In deze zaak vorderde de gemeente Lelystad betaling van huurpenningen van [gedaagde], die als externe rentmeester van N.V. PGEM fungeerde. De rechtbank Gelderland oordeelde dat [gedaagde] een bedrag van € 19.399,00 aan de gemeente Lelystad moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding op 7 januari 2013. De vordering was gebaseerd op het feit dat [gedaagde] huurpenningen had geïncasseerd van de huurder van een woning die de gemeente Lelystad in eigendom had verkregen. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] de huurpenningen had ontvangen namens de gemeente en dat hij tekort was geschoten in zijn verplichtingen door deze niet af te dragen. De rechtbank verwierp het verweer van [gedaagde] dat er geen rechtsverhouding bestond tussen hem en de gemeente Lelystad, en dat de vordering verjaard was. De rechtbank concludeerde dat de gemeente Lelystad de verjaring had gestuit door [gedaagde] in december 2008 te verzoeken om betaling. De rechtbank wees de vordering tot betaling van de huurpenningen voor de periode van 9 augustus 1999 tot en met november 2003 af, omdat deze was verjaard. De proceskosten werden aan de zijde van de gemeente Lelystad begroot op € 3.071,79. Het vonnis werd uitgesproken op 6 november 2013.