In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 13 november 2013 uitspraak gedaan in een incident betreffende de bevoegdheid van de rechtbank. Eiseres, Liander N.V., heeft zich beroepen op artikel 17.2 van haar algemene voorwaarden, waarin staat dat geschillen ter beslechting moeten worden voorgelegd aan de bevoegde rechter te Arnhem. Gedaagde, Provincie Noord-Holland (PNH), heeft in het incident gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart, stellende dat de algemene voorwaarden van Liander niet van toepassing zijn op de overeenkomst tussen partijen.
De procedure begon met een dagvaarding en de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring door PNH. Liander heeft verweer gevoerd en de rechtbank heeft de feiten en stellingen van beide partijen beoordeeld. PNH heeft primair een beroep gedaan op artikel 6:225 lid 1 BW, stellende dat haar aanbod afwijkt van dat van Liander, en subsidiair op artikel 6:225 lid 3 BW, waarin zij stelt dat Liander op de hoogte was van haar afwijzing van de algemene voorwaarden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat PNH de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Liander niet uitdrukkelijk heeft afgewezen. De rechtbank concludeert dat de primaire en subsidiaire grondslagen van PNH niet tot toewijzing van de vordering kunnen leiden. De incidentele vordering van PNH is afgewezen en zij is veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak zal op 8 januari 2014 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.