ECLI:NL:RBGEL:2013:6367

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 november 2013
Publicatiedatum
27 januari 2014
Zaaknummer
245780
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van koopovereenkomsten en verweer op basis van geestelijke stoornis

In deze zaak vordert eiser, [eiser], betaling van een geldsom van € 47.000,00 van gedaagde, [gedaagde], op basis van twee koopovereenkomsten die op 16 december 2011 zijn gesloten. Eiser stelt dat gedaagde niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit deze overeenkomsten, die betrekking hebben op de verkoop van twee woningen. Gedaagde voert als verweer aan dat zijn geestesvermogens zijn gestoord ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten, waardoor hij niet in staat was om een weloverwogen beslissing te nemen. Hij stelt dat eiser misbruik heeft gemaakt van zijn geestelijke toestand.

De rechtbank Gelderland heeft de zaak op 13 november 2013 behandeld. Eiser heeft zijn vordering onderbouwd met de stelling dat gedaagde in gebreke is gebleven en dat hij aanspraak maakt op contractueel verbeurde boetes. Gedaagde heeft zijn verweer onderbouwd met verwijzingen naar zijn geestelijke toestand en heeft betwist dat hij de koopovereenkomsten heeft willen aangaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er behoefte is aan deskundigenonderzoek naar de geestesgesteldheid van gedaagde ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten. De zaak is aangehouden voor het nemen van een akte over de wenselijkheid van een deskundigenbericht.

De rechtbank heeft in reconventie de verdere beslissing aangehouden, gezien het voorwaardelijke karakter van de vorderingen van gedaagde. De zaak zal opnieuw op de rol komen voor het gelijktijdig nemen van een akte over de geestelijke toestand van gedaagde. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken op 13 november 2013.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/245780 / HA ZA 13-440
Vonnis van 13 november 2013
in de zaak van

1.[eiser],

wonende te [woonplaats],
2.
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. P.J. Gijsbertsen te ‘s-Gravenhage,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. M.H. Boersen te [woonplaats].
Partijen zullen hierna [eiser] (in enkelvoud) en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 juli 2013,
  • het proces-verbaal van comparitie van 3 oktober 2013,
  • de conclusie van antwoord in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van een tweetal woningen. De ene woning ligt aan [adres] te [woonplaats] (kadastraal bekend [adres], hierna aangeduid als de woning te [woonplaats]. In die woning heeft [eiser] zijn hoofdverblijf. De andere woning is een chalet gelegen op recreatiepark [woonplaats] ([woonplaats]), hierna de woning te [woonplaats].
2.2.
[gedaagde] heeft op 16 december 2011 een tweetal koopakten getekend met betrekking tot de woningen te [woonplaats] en [woonplaats] (hierna: de koopovereenkomsten). De koopprijs voor de woning te [woonplaats] bedroeg € 350.000,00 en de koopprijs voor de woning te [woonplaats] bedroeg € 120.000,00. In die akten staat bepaald dat de levering van de woningen in beginsel zal plaatsvinden op 6 februari 2012. In de koopakte met betrekking tot de woning te [woonplaats] staat in artikel 10 lid 2 het volgende bepaald:
“(…)Bij ontbinding van de overeenkomst op grond van tekortkoming zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij een zonder ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst terstond opeisbare boete van € 12.000,- (…) verbeuren (…)”
En in artikel 10 lid 2 van de koopakte met betrekking tot de woning te [woonplaats]:
“(…)Bij ontbinding van de overeenkomst op grond van tekortkoming zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij een zonder ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst terstond opeisbare boete van € 35.000,- (…) verbeuren (…)”
2.3.
[gedaagde] heeft op 9 januari 2012 van de heer [naam] een woning aan de [adres] te [woonplaats] gekocht. Het notarieel transport vond plaats op 24 januari 2012.
2.4.
Op verzoek van de zus van [gedaagde] zijn bij beschikking van de rechtbank Arnhem van 26 januari 2012 (zaaknummer 797198 BM VERZ 12-3035) ex artikel 1:431 BW de goederen van [gedaagde] onder bewind gesteld. [bewindvoerder](hierna: [bewindvoerder] is tot bewindvoerder benoemd.
2.5.
[eiser] heeft op 2 februari 2012 als volgt aan [gedaagde] geschreven:
“Referent naar de koopaktes welke wij getekend hebben op 16 december 2011 zou u aan ons melden bij welke notaris de overdracht plaats zal vinden. Ondanks herhaaldelijk verzoek aan u om met ons contact op te nemen hebben wij tot op heden niets meer van u vernomen. Wij attenderen u er op dat mocht u verzuimen voor geplande overdracht datum 06-02-2012 kontact met ons op te nemen, zullen wij u in gebreken stellen. Dit betekend dat conform de koopaktes u aan ons verschuldigd bent, een bedrag van € 47.000,-, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding en vergoeding van kosten van verhaal. Wij wijzen u erop dat, in verband met de koopovereenkomst, de huurder van de chalet in [woonplaats] inmiddels is verhuisd. In dien u in gebreken blijft zullen wij naast eerder genoemd bedrag onder andere ook de gemiste huurinkomsten bij u verhalen.(…)”
2.6.
[bewindvoerder] heeft op 3 februari 2012 als volgt aan [eiser] geschreven:
“(…) Hedenmorgen heb ik de heer [gedaagde] gebeld en hem gevraagd of hij een chalet had gekocht in [woonplaats]. Hij wist van niets en had ook nooit een koopakte getekend, vertelde hij mij.
Rond 10.00 uur vanmorgen heb ik u gebeld en u medegedeeld dat ondergetekende de bewindvoerder is en dat ondergetekende, maar ook de heer [gedaagde] niets weten van een koopakte van een chalet in [woonplaats]. Wij spraken af, dat ik u de beschikking van de rechtbank zal mailen en dat u dan de koopakte terug zal mailen.(…)”
2.7.
[eiser] heeft op 4 februari 2012 het volgende aan [bewindvoerder] geschreven:
“(…) Als bijlage treft u aan de koopaktes welke zowel door ons als dhr. [gedaagde] zijn ondertekend. Wij zijn dan ook zeer verbaasd van u te vernemen dat dhr. [gedaagde] ontkent dat hij een overeenkomst zou zijn aangegaan.
(…)
Wij stellen dan ook dat dhr. [gedaagde] ingeperkte is gebleven. Wij eisen hierbij de boetes op conform de overeenkomsten. Daarnaast zullen wij de gemiste huur inkomsten bij dhr. [gedaagde] verhalen totdat er een nieuwe huurder van de chalet is, of deze zal zijn verkocht. Wij sommeren dhr. [gedaagde] hierbij om 10 procent van de koopsommen zijnde € 47.000,- plus de gemiste huurinkomsten ad. € 650,- over de maand februari per direct over te maken op rekening nummer (….).”
2.8.
De (toenmalige) advocaat van [gedaagde] heeft bij brief van 17 februari 2012 het volgende standpunt ingenomen:
“Cliënt heeft desgevraagd aangegeven geen koopovereenkomst te hebben gesloten en deze akte wordt derhalve primair betwist.
Subsidiair: voor zover mocht blijken dat cliënt wel zou kunnen worden gehouden aan de koopovereenkomst dan ontbind ik deze namens cliënt door dit schrijven zulks overeenkomstig de aan de koper vergunde termijn van vrijblijvend kunnen terugtreden.
Meer subsidiair beroep ik mij nietigheid dan wel vernietigbaarheid van de koopovereenkomst nu er aan de zijde van de koper sprake is van een persoon die kennelijk lijdt aan een kennelijk gebrekkige wilsvorming c.q. verminderd inzicht in de aard en strekking van zijn handelingen. Dit aspect is onmiskenbaar aan zijn persoon gerelateerd en valt ook door u bij contact met hem eenvoudig vast te stellen.(…)”
2.9.
Bij beschikking van 5 maart 2012 van de rechtbank Arnhem (zaaknummer 797198 BM VERZ 12-3035) is de beschikking van 26 januari 2012 gewijzigd en is met ingang van 5 maart 2012 [bewindvoerder] ex artikel 1:380 BW tot provisioneel bewindvoerder benoemd over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [gedaagde].
2.10.
Bij brief van 27 maart 2012 heeft [bewindvoerder] de koopovereenkomsten buitengerechtelijk vernietigd op grond van artikel 3:44 lid 1 jo lid 4 BW.
2.11.
Bij beschikking van de rechtbank Arnhem van 27 september 2012 (zaaknummer 797198 BM VERZ 12-3035) is [gedaagde] wegens een geestelijke stoornis onder curatele gesteld. [bewindvoerder] is tot curator benoemd.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de veroordeling van [gedaagde] om aan [eiser] te voldoen:
een bedrag in hoofdsom groot zijnde € 47.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2012 tot aan de dag van volledige betaling;
een bedrag ter zake buitengerechtelijke kosten van € 1.245,00;
de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering de met [gedaagde] gesloten koopovereenkomsten met betrekking tot zijn woningen te [woonplaats] en [woonplaats] ten grondslag. [gedaagde] heeft niet voldaan aan zijn afnameverplichting. Daarom heeft [eiser] de koopovereenkomsten ontbonden en wordt op grond van artikel 10 lid 2 van die overeenkomsten aanspraak gemaakt op de contractueel verbeurde boetes.
3.3.
Het door [gedaagde] bij conclusie van antwoord gevoerde verweer luidt als volgt.
Primairstelt [gedaagde] dat [eiser] geen vordering op hem heeft. Daartoe heeft hij in eerste instantie een beroep gedaan op wilsontbreken ex artikel 3:34 lid 1 BW en in tweede instantie een beroep gedaan op misbruik van omstandigheden ex artikel 3:44 lid 4 BW. In verband daarmee heeft [gedaagde] gesteld dat zijn geestesvermogens gestoord zijn.
Subsidiairheeft [gedaagde] zich op het standpunt gesteld dat het beroep van [eiser] op het boetebeding in strijd is met de redelijkheid en billijkheid.
Meer subsidiairheeft [gedaagde] een beroep gedaan op artikel 6:94 BW, matiging van de gevorderde boetes.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert voorwaardelijk (voor het geval de vorderingen in conventie (deels) worden toegewezen):
I. de rechtshandeling(en) van [gedaagde] die heeft/hebben geleid tot de totstandkoming van de koopovereenkomsten d.d. 16 december 2011, althans deze koopovereenkomsten, te vernietigen;
II. [eiser] hoofdelijk te veroordelen om aan [gedaagde] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag dan wel bedragen die gelijk zijn aan de bedragen dan wel al hetgeen [gedaagde] op grond van het in conventie te wijzen vonnis aan [eiser] dient te voldoen;
III. te verklaren voor recht dat ieder bedrag tot betaling waarvan [gedaagde] in conventie wordt veroordeeld, [gedaagde] gerechtigd is dit bedrag/deze bedragen te verrekenen met al hetgeen tot betaling waartoe [eiser] in reconventie wordt veroordeeld;
IV. [eiser] hoofdelijk te veroordelen tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [gedaagde] van de kosten van dit geding, waaronder begrepen de nakosten.
3.6.
[eiser] voert verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
De kern van het verweer van [gedaagde] betreft zijn stelling dat zijn geestesvermogens zijn gestoord en dat daardoor zijn wil heeft ontbroken tot het aangaan van de koopovereenkomsten, althans dat [eiser] bij het aangaan van de koopovereenkomsten misbruik heeft gemaakt van die gestoorde geestestoestand. Door deze geestestoestand was hij niet in staat om de bij de koopovereenkomsten betrokken belangen in te schatten en af te wegen op een wijze zoals van een handelingsbekwaam persoon mag worden verwacht. [gedaagde] begreep niet wat hij tekende, mede doordat hij niet goed kan lezen. Het aangaan van de koopovereenkomsten – overigens zonder externe financiering – was financieel zeer nadelig, gelet op zijn daadwerkelijke vermogen en financiële draagkracht, aldus [gedaagde].
4.2.
[eiser] heeft betwist dat de geestesvermogens van [gedaagde] gestoord zijn, althans hij heeft gesteld dat voor hem niet kenbaar was dat sprake zou zijn van gestoorde geestesvermogens. [eiser] heeft in dat kader gesteld dat hij [gedaagde] (die in het bijzijn was van ene mevrouw [naam]) zowel op 13 als 16 december 2012 heeft ontmoet en tijdens de bezichtigingen van de twee woningen uitgebreid met [gedaagde] heeft gesproken over onder meer de reden voor de koop van de woningen en de financiering van een en ander. Tijdens die ontmoetingen was het voor [eiser] niet kenbaar dat [gedaagde] zou lijden aan gestoorde geestesvermogens. Dat geen sprake is van gestoorde geestesvermogens volgt bovendien uit het feit dat [gedaagde] in januari 2012 een woning in [woonplaats] heeft gekocht en heeft afgenomen, aldus [eiser].
4.3.
[gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord betwist dat hij de twee woningen heeft bezichtigd. Wel heeft hij erkend, althans zo volgt uit zijn stellingen, dat hij [eiser] op enig moment heeft ontmoet. Ter zitting heeft [gedaagde] echter gesteld dat hij [eiser] nimmer heeft ontmoet. Hij heeft desgevraagd ook aangegeven [eiser] niet te kennen. Aanvankelijk stelde [gedaagde] voorts ter zitting dat hij zijn handtekening niet had gezet onder de koopovereenkomsten. De advocaat van [gedaagde] heeft vervolgens gesteld dat [gedaagde] wel degelijk heeft getekend, maar dat hij niet wist waarvoor hij tekende. [gedaagde] heeft toen gesteld dat de koopovereenkomsten door ene heer Stelwagen aan hem zijn voorgelegd met de mededeling dat deze papieren betrekking hadden op de aankoop van de woning te [woonplaats] (r.o. 2.3.), althans zo heeft [gedaagde] dat begrepen. Ter toelichting daarop heeft de advocaat van [gedaagde] het standpunt ingenomen dat de heer Stelwagen met [eiser] heeft samengespannen en op slinkse wijze [gedaagde] geld afhandig heeft willen maken.
4.4.
De rechtbank stelt op grond van het hierboven weergegeven partijdebat en de wisselende standpunten die [gedaagde] heeft ingenomen vast dat [gedaagde] in ieder geval stelt dat hij niet de wil heeft gehad om de koopovereenkomsten met betrekking tot de woningen te [woonplaats] en [woonplaats] aan te gaan, zoals is bedoeld in artikel 3:34 lid 1 BW.
4.5.
Artikel 3:34 BW bepaalt dat wanneer iemand wiens geestesvermogens blijvend of tijdelijk zijn gestoord, iets heeft verklaard, een met die verklaring overeenstemmende wil geacht wordt te ontbreken, indien de stoornis een redelijke waardering van de bij de handeling betrokken belangen belette of indien de verklaring onder invloed van die stoornis is gedaan. Een verklaring wordt vermoed onder invloed van de stoornis te zijn gedaan, indien de rechtshandeling voor de geestelijke gestoorde nadelig was, tenzij het nadeel op het tijdstip van de rechtshandeling redelijkerwijze niet was te voorzien.
4.6.
In het kader van de beoordeling van de vraag of bij [gedaagde] ten tijde van het aangaan van de koopovereenkomsten sprake was van gestoorde geestesvermogens staat vast dat nadien (het vermogen van ) [gedaagde] onder bewind is gesteld en dat hij in een later stadium onder curatele is gesteld. De advocaat van [gedaagde] heeft voorts gesteld dat in het kader van de ondercuratelestelling psychiater mevrouw [naam] heeft geconstateerd dat sprake is van cognitieve beperkingen die het meest passen bij zwakbegaafdheid. Dat rapport dateert echter van na het aangaan van de koopovereenkomsten. Gelet op het voorgaande en het gemotiveerde verweer van [eiser] (zoals hierboven weergegeven onder 4.3.) heeft de rechtbank behoefte aan voorlichting door een deskundige naar de geestesgesteldheid van [gedaagde] ten tijde van het aangaan van beide koopovereenkomsten. De rechtbank is van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige. [gedaagde], op wie in gevolge artikel 3:34 lid 1 BW de bewijslast rust van zijn stellingen aangaande zijn geestestoestand, zal in beginsel met het voorschot ten behoeve van de deskundige worden belast. [gedaagde] zal in het kader van die bewijslast na het deskundigenbericht zich mogen uitlaten over de vraag of hij nog aanvullend bewijs wil leveren. De zaak zal thans naar de rol worden verwezen opdat de partijen zich over de wenselijkheid van een deskundigenbericht, de discipline van de deskundige alsmede de vraagstelling zullen kunnen uitlaten. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige, dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben.
4.7.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
in reconventie
4.8.
Gelet op het voorwaardelijke karakter van de reconventionele vorderingen, zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
27 november 2013voor het gelijktijdig nemen van een akte over hetgeen is vermeld onder 4.6.,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2013.
Cc: AB