ECLI:NL:RBGEL:2013:6287

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 december 2013
Publicatiedatum
8 januari 2014
Zaaknummer
AWB 13/1097, AWB 13/1164, AWB 13/1607, AWB 13/1608 en AWB 13/2228
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • M.C.G.J. van Well
  • T.P.E.E. van Groeningen
  • G. Noordraven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak heeft verzoekster op 9 december 2013 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. L.M. Vogel, de rechter die betrokken was bij de behandeling van verschillende bestuursrechtelijke zaken, geregistreerd onder de nummers AWB 13/1097, AWB 13/1164, AWB 13/1607, AWB 13/1608 en AWB 13/2228. Verzoekster was van mening dat de rechter partijdig was, omdat zij een stuk van de verweerder had toegelaten, ondanks dat deze de termijn voor indiening niet had gerespecteerd. Daarnaast voelde verzoekster zich benadeeld omdat de rechter haar niet toestond om verweerder als leugenaar te bestempelen, terwijl de verweerder haar beschuldigde van leugens. De rechter heeft in haar verweer aangegeven dat de beslissing om het stuk toe te laten een inhoudelijke beslissing was, die niet door middel van een wrakingsverzoek kan worden aangevochten. De wrakingskamer heeft de zaak behandeld op 17 december 2013, waarbij verzoekster niet aanwezig was. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoekster geen concrete feiten of omstandigheden heeft aangedragen die zouden wijzen op vooringenomenheid of objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid van de rechter. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat de wrakingsgrond niet is aangetoond en heeft het verzoek tot wraking afgewezen. De beschikking is op 20 december 2013 openbaar uitgesproken door de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, door de rechters M.C.G.J. van Well, T.P.E.E. van Groeningen en G. Noordraven, in tegenwoordigheid van griffier mr. S. Westerdijk.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Wrakingskamer
Registratienummers: AWB 13/1097, AWB 13/1164, AWB 13/1607, AWB 13/1608 en AWB 13/2228
Beschikking van 20 december 2013
in de zaak van
[verzoekster tot wraking]
,
verzoekster tot wraking,
tegen
mr. L.M. Vogel,
in haar hoedanigheid van rechter in de zaak met bovenvermelde registratienummers,
verder te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1
Op de zitting van 9 december 2013 heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechter.
1.2
Bij schrijven van 10 december 2013 heeft de rechter te kennen gegeven niet in de wraking te berusten en heeft zij haar zienswijze ten aanzien van het wrakingsverzoek uiteengezet.
1.3
Bij e-mail bericht van 16 december 2013 heeft verzoekster bij wijze van verweer nog een tweetal schriftelijke stukken ingediend. Deze zijn tevens in afschrift aan de rechter toegezonden.
1.4
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking behandeld ter zitting van 17 december 2013. Verzoekster is niet verschenen. De rechter heeft in voormeld schrijven laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
De wrakingskamer stelt vast dat het verzoek tot wraking is gericht tegen de rechter
in de zaak geregistreerd onder de registratienummers AWB 13/1097, AWB 13/1164, AWB 13/1607, AWB 13/1608 en AWB 13/2228 die ter zitting van 9 december 2013 gevoegd behandeld zijn.
2.2
Verzoekster heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek en het aanvullende verweerschrift aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat de rechter een stuk van verweerder ter zitting heeft toegelaten ondanks dat verweerder de daarvoor gestelde termijn van elf dagen voor de zitting niet in acht heeft genomen. Verzoekster heeft pas ter zitting kennis kunnen nemen van dit ingebrachte stuk. Zij heeft hiervan tevens geen afschrift ontvangen. Tevens stelt verzoekster zich op het standpunt dat de rechter niet onpartijdig is nu zij ter zitting niet toelaat dat zij verweerder een leugenaar noemt, terwijl er niets aan de hand is als verweerder verzoekster van leugens beschuldigt. De rechter heeft de gemachtigde van verweerder niet tot de orde geroepen toen die haar ter zitting beschuldigde van het plegen van valsheid in geschriften.
2.3
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten. In haar verweer heeft zij ten aanzien van het toelaten van het stuk aangevoerd dat zij een rechterlijke beslissing op grond van artikel 8:58 van de Awb heeft genomen. Dat de beslissing van de rechter na kennisneming van het standpunt van verzoekster anders luidde dan verzoeksters standpunt, wijst niet op partijdigheid. Ten aanzien van de tweede wrakingsgrond stelt de rechter zich op het standpunt dat deze grond op een bejegeningskwestie ziet. De rechter heeft verzoekster gemaand de procesvoering zakelijk te houden. Ook dit wijst niet op partijdigheid.

3.De beoordeling

3.1
In artikel 8:15 van de Awb is bepaald dat op verzoek van een partij een rechter die een zaak behandelt kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Blijkens de Memorie van Toelichting bij artikel 8:15 van de Awb is de ratio van het instituut van wraking gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid en tegen de schijn van de rechterlijke partijdigheid.
3.3
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich de uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing vormt voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.4
De wrakingskamer stelt voorop dat een wrakingsgrond gelegen dient te zijn in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de (persoon van de) rechter die de zaak behandelt; het wrakingsverzoek dient het betrokken lid (of de betrokken leden) van het rechterlijk college te betreffen, niet het rechterlijk college als zodanig.
3.5
De klacht van verzoekster richt zich enerzijds tegen de beslissing van de behandelend rechter om een stuk op grond van artikel 8:58 van de Awb toe te laten. De juistheid van de beslissing kan op zichzelf niet door middel van een wrakingsverzoek aan de orde worden gesteld omdat het een inhoudelijke beslissing is. Dat kan alleen door een rechtsmiddel (zoals verzet of hoger beroep) tegen de beslissing aan te wenden. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de rechter bij het geven van deze beslissing vooringenomen was tegen verzoekster of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bestond, heeft verzoekster niet aangevoerd. Ook de in het kader van het verweer ingediende schriftelijke stukken zien op de inhoudelijke beslissing. Uit het enkele feit dat de rechter niet heeft beslist overeenkomstig het standpunt van verzoekster, kan de rechtbank niet afleiden dat de rechter vooringenomen was of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bestond. Dat verzoekster van dat stuk (nog) geen afschrift heeft gehad leidt evenmin tot de gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid. Hierbij neemt de wrakingskamer in aanmerking dat het stuk weliswaar ter zitting is toegelaten maar nog niet daadwerkelijk bij de gedingstukken is gevoegd, nu tijdens de behandeling verzoekster de rechter gewraakt heeft. Het stuk bevindt zich dan ook nog niet in het dossier. De wrakingskamer gaat er van uit dat dit stuk alsnog bij de gedingstukken wordt gevoegd bij de voortzetting van de behandeling en verzoekster hiervan een afschrift zal ontvangen.
3.6
De tweede wrakingsgrond van verzoekster betreft de manier waarop zij door de rechter is bejegend. Voor dergelijke klachten is de wrakingsprocedure niet bedoeld. Verzoekster kan daarover desgewenst een klacht indienen. Dat de rechter verzoekster vraagt zich tot haar te richten en niet tot vertegenwoordigster van verweerster, het zakelijk te houden en geen scheldwoorden te gebruiken, daarbij kennelijk doelend op de gebruikte term ‘leugenaar’, behoort tot het handhaven van de procesorde ter zitting. Dat de rechter eerder heeft toegelaten, zoals blijkt uit het proces-verbaal, dat de gemachtigde van verweerder zegt het verhaal van verzoekster ‘heel onaannemelijk’ te vinden en dat verzoekster ‘meer dingen schrijft die niet kloppen’, doet daar niet aan af. Partijen moeten immers hun standpunten naar voren kunnen brengen, maar de rechter moet ergens een grens stellen ten aanzien van de bejegening ter zitting, teneinde de orde te handhaven. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat in deze bejegening partijdigheid van de rechter tegen verzoekster - of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor - besloten ligt, heeft verzoekster verder niet aangevoerd. Uit het voorgaande volgt dat het verzoek moet worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door de mrs. M.C.G.J. van Well, voorzitter en T.P.E.E. van Groeningen en G. Noordraven, rechters in tegenwoordigheid van de griffier
mr. S. Westerdijk en in openbaar uitgesproken op 20 december 2013.
de griffier de voorzitter
De griffier is verhinderd deze beschikking te ondertekenen.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.