwezigheid van [naam] en het gebrek aan financiële middelen. Het is volgens hen juist [naam] van Prosperity die onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld omdat hij niet zorgde voor voldoende gelden en hen aan hun lot overliet. Hij heeft hen niet op de hoogte gesteld van zijn plannen om de fabriek te Wijchen per augustus 2011 te verhuizen van [plaats] naar [plaats], aldus [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2].
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] vorderen:
veroordeling van Prosperity tot betaling aan [gedaagde sub 1] van € 4.033,71, vermeerderd met rente en kosten;
veroordeling van Prosperity tot betaling aan [gedaagde sub 2] van € 6.906,90 (€ 392,50 en € 6.514,40);
veroordeling van Prosperity in de betaling van het overig door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gevorderde, waarvan de hoogte nader is op te maken bij staat;
een en ander kosten rechtens.
3.6.
[gedaagde sub 1] legt aan zijn vordering ten grondslag dat er sprake is van achterstallig salaris en vakantiegeld van 2.692,47 plus wettelijke boete, in totaal € 4.033,71. Ook stelt hij dat hij nog nader vast te stellen vorderingen op Prosperity heeft uit hoofde van emotionele schade en pensioenrechten.
3.7.
[gedaagde sub 2] legt aan haar vordering ten grondslag dat Prosperity haar autokosten dus ook haar verzekeringspremies diende te betalen en dat zij uit dien hoofde nog € 392,50 van Prosperity tegoed heeft. Aan haar vordering van € 6.514,40 legt zij ten grondslag dat zij ten onrechte bij verstek is veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan [derde], terwijl [derde] dit geldbedrag op Prosperity diende te verhalen. Ook [gedaagde sub 2] stelt hij dat zij nog nader vast te stellen vorderingen op Prosperity heeft uit hoofde van emotionele schade en pensioenrechten.
3.8.
Prosperity voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Kern van het geschil tussen partijen is de vraag of [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] met hun activiteiten vanuit Rolloblinds onrechtmatig zijn gaan concurreren met Prosperity, dan wel of zij anderszins onrechtmatig hebben gehandeld jegens Prosperity en of [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] uit dien hoofde aansprakelijk zijn voor de geleden en te lijden schade van Prosperity. Hierbij staat als onvoldoende betwist vast (punt 4 van de conclusie van antwoord) dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tezamen activiteiten met/in Prosperity hebben ontwikkeld.
4.2.
Uitgangspunt is dat het een ex-werknemer zonder relatie- of concurrentiebeding in beginsel vrijstaat zijn voormalige werkgever te beconcurreren. Van onrechtmatige concurrentie is pas sprake wanneer gebruik wordt gemaakt van bij de voormalige werkgever kennis en gegevens omtrent klanten, met de hulpmiddelen die de werknemer daartoe vertrouwelijk van zijn voormalig werkgever ter beschikking kreeg, waardoor stelselmatig en substantieel duurzaam bedrijfsdebiet is afgebroken. Ook kan sprake zijn van onrechtmatige concurrentie indien de ex-werknemer reeds tijdens het dienstverband een nieuw concurrerend bedrijf heeft opgericht, en/of daarvoor een plan heeft geschreven, waarmee hij of zij stelselmatig vaste klanten van de ex-werkgever benadert / wil benaderen. Bijkomende omstandigheden die kunnen leiden tot onrechtmatigheid kunnen zijn het afhandig maken van personeel, het doen van voordelige aanbiedingen, het doen van ongunstige, onjuiste, schadelijke of denigrerende mededelingen over de voormalige werkgever, het verwijzen naar het vroegere dienstverband en het creëren van verwarring.
4.3.
Prosperity stelt onder meer dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben gehandeld volgens de bovenstaande criteria voor onrechtmatige concurrentie. Zij stelt dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] het concurrerende Rolloblinds tijdens hun dienstverband hebben opgericht, dat zij blijkens de overgelegde facturen / orderbevestigingen van Rolloblinds ook al tijdens het dienstverband concurrerende activiteiten hebben ontplooid en rolluiken hebben geleverd van het merk dat Prosperity ook verhandelt, aan klanten waarmee Prosperity ook zaken deed en met gebruikmaking van personeel, de bedrijfsruimte en materialen van Prosperity en de kennis die zij bij Prosperity hebben opgedaan. Zij stelt dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] daarnaast ten onrechte kosten van Rolloblinds in rekening hebben gebracht aan Prosperity en dat zij dit deden met het oogmerk Prosperity ten gronde te richten. Ook de chatberichten zoals deels weergegeven onder 2.7 wijzen op de wens van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om ten koste van Prosperity zelf verder te gaan met Rolloblinds, aldus Prosperity. Verder verwijst zij naar de gebrekkige, onvolledige administratie door [gedaagde sub 2], naar het vervangen van de sloten van de vestiging in Wijchen, het in eigen zak steken van contant betaalde gelden door het crediteren van facturen, naar de bekeuring van 11 juli 2013 vanuit Duitsland voor de bedrijfsauto van Prosperity en naar het verwarring zaaien bij klanten van Prosperity.
Geen concurrentie?
4.4.
Het meest verstrekkende verweer dat Rolloblinds geen concurrent van Prosperity was, wordt als onvoldoende onderbouwd terzijde geschoven. Uit de overgelegde stukken en het ter zitting verhandelde is voldoende gebleken dat beide ondernemingen rolluiken leverden en plaatsten met een ‘Jolly’ of andere motor met afstandsbediening. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben bijvoorbeeld zelf betoogd dat zij in april 2011 met Rolloblinds een opdracht hebben aangenomen van [derde], omdat Prosperity - volgens hen - op dat moment niet kon leveren. Dat de handel in binnen- en buitenzonwering niet in de bedrijfsomschrijving van Prosperity bij de Kamer van Koophandel staat opgenomen, betekent niet dat Prosperity daarin niet handelde (onder de naam Prosole). De rechtbank is dus van oordeel dat het om concurrerende ondernemingen gaat.
4.5.
Ook het verweer dat [naam] zou hebben ingestemd met het bestaan van Rolloblinds, brengt in dit geval niet mee dat het handelen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] reeds daardoor niet als onrechtmatig (concurrerend) kan worden beschouwd. [naam] heeft betwist daarmee te hebben ingestemd en stelt enkel niet meteen stappen te hebben ondernomen vanwege de toezegging van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dat de activiteiten uitsluitend zagen op de particuliere verkoop van binnenzonwering.
4.6.
Hierna zal per onderdeel van de verwijten van Prosperity worden besproken wat het verweer van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] is.
Facturen van Rolloblinds
4.7.
Prosperity heeft verschillende orderbevestigingen / facturen van Rolloblinds overgelegd voor het leveren en plaatsen van rolluiken en bijbehoren. Het betreft drie orderbevestigingen aan [derde] (hierna: [derde]) d.d. 4 augustus 2011, een orderbevestiging aan [derde] te [plaats] d.d. 9 augustus 2011, een factuur aan [derde] te [plaats] d.d. 29 juli 2011, twee facturen aan [derde] te [plaats] d.d. 9 augustus 2011, een factuur aan [derde] van 9 augustus 2011 en een factuur aan [derde] te [plaats] van 4 juli 2011. Prosperity stelt dat deze rolluiken zijn gefabriceerd met onderdelen van Prosperity en geplaatst met personeel van Prosperity. Op het adres in [plaats] waar Rolloblinds staat ingeschreven is namelijk geen bedrijfsruimte of fabriek gevestigd maar slechts een woonhuis. Zij heeft ten slotte een factuur van 29 april 2011 van Rolloblinds aan [derde] overgelegd, waarbij volgens haar de onderliggende productiebonnen van Prosperity zijn.
4.8.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren aan dat de facturen / orderbevestigingen van Rolloblinds dateren van ná het ontslag van [gedaagde sub 2], dus van na 31 juli 2011. Alleen de factuur aan [derde] d.d. 29 april 2011 ter hoogte van € 3.250,19 is volgens [gedaagde sub 2] tijdens haar dienstverband op naam van Rolloblinds gesteld, omdat de heer [naam] onbereikbaar was. [gedaagde sub 2] voert aan dat zij voor deze order ook zelf de inkoop heeft bekostigd.
4.9.
De rechtbank stelt vast dat vanuit Rolloblinds in elk geval 3 facturen tijdens het dienstverband van [gedaagde sub 2] zijn uitgegaan, te weten aan [derde], aan [derde] te [plaats] en aan de heer [derde]. Bovendien zijn de overige overgelegde orderbevestigingen en facturen van 4 en 9 augustus 2011, toen [gedaagde sub 2] niet meer in dienst was, maar [gedaagde sub 1] wel. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] al tijdens hun dienstverband vanuit Rolloblinds rolluiken hebben geleverd en geplaatst, dan wel opdrachten daarvoor hebben aangenomen en daarmee dus tijdens hun dienstverband concurrerend hebben gehandeld tegenover Prosperity.
4.10.
Het verweer van [gedaagde sub 2] dat zij [naam] niet kon bereiken tijdens de order van [derde] gaf haar geen vrijbrief om de opdracht dan maar op naam van Rolloblinds aan te nemen en de factuur op naam van Rolloblinds te doen uitgaan, nu zij zelf werknemer van Prosperity was. Bovendien verklaart dit verweer niet waarom de facturen aan [derde] te [plaats] en de heer [derde] tijdens haar dienstverband op naam van Rolloblinds zijn uitgegaan.
4.11.
De rechtbank is dus van oordeel dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] door de oprichting van Rolloblinds en het ontplooien van activiteiten vanuit Rolloblinds reeds tijdens hun dienstverband concurrerend hebben gehandeld met Prosperity.
Benaderen (potentiële) klanten Prosperity
4.12.
Ten aanzien van het verwijt dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] klanten van Prosperity zouden hebben benaderd, hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ter zitting betoogd dat de onder 4.7 genoemde orderbevestigingen en facturen allemaal waren gericht aan particulieren die zij zelf al kenden. [derde] is een kennis van [gedaagde sub 1], [derde] is een oom, [derde] is een kennis van de vriend van [gedaagde sub 1] en [derde] en [derde] heeft hen benaderd, aldus [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2].
4.13.
Prosperity heeft echter gesteld dat Husseimi en [derde] klanten van Prosperity waren en dat ook voor de overige genoemde opdrachten de aanvragen zijn ingediend bij Prosperity (via zonweringsoffertes.com), terwijl is uitgeleverd door Rolloblinds.
4.14.
Gelet op het gemotiveerde verweer van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] en het door Prosperity gedane bewijsaanbod, zal de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 150 Rv. Prosperity in de gelegenheid stellen feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] via Rolloblinds (potentiële) klanten van Prosperity benaderde(n).
Inzet personeel Prosperity
4.15.
Prosperity stelt dat [derde], werkzaam bij Prosperity te [plaats], heeft verklaard dat hij, op het moment dat de bedrijfsbus (van Prosperity) waarin hij reed stuk ging, aan het werk was voor Rolloblinds. Ook zou ene [derde] ([naam] weet zijn achternaam niet meer) voor Rolloblinds gewerkt hebben. [naam] weet de namen van de anderen niet meer omdat er veel personeelsverloop was.
4.16.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ontkennen dat [derde] voor hen heeft gewerkt. De [derde] waarover [naam] het heeft is volgens hen [derde] [gedaagde sub 1], het neefje van [gedaagde sub 1], die niet in dienst was bij Prosperity.
4.17.
De rechtbank zal Prosperity opdragen om feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat [derde] en/of ‘ene [derde]’ tijdens dienstverband of andere relevante relatie met Prosperity voor Rolloblinds heeft / hebben gewerkt.
Verdwenen materialen van de productieafdeling van Prosperity
4.18.
Prosperity stelt dat [naam] kort na het ontslag op staande voet van [gedaagde sub 1] samen met [derde] een controle heeft uitgevoerd op de productieafdeling en dat zij toen hebben geconstateerd dat er goederen waren verdwenen. Prosperity stelt dat [naam] en [derde] hiervan meteen de als productie 16 overgelegde lijst (‘Controle gereedschap in bedrijfsruimte Bijsterhuizen 3007’) hebben opgesteld, welke is ondertekend door [derde]. Op die lijst staan diverse kisten met gereedschap, een zaag, boormachines en diverse andere materialen zoals kleefband, bussen siliconenkit etc. Prosperity stelt dat Rolloblinds gebruik heeft gemaakt van deze materialen en dat deze ten behoeve van Rolloblinds zijn meegenomen. Het productiepersoneel heeft bevestigd dat deze goederen zijn gebruikt ten behoeve van Rolloblinds, aldus Prosperity.
4.19.
[gedaagde sub 2] betwist de genoemde goederen te hebben meegenomen ten behoeve van Rolloblinds en stelt dat zij later zelf gereedschap heeft aangeschaft voor Rolloblinds. Ter onderbouwing hiervan heeft zij een factuur overgelegd van [derde] van 24 oktober 2011 ad € 700,-- inclusief btw.
4.20.
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat [gedaagde sub 2] pas op 24 oktober 2011 gereedschap heeft aangeschaft voor Rolloblinds juist aannemelijk maakt dat Rolloblinds voor de eerdere opdrachten gebruik heeft gemaakt van gereedschap en/of materialen van Prosperity. Rolloblinds is immers al op 14 februari 2011 opgericht en noch [gedaagde sub 2] noch [gedaagde sub 1] heeft gesteld dat zij toen al zelf de benodigde gereedschappen en/of materialen voor het installeren van rolluiken hebben aangeschaft.
4.21.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank voorshands bewezen dat [gedaagde sub 2] en/of [gedaagde sub 1] voor het plaatsen van rolluiken vanuit Rolloblinds gebruik hebben gemaakt van de gereedschappen en materialen van Prosperity en dat de materialen op de als productie 16 overgelegde lijst (‘Controle gereedschap in bedrijfsruimte [plaats]’) ten behoeve van Rolloblinds zijn meegenomen. Gelet daarop zullen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de gelegenheid worden gesteld om tegenbewijs te leveren tegen het voorshands bewezen geachte feit dat de materialen op de als productie 16 overgelegde lijst (‘Controle gereedschap in bedrijfsruimte Bijsterhuizen 3007’) ten behoeve van Rolloblinds zijn meegenomen.
Facturen aan Prosole:
- zonweringen uit Polen
4.22.
Prosperity stelt dat de in de administratie van Prosole gevonden factuur van de Poolse leverancier Antra d.d. 30 september 2010 ter hoogte van € 819,52 voor binnenzonwering ten onrechte ten laste van haar is gebracht, omdat zij niets bij Antra heeft besteld.
4.23.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren aan dat [naam] rolgordijnen bij Antra heeft besteld ten behoeve van zijn zus die in scheiding lag en dat aan het faxnummer onderaan de factuur te zien is dat de factuur aan [naam] is gefaxt. Dit bedrag is betaald vanuit de ABN rekening van [gedaagde sub 2], aldus [gedaagde sub 2].
4.24.
[naam] heeft ter zitting uitdrukkelijk betwist dat hij zonweringen voor zijn zus heeft besteld. Hij stelt dat zus na haar scheiding bij zijn moeder is ingetrokken en hij stelt dat hij nooit in [plaats] zou bestellen maar in Nederland.
4.25.
Gelet op het gemotiveerde verweer van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] en het door Prosperity gedane bewijsaanbod, zal de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 150 Rv. Prosperity in de gelegenheid stellen feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat de in de administratie van Prosole gevonden factuur van de Poolse leverancier Antra d.d. 30 september 2010 ter hoogte van € 819,52 voor binnenzonwering ten onrechte door [gedaagde sub 2] en/of [gedaagde sub 1] ten laste van haar is gebracht, omdat zij niets bij Antra heeft besteld.
- hotelovernachtingen in Polen
4.26.
Prosperity stelt dat hij in de administratie van Prosole Wijchen facturen heeft gevonden van hotelovernachtingen in Polen. Het betreft de door hem overgelegde, aan Prosole gerichte facturen van 27 september 2010 van hotel Bellami ad € 150,-- van 28 september 2010 van Hotel Restaurant Sylwana ad € 330,--. Prosperity stelt dat zij hierdoor is benadeeld omdat zij voor deze hotelovernachtingen in [plaats] aan [gedaagde sub 1] geen toestemming heeft gegeven.
4.27.
[gedaagde sub 1] voert aan dat hij deze hotelovernachtingen zelf heeft betaald maar dat hij ze op naam van Prosole heeft gezet zodat Prosole fiscaal voordeel kon halen.
4.28.
Indien het verweer van [gedaagde sub 1] klopt, is Prosperity niet financieel benadeeld maar zelfs financieel bevoordeeld. [gedaagde sub 1] zal worden opgedragen te bewijzen dat hij deze hotelovernachtingen zelf, uit eigen vermogen, heeft betaald. Indien hij daar niet toe in staat blijkt, moet worden aangenomen dat de facturen door Prosperity zijn voldaan en dat [gedaagde sub 1] aansprakelijk is voor de hierdoor door Prosperity geleden schade.
- reparaties aan de privéauto van [gedaagde sub 2]
4.29.
Prosperity heeft verder diverse aan Prosole gerichte facturen overgelegd van Autobedrijf Wilting met betrekking tot de Peugeot 206 1.9 Diesel van [gedaagde sub 2], waaronder een factuur van vóór de datum van haar indiensttreding, namelijk 17 juli 2010, ter hoogte van € 502,34.
4.30.
[gedaagde sub 2] voert aan dat zij eigenlijk een auto van de zaak zou krijgen maar dat zij, nu dit financieel (nog) niet haalbaar bleek, bij indiensttreding mondeling met [naam] is overeengekomen dat Prosperity alle facturen voor haar privéauto zou betalen.
4.31.
[naam] betwist een dergelijke mondelinge afspraak. De in het contract genoemde ‘autokosten’ zien volgens hem op de normale kilometervergoedingen en niet zomaar op alle facturen, zonder zijn voorafgaande toestemming.
4.32.
Nu [gedaagde sub 2] zich beroept op de rechtsgevolgen van de mondelinge afspraak, zal zij in de gelegenheid worden gesteld om feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat zij bij indiensttreding mondeling met [naam] is overeengekomen dat Prosperity alle facturen voor haar privéauto zou betalen.
Crediteren factuur [derde]
4.33.
Prosperity stelt dat zij erachter is gekomen dat aan [derde] voor het plaatsen van rolluiken een factuur (van Prosole) in rekening is gebracht, die later bleek te zijn gecrediteerd, terwijl zij de geplaatste rolluiken contant heeft afgerekend. Zij heeft de betreffende factuur en creditfactuur overgelegd. Prosperity vermoedt dat [gedaagde sub 1] het contant betaalde bedrag in eigen zak heeft gestoken.
4.34.
[gedaagde sub 1] betwist dat hij geld in eigen zak heeft gestoken en voert aan niets van de contante betaling door [derde] of creditering van deze factuur te weten. Uit het comparitieverslag van de zitting voor de rechtbank te Gouda blijkt dat [gedaagde sub 1] iets anders over deze creditering verklaarde: ‘Ik heb de Poolse man die de overtreding heeft begaan contant moeten betalen, daarom is de factuur waar u het zojuist over had gecrediteerd.’
4.35.
Hoewel het de rechtbank bevreemdt dat [gedaagde sub 1] hierover verschillende verklaringen aflegt, wordt geoordeeld dat enkel een vermoeden dat [gedaagde sub 1] het gecrediteerde bedrag in eigen zak heeft gestoken onvoldoende is om Prosperity in de gelegenheid te stellen om op dit punt bewijs te leveren. Prosperity heeft haar stelling onvoldoende onderbouwd. De vordering zal, voor zover gebaseerd op deze creditfactuur, worden afgewezen.
bekeuring voor bedrijfsauto Prosperity
4.36.
Prosperity stelt dat zij een bekeuring d.d. 11 juli 2011 uit Duitsland binnenkreeg voor de auto die [gedaagde sub 1] tijdens zijn dienstbetrekking tot zijn beschikking had, dat daar een meneer in reed die zij niet kent en dat zij deze bekeuring niet wil betalen.
4.37.
[gedaagde sub 1] stelt dat een bevriende Poolse man in deze auto reed. Deze Poolse man zou volgens hem de heraansluiting van krachtstroom voor Prosperity hebben geregeld en mocht als dank daarvoor deze auto lenen.
4.38.
Niet gesteld of gebleken dat Prosperity deze bekeuring heeft betaald. Integendeel, [naam] heeft zelfs een kopie van een door hem aan de ‘Zentraldienst der Polizei’ gezonden formulier overgelegd waarin hij aangeeft niet te willen betalen omdat hij [gedaagde sub 1] volledig verantwoordelijk houdt voor de overtreding. Daarmee heeft Prosperity niet gesteld dat deze bekeuring op zichzelf een schadeplichtige onrechtmatige daad van [gedaagde sub 1] jegens haar oplevert. De vordering zal, voor zover gebaseerd op deze bekeuring, worden afgewezen.
Vervanging sloten
4.39.
Ten aanzien van dit deel van de verwijten wordt geoordeeld dat Prosperity onvoldoende heeft gesteld en/of onderbouwd dat dit een zelfstandige, schadeplichtige onrechtmatige daad jegens haar oplevert.
Slotsom
4.40.
Prosperity zal worden opgedragen bewijs te leveren zoals is overwogen onder 4.14, 4.17 en 4.25. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen in de gelegenheid worden gesteld tot het leveren van tegenbewijs zoals is overwogen onder 4.21. [gedaagde sub 2] zal worden opgedragen om bewijs te leveren in de zin van overweging 4.32. Ten slotte zal [gedaagde sub 1] worden opgedragen om bewijs te leveren zoals verwoord onder 4.28. De vraag of de gestelde verwijten/gedragingen, in onderling verband en samenhang beschouwd, kunnen leiden tot het oordeel dat er sprake is van onrechtmatige concurrentie en dat [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] uit dien hoofde aansprakelijk zijn voor de door Prosperity geleden en te lijden schade wordt aangehouden.
4.41.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
in reconventie
vordering [gedaagde sub 1]
4.42.
stelt dat hij in de maanden mei, juni, juli en augustus 2011 van Prosperity onvoldoende salaris heeft gekregen. Hij heeft ter onderbouwing hiervan een handgeschreven overzicht overgelegd van wat per maand nog betaald dient te worden en een getypt overzicht overgelegd van aan hem gedane (voorschot)betalingen tot en met juni 2011. Ook heeft hij loonstroken van Prosperity van februari tot en met mei 2011 overgelegd.
4.43.
Prosperity voert aan dat zij het salaris steeds aan [gedaagde sub 1] heeft voldaan en onderbouwt dit met de door als productie 22 overgelegde salarisspecificatie van de maand augustus 2011 (tot en met 12 augustus 2011) en de eindafrekening / jaaropgave van het jaar 2011.
4.44.
[gedaagde sub 1] stelt echter dat het bedrag van de eindafrekening weliswaar op zijn bankrekening is gestort, maar dat hij verder nooit iets contant heeft ontvangen.
4.45.
Ter zitting heeft Prosperity verklaard dat zij kan bewijzen dat aan [gedaagde sub 1] is betaald, gedeeltelijk via de bank en gedeeltelijk contant via kas.
4.46.
Gelet op het verweer van [gedaagde sub 1] en het door Prosperity gedane bewijsaanbod zal Prosperity worden opgedragen feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat zij het salaris van [gedaagde sub 1] over de maanden mei, juni, juli en augustus 2011 heeft voldaan.
4.47.
De ‘nader vast te stellen’ vorderingen van [gedaagde sub 1] uit hoofde van emotionele schade en pensioenrechten worden bij volledig gebrek aan stelplicht en onderbouwing afgewezen.
vordering [gedaagde sub 2]
4.48.
baseert haar vordering met betrekking tot de vergoeding van de autoverzekeringspremies ad € 392,50 op de mondelinge afspraak met [naam] bij indiensttreding dat Prosperity alle facturen voor haar privéauto zou betalen. De verzekeringspremies vallen hier volgens haar ook onder.
4.49.
[naam] betwist, net als in conventie, een dergelijke mondelinge afspraak. De in het contract genoemde ‘autokosten’ zien volgens hem op de normale kilometervergoedingen en niet zomaar op alle facturen, zonder zijn voorafgaande toestemming.
4.50.
[gedaagde sub 2] zal deze mondelinge afspraak moeten bewijzen. Onder overweging 4.32 in conventie is reeds een bewijsopdracht over deze afspraak aan haar verstrekt, zodat in reconventie zal worden volstaan met de verwijzing naar die overweging.
4.51.
Aan haar vordering tot betaling van € 6.514,40 legt [gedaagde sub 2] ten grondslag dat zij ten onrechte bij verstek is veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan [derde]. Zij is van mening dat [derde] dit geldbedrag op Prosperity diende te verhalen. Zij heeft verzet ingesteld tegen het verstekvonnis, welke procedure nog loopt. Ter toelichting heeft zij de dagvaarding van [derde] overgelegd.
4.52.
Uit de overgelegde dagvaarding kan worden opgemaakt dat Prosperity [derde] had gedagvaard tot betaling van voornoemd bedrag aan haar, maar dat [derde] heeft aangevoerd dat zij dit bedrag reeds bevrijdend aan [gedaagde sub 2] heeft betaald. De kantonrechter heeft in de procedure Prosperity - [derde] aangegeven dat de betalingen van [derde] op het door [gedaagde sub 2] opgegeven rekeningnummer niet als rechtsgeldige betaling van de facturen aan de onderneming kunnen worden aangemerkt. [derde] heeft dit bedrag nu van [gedaagde sub 2] als onverschuldigd betaald teruggevorderd
4.53.
Dit onderdeel van de vordering van [gedaagde sub 2] kan niet worden toegewezen. Niet alleen is er vanwege het ingestelde verzet nog geen einduitspraak in de procedure tussen [derde] en [gedaagde sub 2], maar bovendien heeft zij onvoldoende gesteld en onderbouwd waarom [derde] dit bedrag bij Prosperity diende te verhalen en waarom Prosperity bedrag aan haar verschuldigd is.
4.54.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
draagt Prosperity op feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] via Rolloblinds (potentiële) klanten van Prosperity benaderde(n);
5.2.
draagt Prosperity op feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat [derde] en/of ‘ene [derde]’ tijdens dienstverband of andere relevante relatie met Prosperity voor Rolloblinds heeft / hebben gewerkt;
5.3.
draagt Prosperity op feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat de in de administratie van Prosole gevonden factuur van de Poolse leverancier Antra d.d. 30 september 2010 ter hoogte van € 819,52 voor binnenzonwering ten onrechte door [gedaagde sub 2] en/of [gedaagde sub 1] ten laste van haar is gebracht, omdat zij niets bij Antra heeft besteld;
5.4.
laat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] toe om tegenbewijs te leveren tegen het voorshands bewezen geachte feit dat de materialen op de als productie 16 overgelegde lijst (‘Controle gereedschap in bedrijfsruimte Bijsterhuizen 3007’) ten behoeve van Rolloblinds zijn meegenomen;
5.5.
draagt [gedaagde sub 2] op feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat zij bij indiensttreding mondeling met [naam] is overeengekomen dat Prosperity alle facturen voor haar privé-auto zou betalen;
5.6.
draagt [gedaagde sub 1] op feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat hij de facturen van de hotelovernachtingen in Polen, zoals genoemd onder 4.26, zelf, uit eigen vermogen. heeft betaald;
5.7.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
30 oktober 2013voor uitlating door Prosperity en door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.8.
bepaalt dat Prosperity en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], indien zij geen bewijs door getuigen willen leveren maar wel
bewijsstukkenwillen overleggen, die stukken direct in het geding moeten brengen,
5.9.
bepaalt dat Prosperity en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], indien zij
getuigenwillen laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op maandagen in de maanden november 2013 tot en met januari 2014 direct moeten opgeven, waarna dag en uur van de getuigenverhoren zullen worden bepaald,
5.10.
bepaalt dat de getuigenverhoren zullen plaatsvinden op de terechtzitting van mr. B.J. Engberts in het gerechtsgebouw te Arnhem aan Walburgstraat 2 - 4,
5.11.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.12.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
5.13.
draagt Prosperity op feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat zij het salaris van [gedaagde sub 1] over de maanden mei, juni, juli en augustus 2011 heeft voldaan;
5.14.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
30 oktober 2013voor uitlating door Prosperity of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.15.
bepaalt dat Prosperity, indien zij geen bewijs door getuigen willen leveren maar wel
bewijsstukkenwillen overleggen, die stukken direct in het geding moeten brengen,
5.16.
bepaalt dat Prosperity, indien zij
getuigenwillen laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op maandagen in de maanden november 2013 tot en met januari 2014 direct moeten opgeven, waarna dag en uur van de getuigenverhoren zullen worden bepaald,
5.17.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. B.J. Engberts in het gerechtsgebouw te Arnhem aan Walburgstraat 2 - 4,
5.18.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.19.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Engberts en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2013.